Een sociale schat

Deze week verschijnt de nieuwe editie van de Top 30.000. Met een nieuwigheid: een analyse van de sociale balansen.

In 1996 moesten ondernemingen voor het eerst in hun jaarrekening een “sociale balans” opnemen. Dat levert een nieuwe schat aan informatie over de werkgelegenheid, de productiviteit en de loonkosten. In de Top 30.000, die samen met dit nummer van de persen rolt, vindt u een uitgebreide analyse in tabelvorm. Het moet wel gezegd dat in nogal wat bedrijven de sociale balans veel fouten en onnauwkeurigheden bevat, soms tot op het belachelijke af. Vandaar dat we onze analyse baseren op een steekproef van 3000 volledig en correct ingevulde sociale balansen van ondernemingen van minstens 50 werknemers. Uitzendbedrijven hebben we niet opgenomen vanwege hun specifiek karakter.

Arbeidstijd

Om te beginnen de arbeidstijd: in 6,3% van de ondernemingen werken de werknemers meer dan 1872 uur per jaar, ofwel 39 uur per week. Slechts in 31,4% meer dan 35 uur. Het gaat wel om werkelijk gepresteerde uren, zonder verlof en afwezigheden om allerlei redenen (ziekte, staking…). Wat de lage cijfers verklaart.

Dertien ondernemingen, waaronder acht transporteurs, overschrijden de grens van vijftig uur per week. Onder deze vijftig uur vallen weliswaar ook de “wachturen”, maar hebben alle transporteurs die niet? Onder de kortste wekelijkse arbeidstijden vinden we een groot aantal bouw- en textielondernemingen. Een bevestiging van het gerucht dat in deze twee sectoren het meest in het zwart wordt gewerkt?

Werkgelegenheid

Omdat de sociale balansen slechts vanaf boekjaar 1996 bestaan, is het moeilijk om vergelijkingen te trekken tussen het ene en het andere jaar, zeker als intussen de inhoud van begrippen als “gewijzigde bezetting” veranderd is. We beperken ons tot een in- en uitstroom: aanwervingen en afvloeiingen in het personeelsregister. De analyse van de verzamelde gegevens lijdt geen twijfel: de aanstellingen voor het leven behoren tot het verleden, net als de klassieke voltijdse contracten.

Het aantal contracten van onbepaalde duur loopt in één op twee ondernemingen terug. Ze winnen slechts in 39% van de gevallen aan terrein. Voor de contracten van bepaalde duur is de tendens omgekeerd en scherper: een stijging bij 39% van de ondernemingen en een daling in 16% van de gevallen. Een verhouding van 1 op 2,5.

Deze cijfers gelden voor voltijdse banen. Bij de deeltijdse banen is er geen voelbaar verschil voor de contracten van onbepaalde duur (stijging 18%, daling 20%), maar wel voor de contracten van bepaalde duur (stijging 9%, daling 4%).

De tendens lijkt onomkeerbaar. Het parlement gaat dan ook een wetsvoorstel aannemen dat het mogelijk maakt opeenvolgende contracten van bepaalde duur af te sluiten zonder dat die automatisch omgezet worden in een contract van bepaalde duur. De flexibiliteit, waar de werkgevers zo vaak naar vragen, kan zo op een andere manier dan door uitzendwerk worden verkregen. Veel ondernemingen houden momenteel tientallen interimkrachten aan de slag die 39 of 40 uur per week werken. Drie van hen overschrijden zelfs de duizend interimuren per dag, verlofdagen inbegrepen: Ford Genk (550.818 uren per jaar), Volvo Cars (550.249) en GE Power Controls Europe (424.945).

Het belangrijkste positieve saldo

wat de voltijdse contracten van bepaalde duur betreft vinden we bij Opel (441), gevolgd door De Post (399), ASLK Bank (268) en Ham-Kip (243), een Nederlandse onderneming die ongeveer twee miljard in Limburg investeerde om er dagelijks 100.000 kippen te kunnen slachten.

Deze relatief bescheiden saldi verhullen grote rotaties. Zo heeft Securiclean 2212 deeltijdwerknemers voor onbepaalde duur ingeschreven, maar er in dezelfde periode ook 2168 uitgeschreven. Voor Laurenty is dat respectievelijk 1447 en 1417. Enzovoort. Wat betreft de deeltijdcontracten van bepaalde duur vinden we analoge rotatiebewegingen.

De eerste plaatsen in het klassement (zie tabellen voltijds, respectievelijk deeltijds onbepaalde duur) moeten gerelativeerd worden. Dergelijke klassementen bevoordelen uiteraard de nieuwe vennootschappen, of het nu gaat om werkelijk nieuw opgestarte bedrijven of om ondernemingen die het resultaat zijn van hergroeperingen, reorganisaties, splitsingen. Zo sloot de nummer één bij de tabel voltijdsen, Coca-Cola Beverages Belgium, in 1996 een reorganisatieproces af door de commerciële activiteiten van zijn zustermaatschappij Beverages Sales Holding weer op te nemen. GCL, dat staat voor Glas Componenten Lommel, is een nieuwe productiemaatschappij van de Philips-groep in Limburg. Amoco Chemicals heeft de raffinaderij van Feluy overgenomen. Steverlynck Gebroeders trok profijt uit het aantrekken van een deel van de bedrijfsactiviteiten van de groep Picanol. Mobistar is in zijn eerste boekjaar zo goed van start gegaan dat de onderneming ondersteund moest worden door personeel van France Télécom. Philips Industrial Activities verwachtte aanvankelijk zijn personeel te moeten afslanken, maar kwam daar vervolgens, door de plotse drukte in zijn fabriek in Hasselt, toch op terug. Strukton De Meyer heeft van een minder gelukkige concurrent de werkzaamheden “kabels en wegen” overgenomen. Belgacom Mobile introduceerde gsm-tarieven die 35% lager waren dan vorig jaar, enzovoort.

