Een verlichte collectie uit Zevenburgen

In de achttiende eeuw kon Samuel Von Brukenthal een unieke collectie oude meesters aanleggen. Hij liet zich inspireren door zijn Habsburgse broodheren en opende in Oost-Europa een mini Kunsthistorisches Museum. ‘De meesterwerken uit de collectie-Brukenthal’ zijn nu te zien in Luxemburg.

“Het leek wel alsof dit schilderij was thuisgekomen toen ik het in het restauratieatelier zag. De prachtige sneeuwlucht was net dezelfde als de lucht die ik door het grote raam van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel zag”, vertelt Boris Fuge, de persverantwoordelijke van de Villa Vauban in Luxemburg.

Hij staat voor ‘Kindermoord te Bethlehem’, een werk dat aan Pieter Bruegel de Oude wordt toegeschreven en dat in de aanloop naar de tentoonstelling ‘Meesterwerken uit de collectie-Brukenthal’ werd geanalyseerd en gerestaureerd in Brussel. In Luxemburg wordt het schilderij geconfronteerd met ander werk van de Brueghel-familie uit de vaste collectie van de Villa Vauban en uit de collectie van Brukenthal.

Eigen volk eerst

Baron Samuel Von Brukenthal (1721- 1803) opende in zijn geboortestad Hermannstadt (Sibiu) in Zevenburgen (Transsylvanië) het eerste openbare museum van Oost-Europa. Het is nog altijd een van de belangrijkste verzamelingen oude schilderkunst in de ruime regio en omvat oude Vlaamse, Italiaanse en Duitse meesters. “Dat was niet toevallig dezelfde smaak als zijn beschermvrouwe, keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk”, vertelt Gabriele Grawe, conservator van de Villa Vauban.

“Brukenthal was de zoon van een geadelde Habsburgse ambtenaar uit de Saksische, evangelische bovenlaag van Zevenburgen. Met zijn erfdeel ging hij rechten studeren aan de universiteiten van Halle en Jena, daarna begon hij aan een blitzcarrière in Oostenrijkse staatsdienst. Die carrière stopte nogal bruusk toen hij gouverneur van Zevenburgen werd. Waarom is niet duidelijk. Misschien lag het aan zijn protestantse achtergrond, misschien klikte het niet met Maria-Theresia’s opvolger, Jozef II”, speculeert Grawe. “De keizer-koster was een verlicht despoot die zich top-down met alles bemoeide.”

De gouverneur van Zevenburgen legde een collectie aan met 1200 schilderijen van oude meesters en verzamelde ook munten, mineralen, boeken, gravures, enzovoort. “Daarvoor gebruikte hij zijn jaarinkomen van 30.000 gulden”, zegt Fuge. “Dat was een gigantisch bedrag. Ter vergelijking, in heel het groothertogdom Luxemburg inden de Habsburgers maar 300.000 gulden belastingen. Brukenthal was overigens een goede belegger. Hij investeerde in landerijen, zilvermijnen en in de nijverheid die toen opgang maakte.”

“Met de winst liet hij in de hoofdstad van zijn ambtsgebied een barok gouverneurspaleis optrekken”, vertelt Grawe. “Tijdens zijn laatste levensjaren was zijn collectie al openbaar toegankelijk voor kultivierte Fremde und Kenner, zij het alleen voor zijn ‘superieure’ Saksische volksgenoten. In zijn testament liet hij optekenen dat de collectie bij het uitsterven van de mannelijke lijn van zijn familie moest overgaan naar het evangelisch college van Hermannstadt, dat hij ook begunstigde.”

A la viennoise

Onder de communistische dictatuur werd de Brukenthal-collectie genationaliseerd. Sinds 2005 is ze weer eigendom van de evangelische parochie, maar ze staat onder bescherming van de staat. Ze streven ernaar om ze zo toegankelijk mogelijk te maken. “Het legaat van Brukenthal lag helemaal in de lijn van de tijdsgeest, de verlichting. Ook de systematische classificering van de collectie getuigde van Brukenthals verlichte denkbeelden. Hij volgde daarvoor de opdeling van de keizerlijke collecties in Wenen.”

“De Habsburgers groepeerden de schilderijen in hun Gemäldegalerie volgens nationaliteit, dat was toen een revolutionair systeem”, verklaart Grawe. “Ook Brukenthal deelde zijn schilderijen in nationale scholen in, naar het voorbeeld van zijn geliefde keizerin Maria-Theresia. Dat doen wij tijdens de tentoonstelling ook. Zo hebben we een zaal met Italiaanse meesters als Veronese en Titiaan, met Vlaamse en Hollandse meesters als Van Eyck, Memling en Jordaens, en met Duitse en Oostenrijkse meesters als Cranach. We eindigen met een Brueghel-zaal. Die schildersfamilie was erg in trek, niet alleen bij de Habsburgers. Ook Brukenthal volgde grotendeels wat in zijn tijd en vogue was.”

‘Brueghel, Cranach, Titiaan, Van Eyck. Meesterwerken uit de collectie-Brukenthal’ loopt nog tot 14 oktober in de Villa Vauban in Luxemburg.

FREDERIC EELBODE IN LUXEMBURG-STAD

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content