Een vicieuze Kring

MARLEEN VOS "Het is hoe langer hoe meer behelpen." © Kris Van Exel

Door nijpende personeelsproblemen dreigen de Kringwinkels het slachtoffer te worden van hun eigen succes.

“Wist je dat de 134 Vlaamse Kringwinkels samen bijna evenveel mensen werk bieden als Volvo Cars Gent?”, glimlacht Marleen Vos, algemeen directeur van Komosie, de koepel van milieuondernemers in de sociale economie die ook de kringloopcentra omvat. Met een jaarlijkse omzet van 48 miljoen euro, 5353 werknemers en 5,6 miljoen klanten is het inderdaad een bedrijf van formaat, ook al wordt het zelden zo gezien.

Op het hoofdkantoor van Komosie in Berchem maakt Vos de balans op. Gevraagd naar wat er voor haar uitspringt, aarzelt ze geen seconde. “Dat we er ondanks de problemen toch nog in slagen te groeien. We hebben het afgelopen jaar meer winkels geopend, meer ingezameld, en meer verkocht aan meer klanten.”

En dat ‘ondanks de problemen’ dus. Wat zijn die dan? “Het is hoe langer hoe meer behelpen”, zucht ze. “Ik krijg steeds meer noodsignalen van leden dat ze moeite hebben om gesubsidieerde werknemers te vinden.”

De meeste Kringwinkels zijn maatwerkbedrijven (de vroegere sociale werkplaatsen). De Vlaamse overheid heeft een contingent sociale tewerkstellingsplaatsen bepaald voor de sector, maar dat volstaat al jaren niet meer om het werk te doen, zegt Vos. Het optrekken van het aantal toegewezen gesubsidieerde werknemers lijkt een logische oplossing, maar ook dat zal in de huidige omstandigheden weinig zoden aan de dijk zetten, klinkt het. “Het is nu al moeilijk om mensen die bij ons uitstromen – omdat ze met pensioen gaan bijvoorbeeld – goed te vervangen.”

Volgens cijfers van de VDAB zijn er op de Vlaamse arbeidsmarkt 55.000 werkzoekenden die niet klaar zijn om morgen in het reguliere economische circuit te werken, omdat ze te weinig technische competenties hebben bijvoorbeeld, of een slechte werkattitude. “Wij zouden er 1600 tot 2000 zinvol werk kunnen aanbieden”, meldt Vos. “Het probleem is dat we onvoldoende uit dat reservoir mogen putten.”

Ze wijst naar de Vlaamse arbeidsbemiddelingsdienst VDAB. “Mensen die in aanmerking zouden moeten komen voor sociale tewerkstelling botsen op de indiceringsmethodiek ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health, nvdr) die de VDAB gebruikt om te bepalen wat het probleem is van de werkzoekende, en hoe groot zijn afstand is tot de arbeidsmarkt. Maar dat instrument strookt niet met de realiteit. Het is niet omdat iemand een rijbewijs heeft om met een vrachtwagen te rijden, dat die perfect in staat is om in de reguliere arbeidsmarkt voor een vervoersbedrijf te werken. Hij heeft bijvoorbeeld een alcoholprobleem, komt net uit de gevangenis, of lijdt aan angststoornissen.”

“Het is een misvatting dat wij daar geen rekening mee houden”, reageert Carole Castelein, projectmanager voor collectief maatwerk en lokale diensteneconomie bij de VDAB. “Wij kijken bij elk individu wat de sterktes en zwaktes zijn. Zo gaan wij na of iemand een ziekte of een stoornis heeft. Daarnaast zijn er ook criteria die meten of iemand nauwgezet werkt, probleemoplossend kan denken, goed kan rekenen, taalvaardig is, met stress kan omgaan, … Met dat totaalbeeld kunnen we inschatten wat iemand wel of niet kan. Wat daar vervolgens mee gebeurt, is een zaak voor het beleid.”

Komosie schiet op de boodschapper, laat ze daarmee verstaan. “Ik weet dat de sociale werkplaatsen vinden dat wij te zwakke profielen doorsturen, maar wij voeren gewoon het beleid van de Vlaamse ministers van Werk en Sociale Economie (Philippe Muyters en Liesbeth Homans, beiden N-VA, nvdr) uit. Daar is de keuze gemaakt enkel de meest kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt naar de sociale economie te leiden. Het is onze taak er de te sterke profielen uit te halen.”

Na die ‘filtering’ komt de VDAB uit op zo’n 12.000 werkzoekenden die in aanmerking komen voor werk in de sociale economie. Dat zijn er toch nog heel wat? Is De Kringwinkel niet te kieskeurig? “Wij willen met zwakke profielen werken, maar die moeten na een inwerkperiode in staat zijn tot betaald werk”, zegt Vos. “Er is maar een beperkte plaats voor mensen die in arbeidszorg zitten. Zij tellen bijvoorbeeld of alle stukjes in de puzzels zitten die we willen verkopen. We hebben een evenwichtige verhouding nodig tussen sterkere en zwakkere profielen.”

Ze kan het niet genoeg benadrukken. “Kringwinkels moeten een minimaal rendement halen om hun doelstelling van ‘hergebruik’ te realiseren. Er zijn in een Kringwinkel ook iets complexere taken, zoals de reparatie van huishoudtoestellen of fietsen. We vinden nog amper mensen die in staat zijn om een wasmachine te herstellen.”

