‘Een uitnodiging voor een evaluatiegesprek mag rustig in de prullenbak’

DE ZEEMEEUWMANAGER Hij komt krijsend aan, schijt de boel onder en voor je er iets van kunt zeggen, is hij alweer weg.

Hebt u ook een hekel aan meetings, kantooreilanden, modelmanagers en managerstaal, teambuildings en evaluatiegesprekken? Dan is Het ministerie van Werkplezier verplicht leesvoer. Ilse Ceulemans fileert de plezierbedervers, maar geeft ook ideeën voor een ideale werkwereld. Want alles went, behalve slecht management.

Een teambuilding is terreurniveau drie. Je weet dat er elk moment een bom kan ontploffen, maar je weet niet in welk groepje’, schrijft Ilse Ceulemans in haar boek Het ministerie van Werkplezier. Alles went behalve slecht management, dat onlangs verscheen bij Manteau. Meteen doemt bij mij die ene horrorteambuilding weer op, in de Ardennen. De opdracht: een vlot sjorren en zo snel mogelijk de overkant bereiken. De een gebruikte kracht, de ander zijn verstand, net zoals op de werkvloer. Twee haantjes-de-voorste vlogen elkaar bijna in de haren, in de overtuiging dat zij en niemand anders de juiste sjortechniek beheersten. In de nabespreking – geen teambuilding zonder nabespreking – kreeg ik te horen dat ik me wel heel afzijdig hield in dit slecht theaterstukje. “Je moet meer leiderschap tonen, laat je niet in een hoek duwen.”

Ik hield er een gedeukt zelfvertrouwen aan over. Teambuildings werken niet, want ze bulken van de verplichtingen en je kunt mensen toch niet forceren. Een geolied team bouwen is een werk van jaren, en één rotte appel kan de hele mand besmetten.

Managers uit het boekje

Ilse Ceulemans spreekt en schrijft uit ervaring. Ze werkte jarenlang als journaliste voor vrouwenbladen, bij een naar eigen zeggen prettig gestoorde uitgeverij die langzaam maar zeker transformeerde in een logge mastodont. Systemen namen het over van mensen. De overgebleven werknemers werden steeds vaker onderworpen aan energievretende evaluatiegesprekken achter glazen wanden, vreemdsoortige meetings en nieuwe doelstellingen die big rocks heetten. Ceulemans’ verhaal is pijnlijk herkenbaar. Je krijgt een ongegeneerde inkijk in de biotoop die werkvloer heet.

Ze heeft het bijvoorbeeld over het nieuwe organogram dat de CEO voorstelt. Klik. Nieuwe slide. Cijfers. Nog een slide. De CEO schraapt zijn keel. “De veranderende tijden betekenen ook dat onze organisatie andere accenten legt, future proof. Daarom hebben we een nieuw organogram uitgetekend. Onze afdelingen zitten allemaal in een nieuw jasje. Daardoor vind je jezelf misschien niet meer terug.” Hij lacht, maar niemand lacht mee. Nadien is er onrust, speculatie, geroddel. Behalve een kransje modelmanagers is niemand mee met het ‘nieuwe verhaal’, ook en vooral omdat de taal van het voetvolk niet wordt gesproken. Krachttermen als key competencies en performance expectations worden de zaal in geslingerd. Managersjargon, om indruk te maken, de naakte waarheid te verbloemen of de eigen onkunde te verdoezelen.

Ik denk terug aan de personeelsvergaderingen bij een vorige werkgever, die een sektarisch tintje hadden. Wij waren rangers en hakten de concurrentie telkens in de pan, tot de realiteit ons schaamteloos inhaalde. Ik maakte er kennis met content driven projecten, bij voorkeur met een schitterende outcome en unique selling point. Ceulemans pleit ervoor die holle woorden te ontmaskeren door voor woorddetective te spelen: “Kun je even uitleggen hoe jij die contentdrivenheid ziet?” Plezier gegarandeerd. Ze pleit ervoor nieuwe kantoorwoorden te verzinnen, zoals de zeemeeuwmanager: hij komt krijsend aan, schijt de hele boel onder en voor je er iets van kunt zeggen, is hij alweer weg.

De juiste toon

Meetings, evaluatiegesprekken, projecten, kantooreilanden, vacatures: ze gaan allemaal door de gehaktmolen in Het ministerie van Werkplezier. Zeker valse vacatures kunnen op geen sympathie rekenen. Ilse Ceulemans: “Vacatures lezen brengt me in net zo’n diepe, existentiële crisis als de pagina met overlijdensberichten.” Kandidaten moeten oplossings- en resultaatgericht zijn, stressbestendig, assertief, communicatief, commerciële feeling hebben én een gedreven teamspeler zijn. De lijst met eisen is zo lang, dat bij velen het gevoel leeft dat ze een supermens moeten zijn. Ceulemans geeft een goeie tip: “Mensen zouden zich meer gerespecteerd voelen als je in vacatures ook uitgebreide persoonlijkheidskenmerken van de werkgevers zou lezen. Het zou het gevoel van eenrichtingsverkeer wegnemen.” Of waarom geen zin genre: “Je hebt gevoel voor humor, want we lachen hier graag.”

Ilse Ceulemans fileert niet enkel wat er fout loopt in organisaties. Ze gaat ook op zoek naar de ideale werkwereld, in 2025. Noem het een utopie, maar ze is wel bedacht vanuit de buik van vele werkvloeren, uit gesprekken met vrienden en collega’s. Een werkplek heeft, net zoals elk gezin, een ‘toon’. Je voelt die al aan de receptie, of in de lift. In Ceulemans’ ideale werkwereld bepalen kwetsbaarheid, integriteit, eigenzinnigheid en moed de toon. “In een bedrijf waar je je niet kwetsbaar kunt opstellen, is iedereen bang om te mislukken. Waar mensen bang zijn om te falen, zie je de onechtheid binnensluipen. Ze gaan rare taal gebruiken, om te versluieren wat ze echt denken”, schrijft ze.

In 2025 praten we weer echte taal. In 2025 is de teambuilding passé en vervangen door een goedkoop dakfeest, worden weer echte mensen gevraagd in vacatures, doen we aan flexwerken in wederzijds vertrouwen, meetings worden vieruurtjes, het organogram transformeert van een piramide in een cirkel en modelmanagers die lijken op een bouwpakket uit de IKEA zijn uitgestorven, poneert ze. Zelfs onze obsessie om alles meetbaar te maken, zal tanen. Haar pleidooi is er een voor vermenselijking. De kracht zit in eigenzinnige mensen, niet in systemen of machines. Haar universele verklaring voor het recht op werkplezier, de uitsmijter van het boek, is lichtjes revolutionair. “Wie een uitnodiging krijgt voor een evaluatiegesprek, mag ze rustig in de prullenbak gooien.”

Ilse Ceulemans is geen arbeidsexpert noch organisatiecoach. Het Eiland, de succesvolle tv-serie, is nooit ver weg, de herkenbaarheid even groot (lees ook blz. 118). Haar man Serge Ornelis zorgt, vanuit zijn expertise als coach voor managers, in zijn bijdragen voor de theoretische noot en beantwoordt vragen als: ‘Waarom willen we alles in regeltjes gieten?’ of ‘Hoever kan macht gaan?’ Het boek heeft geen wetenschappelijke pretentie en haar ideale werkwereld is wellicht utopisch, maar ik hoop er ooit eens in te werken.

Sam De Kegel

De zeemeeuwmanager komt krijsend aan, schijt de hele boel onder en voor je er iets van kunt zeggen, is hij alweer weg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content