Een schatkamer op de hoogste etage

Het Amerikaanse Department of State huist in een lelijk gebouw in de wijk Foggy Bottom van Washington D.C., op een boogscheut van het Watergate-complex. Het appartement op de achtste verdieping biedt evenwel een volslagen verrassing: de ambtswoning van Madeleine Albright is een ware schatkamer van Amerikaanse decoratieve kunst uit de 18de en 19de eeuw.

Met een brede glimlach ontvangt Madeleine Albright haar gasten in de salons, na de officiële besprekingen in haar kantoor dat een etage lager ligt. Het interieur oogt mooi en indrukwekkend, maar dat is niet altijd het geval geweest. Wanneer haar voorgangers hun gasten uitnodigden voor een informele drink, steeg het schaamrood hun soms naar de kaken.

Zo wordt er verteld dat Mary Caroline Herter, de erfgename van Standard Oil, in tranen uitbarstte toen ze op een avond in januari 1961 voor het eerst de salons van het Department of State in ogenschouw nam. Haar echtgenoot Christian Herter, destijds minister van Buitenlandse Zaken, had toen pas zijn nieuwe werkplek betrokken en moest al meteen de Griekse koningin Frederika ontvangen in de salons op de achtste verdieping.

Naar verluidt had mevrouw Herter redenen te over om te klagen over het interieur, dat toch een weerspiegeling zou moeten zijn van de goede smaak van de bewoners. Vast tapijt op betonnen vloeren, plafonds met geluidwerende tegels van kunststof,…: het had allemaal meer weg van een clean motel uit de jaren vijftig. De aankleding van de Ladies’ Lounge, waar mevrouw Herter de Griekse koningin zou moeten ontvangen, was indertijd toevertrouwd aan een bedrijf uit Detroit dat overduidelijk gespecialiseerd was in de inrichting van koele luchthavengebouwen…

Zonder aarzelen

deelde Mary Caroline Herter haar klachten en wensen mee aan Clement Conger, de chef van het protocol. En hoewel deze over geen enkele officiële kwalificatie beschikte om die taak uit te voeren, werd hij gebombardeerd tot decorateur-conservator van de appartementen voor de top van de Amerikaanse diplomatie in het Department of State.

Het resultaat van zijn inspanningen bleek danig succesvol. Toen president Nixon en zijn vrouw in 1969 een privé-bezoek brachten aan minister van Buitenlandse Zaken William Rodgers, raakten ze zo onder de indruk van het interieur dat Clement Conger onmiddellijk de opdracht kreeg om de inrichting van het Witte Huis onder handen te nemen.

Conger besliste dat de salons van het State Department grondig getransformeerd moesten worden. Daarbij opteerde hij voor meubelen en kunstvoorwerpen die een duidelijk beeld gaven van de diverse stijlen en stromingen in de Amerikaanse kunstnijverheid van de 18de en 19de eeuw. Om de nodige fondsen te vergaren deed Conger een beroep op donaties, waarvan de waarde aftrekbaar was van de belastingen.

De Amerikaanse burgers waren gewonnen voor het idee en toonden zich van hun meest vrijgevige kant. De verbouwingswerken kostten zowat 12 miljoen dollar; de waarde van de meubelen en kunstvoorwerpen – een van de vier belangrijkste collecties in de Verenigde Staten – wordt vandaag geschat op meer dan 90 miljoen dollar.

Een ruim terras

biedt een indrukwekkend uitzicht over de Potomac River en de naburige staat Virginia. Deze achtste etage was oorspronkelijk een en al glas en roestvrij staal, net zoals de rest van het gebouw nu nog is. Andere ministeries (zoals bijvoorbeeld het Department of Housing and Urban Development, ontworpen door de bekende Hongaarse Bauhaus-architect Marcel Breuer) worden om hun architectuur geprezen in alle stadsgidsen – maar geen woord van lof voor het Department of State, en dat is geen wonder.

Conger nam architect Edward Vason Jones onder de arm voor de transformatie van bepaalde vertrekken, en voor de andere schreef hij een wedstrijd uit. Het gehele appartement is dan ook onherkenbaar veranderd, zoals we duidelijk te zien krijgen op de traditionele foto’s “voor en na”.