Onderaan de lijst bevinden zich uiteraard bedrijven die reorganisatieplannen hebben aangekondigd. Zoals Agfa-Gevaert (-773), Cockerill (-533) en Union Minière (-413). De Post spant de kroon, want daar zijn in de loop van het begrotingsjaar 1203 voltijdse werknemers ingeschreven en er 2637 uitgeschreven – een negatief saldo van 1434.

Maatregelen voor meer werk

Een ander interessant gedeelte van de balans is het deel gewijd aan de maatregelen ten bate van de tewerkstelling. Dit zijn er zeventien in totaal, waarvan tien met een financieel voordeel. Een eerste blik op de cijfers leert ons dat niet alle ondernemingen gelijk opgaan in de strijd om de subsidies. In de distributie bijvoorbeeld weet Colruyt zich duidelijk beter te redden dan GB. De eerstgenoemde slaagt erin de werkgeversbijdragen met 7,7% te verminderen, de laatstgenoemde met 0,98%. Delhaize zit daar met 4,1% tussenin.

De tabel “Tewerkstellingsplannen” maakt het totaal op van de financiële voordelen die verkregen werden via de verschillende maatregelen. De ondernemingen worden gerangschikt volgens het percentage waarmee de werkgeversbijdragen verminderd werden. Zo slaagt Belgacom Mobile erin zijn patronale lasten met 35,45% te verminderen. Puur toeval, zegt men daar. “Toen wij onze werkzaamheden gestart hebben, werden tegelijkertijd de meeste maatregelen ten bate van de tewerkstelling ingevoerd,” luidt het summiere commentaar dat men er glimlachend geeft. Zo’n dertig ondernemingen krijgen een vermindering van meer dan 10%, wat toch aanzienlijk is. Waar halen ze al dat goede geld vandaan?

Tewerkstellingsakkoorden. Die leveren bij Belgacom Mobile 95 miljoen frank op. Daikin Europe, een in Oostende gevestigde airconditioning-onderneming doet er 30 miljoen voordeel bij, Thomas & Piron, een Luxemburgse bouwonderneming 22 miljoen, enzovoort.

Het bedrijfsplan. In vergelijking met de tewerkstellingsakkoorden leveren die niet veel op. Behalve Colruyt (40 miljoen), ALZ (15 miljoen) en ondernemer Cordier (13 miljoen), overschrijdt bij deze maatregel geen enkele onderneming de grens van 10 miljoen.

Vermindering lage lonen. Colruyt is ook de onderneming die met 35 miljoen het meeste profijt uit de “lage lonen” heeft kunnen halen. Blokker (24), ISS (21) en Match (18) zijn de volgende in het rijtje.

Jongerenbanenplan. De twee Volvo-fabrieken hebben de troef van de jongeren helemaal uitgespeeld en op die manier in totaal 83 miljoen binnengehaald, wat duidelijk meer is dan Basf (37 miljoen) en Sabena (19).

Langdurig werklozen. De STIB en Philips Industrial Activities hebben tenslotte op de langdurig werklozen gewed, wat hen respectievelijk 25 en 17 miljoen heeft opgeleverd.

Maribel. Financieel is de belangrijkste maatregel voor de tewerkstelling Maribel. Negen ondernemingen trekken er meer dan 100 miljoen mee naar zich toe. Maribel creëert geen werkgelegenheid en beschermt ze zelfs niet. Ondanks een vermindering van 4,72% op de werkgeversbijdragen heeft Opel onlangs zo’n duizend ontslagen aangekondigd. Opel is nochtans, met 220 miljoen in 1996, na Ford Genk het meest bevoordeeld door dit soort hulp. En de 5,69% vermindering die Renault Industrie in 1996 heeft gekregen, hebben deze fabrikant er niet van kunnen weerhouden zijn biezen te pakken.

De tabel neemt alleen de hulpmiddelen in rekening die verbonden zijn met de werkgelegenheid (dus zonder Maribel). Daardoor wordt de eerste rij bezet door diegenen die echt banen creëren, met hier en daar de één of andere “onregelmatigheid”. Carta Mundi bijvoorbeeld, een fabrikant van speelkaarten, waar een te grote voorraad bij een belangrijke klant een val van de omzet en de bezetting teweegbracht. Pizza Belgium, Thomas & Piron, Daikin, Blokker, Casa, DHL, SmithKline Beecham: al deze ondernemingen creëerden daadwerkelijk banen.

T.C.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content