Terugverdieneffect

Door te verhinderen dat beter gekwalificeerde werkzoekenden hun weg vinden naar de sociale economie, laat de overheid een aanzienlijk terugverdieneffect liggen, suggereert een sociale kosten-batenanalyse van het Samenwerkingsverband Sociale Tewerkstelling uit 2014. Voor de maatschappij is er per voltijdse gesubsidieerde doelgroepwerknemers jaarlijks gemiddeld een netto financieel voordeel van 12.228 euro, stelt de studie. Dat valt uiteen in 3793 euro besparingen voor de overheid, 5350 euro voor de samenleving omdat iemand die anders geen werk zou vinden toch economisch actief is, en 3085 euro voor het individu onder de vorm van een hoger nettoloon. Dat brengt het maatschappelijke voordeel van de extra tewerkstelling van 1600 à 2000 werknemers door De Kringwinkel op 19 tot 25 miljoen euro per jaar.

Waarom stijgt de sociale tewerkstelling dan niet als de voordelen zo substantieel zijn? Vos kan er geen begrip voor opbrengen. “Enerzijds zegt de regering ‘besparen!’ en anderzijds ‘jobs! jobs! jobs!’. Er zijn genoeg mensen die werk zoeken, wij willen ze aanwerven en het brengt voor de overheid nog eens op ook. Ik begrijp dus niet waarom ze niet meer doet.”

Of toch. Als ze redeneert vanuit de politieke structuren in plaats van het algemene belang, ziet Vos wel een verklaring. “Besparingen op werkloosheid zijn positief voor de federale overheid, terwijl de investeringen in sociale tewerkstelling een kostprijs zijn voor de Vlaamse overheid. Mochten opbrengsten en kosten op één niveau zitten, zou er een gemeenschappelijk doel zijn en een betere afstemming.”

Ziekteverzuim

Om de hoogste nood te lenigen, grijpen de Kringwinkels naar andere statuten. “We nemen onder meer artikel 60’ers (mensen die zijn aangeworven via het OCMW, nvdr), werkgestraften en stagiairs in dienst, maar dat zijn tijdelijke en geen structurele oplossingen. Artikel 60’ers mogen bijvoorbeeld maar twaalf maanden in dezelfde organisatie werken, en dan nog eens op twee verschillende activiteiten of werkvloeren.”

Door het aanmodderen met die statuten komt er steeds meer druk op het bestaande personeel, met alle gevolgen van dien, merkt Vos op. “Uiteindelijk is dit een kwetsbare groep mensen die zich niet staande weten te houden in het reguliere economische circuit. Dat verklaart waarom sommige Kringloopcentra met een ziekteverzuim van 20 procent te kampen hebben, waar dat vroeger maar 8 procent was.”

Ook het omkaderend personeel heeft het lastig. “Omdat zij voortdurend de gaten moeten dichtrijden en overal moeten inspringen, komen onze stafmedewerkers onvoldoende toe aan hun eigen taak om onze doelgroepmedewerkers op de werkvloer te begeleiden. Ook bij hen zien we steeds meer burn-outs.”

Milieubewuster

Het is een luide valse noot in een nochtans uitstekend parcours. Naast sociale tewerkstelling streeft De Kringwinkel nog andere maatschappelijke doelen na. Een eerste is om goederen van de afvalberg te redden en zo de levensduur van producten te verlengen. De groep verzamelde vorig jaar 69.550 ton goederen, waarvan de helft hergebruikt werd. “We zijn er trots op dat we erin slagen mensen milieubewuster te maken”, zegt Vos. “Ze brengen niet alleen steeds meer spullen naar de Kringwinkel, maar kopen er ook almaar meer.”

In 2015 kocht de gemiddelde Vlaming voor 5 kilogram bij de Kringwinkels. De ambitie is dat op te krikken naar 7 kilo tegen 2022. Een van de hefbomen zijn creatieve allianties, zoals commerciële partnerschappen. Zo werkt De Kringwinkel samen met Veritas, waar de klant een kortingbon krijgt in ruil voor textiel dat hij binnenbrengt, en krijgen Kringloopcentra de meubelstukken van KBC-kantoren die vernieuwen of sluiten. Tegenover het grotere aanbod moet ook een grotere vraag staan, die De Kringwinkel op verschillende manieren tracht aan te wakkeren. “Zo raden we lokale overheden, vzw’s en start-ups aan eens bij ons langs te komen als ze dingen nodig hebben in plaats van alles nieuw te kopen”, vertelt Vos. “Dat kan meteen ook in hun milieudoelstellingen passen.”

Een andere belangrijke doelstelling van De Kringwinkel is een basiskwaliteit te leveren aan mensen met een heel laag inkomen. “Zij zijn vaak aangewezen op een Kringwinkel voor hun meubels, om hun kinderen te kleden of om speelgoed te kopen”, legt Vos uit. “Dat moet een toegankelijk en kwalitatief aanbod zijn.”

Het stigma om in Kringwinkels te shoppen is al lang weg, getuige de vele hipsters die er spullen halen. Vos is blij met dat gemengde publiek. “Bovendien helpt het bij de creatie van sociale tewerkstelling als er meer mensen komen, en past het ook bij onze doelstelling om hergebruik te stimuleren.”

Met de website kringshop.be zijn de kringwinkels van het Hageland begonnen met het online aanbieden van tweedehands. “Het is een proefproject waar we uit willen leren”, zegt Vos. “Daarnaast is er uwkringding.be, een site waar curiosa geveild worden. Dat zijn aanvullende en geen vervangende kanalen, want ze creëren op zich geen sociale tewerkstelling. We willen geen concurrentie worden voor websites als 2dehands.be of Kapaza, maar het geeft onze medewerkers de kans ook in die sector ervaring op te doen.”

Daan Ballegeer, fotografie Kris Van Exel

“Er zijn genoeg mensen die werk zoeken, wij willen ze aanwerven en het brengt voor de overheid nog eens op ook. Ik begrijp dus niet waarom de regering niet meer doet”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content