In het gezelschap van Todd Sudbrink, de huidige historicus-conservator, kreeg Style de kans om een bezoek te brengen aan de diplomatieke salons van Madeleine Albright. Je komt anders niet makkelijk binnen in het Department of State: pas na een strenge screening krijg je toegang tot het heilige der heiligen. En aanvankelijk voelen we ons ook niet echt welkom in de rest van het gebouw, met zijn saaie kantoren en dito inrichting.

De verrassing

is des te groter als we op de hoogste verdieping uit de lift stappen. De ontvangsthal heet voluit de Edward Vason Jones Memorial Hall, als eerbetoon aan de architect die in 1980 overleed en met wie alles begonnen is. Zuilen, lambriseringen, kristallen luchters, en op de vloer een van de zeldzaamste Amerikaanse marmersoorten: King of Prussia, afkomstig uit een steengroeve waarvan de uitbating meer dan een eeuw geleden werd stopgezet. Het interieur weerspiegelt de grandeur van de grote herenhuizen die in de 18de eeuw gebouwd werden op de oevers van de James River in Virginia.

Het enorme appartement omvat vertrekken van uiteenlopende afmetingen, met elkaar verbonden door galerijen (de vroegere gangen). De oude roestvrijstalen vensters zijn gebleven (want aan de buitenkant van het gebouw werd niets veranderd), maar aan de binnenkant zijn ze wel gecamoufleerd met prachtige Palladiaanse ramen.

Moderne meubelen en gekopieerde antiek werden vervangen door authentieke stukken uit de 18de en 19de eeuw, van diverse stijlen: American Queen Anne, Chippendale, Hepplewhite en Sheraton. Fijn zilverwerk en kostbaar porselein – met name serviesgoed dat ooit nog toebehoorde aan George en Martha Washington – ontbreken evenmin. Waar vroeger troosteloos grijs vast tapijt op de vloer lag, wandelen we nu over parket van grenenhout uit Georgia of van mahonie, gemaakt uit planken die soms meer dan 150 jaar oud zijn.

In alle kamers

liggen prachtige antieke oosterse tapijten, behalve in de Benjamin Franklin State Dining Room die heringericht werd door architect John Blatteau uit Philadelphia. Daar vinden we een savonnerietapijt – Amerikaanse stijl! – met de sterren die de Amerikaanse staten symboliseren, de Amerikaanse Arend, de Vier Seizoenen, enzovoort. Muren en plafond van deze enorme eetzaal zijn getooid met Corinthische zuilen en motieven in bladgoud; de ruimte wordt verlicht door acht imposante kristallen luchters in Adam-style.

Voor meer intieme ontmoetingen kiest Madeleine Albright meestal een kleiner salon, de James Monroe Reception Room, en de ook niet al te grote James Madison Dining Room. Deze vertrekken werden heringericht door Walter Macomber. Hier bestaat het meubilair vooral uit Hepplewhite en Sheraton, twee stijlen die tussen 1790 en 1825 erg populair waren in de Verenigde Staten. De herinrichting van de James Monroe Reception Room werd gefinancierd door mevrouw J. Clifford Folder, de echtgenote van een (inmiddels overleden) Amerikaans ambassadeur in Brussel.

Het hele appartement is een ware schatkamer van meubelen en kunstvoorwerpen uit de voorbije eeuwen, maar toch zijn er opvallend weinig stukken die verwijzen naar de geschiedenis van de Verenigde Staten. Een (letterlijk) gewichtige uitzondering is de monumentale tafel waarop in 1783 de Vrede van Versailles getekend werd die een eind maakte aan de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Deze tafel staat in de John Quincy Adams State Drawing Room.

De kamers hebben lange plechtige namen, inderdaad. Het zal dan ook wel niemand verbazen dat Madeleine Albright in de dagelijkse omgang meestal een makkelijk hanteerbare afkorting gebruikt om aan te geven waar ze haar bril heeft laten liggen, haar handtas of een of ander dossier…

SERGE VANMAERCKE / RICHARD CHEEK EN S.V.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content