EEN OEFENING IN SUBSIDIARITEIT

Drie nationalistische emoties

Wat onder de titel “Het land van drie naties” in Ons Erfdeel verschijnt, is meer dan één van de vele overzichten van het communautair probleem van België. De inventaris is gemaakt door de directeur van Cepess, de overblijvende gemeenschappelijke denktank van de twee intussen onafhankelijke partijen CVP en PSC. Men krijgt overigens de indruk dat het stuk vooral voor de Franstalige vleugel gedacht werd, en zelfs in zijn taal geschreven.

De auteur is een Vlaming, en niet zomaar de eerste de beste : Cepess-directeur Rolf Falter was vroeger redacteur bij De Standaard, en daarvóór student in de geschiedenis bij professor Lode Wils aan de KU-Leuven. Hij is eigenlijk van Eupense (dus Duitstalige) afkomst, wat allicht de afstandelijkheid van zijn benadering verklaart.

Falter herleidt de drie naties hoofdzakelijk tot drie “emoties”, soms ook “gevoelens” genoemd, wat reeds lichtjes verschillend is. Een ietwat verdergaande vaststelling van een “toenemend onbegrip van Vlamingen en Walen voor elkaar”, en dit “niet het minst in de media”, laat hij voor de rekening van “pessimisten”, zoals ook de vaststelling van “honderd jaar wederzijds wantrouwen”.

ONDERLINGE RELATIE.

De benadering is dus zacht ; om haar te kenmerken gebruikt Manu Ruys in De Standaard het adjectief “conflictueus”. De drie natievormingen volgden op elkaar als replieken, ze zaten elkander in de weg en zij mislukten : de Belgische, de Vlaamse en de Waalse nationalismen “vochten om het hart van (een deel van) de inwoners van België.” Het verhaal is niet nieuw.

Evenmin nieuw is het onderscheid tussen de twee grote “strekkingen” in Vlaanderen. Persoonlijk zie ik tot vervelens toe sedert een zeventigtal jaren herkenbare minimalisten en extremisten (en soms degenen die het beurtelings allebei zijn) in Vlaanderen rondlopen, doorheen alle mogelijke instellingen en formaties ; de fameuze “Vlaamse elite” zie ik al even lang “opkomen”, en altijd dezelfde.

Ook de Waalse en de Belgische natievormers zijn dezelfden gebleven ; ze vinden amper soms eens een nieuwe naam uit, zoals Coudenberg. Sedert altijd observeren de Vlamingen hen te weinig en verliezen zij zelfs zo goed als volledig de sleutel van hun onderlinge relatie uit het oog, namelijk de onderschikking aan Frankrijk.

GEEN IMPLOSIE.

Blijft dat nu allemaal zo doorgaan ? Op deze vraag heeft Falter een duidelijk, zij het ook beheerst antwoord : neen. “De grootste bedreiging voor het Belgische bouwwerk gaat uit van de blijvende economische achteruitgang van Wallonië, van de onmacht van de Franstalige politieke elite om daar wat aan te doen, van het verder uiteendrijven van de Vlaamse en Waalse samenleving die daaruit voortspruit, en van het toenemend ongeduld in Vlaanderen over die toestand.”

Falter beoordeelt deze vaststelling en deze feiten niet ; hij onderschrijft bijvoorbeeld niet het ongeduld in Vlaanderen. Hoe het zal gebeuren, voorspelt hij niet. Hij beschrijft geen “implosie” van België, maar veeleer hetgeen Manu Ruys samenvat als “het verwasemen” van België.

Rolf Falter wordt trouwens zelf euforisch. Bijna in de grootsprakerige Belgische stijl staat te lezen : “Essentieel voor de evolutie van de komende jaren en decennia is echter dat België uitgroeit tot het voornaamste nationaliteitenprobleem binnen de Europese Unie.” Daarbij is het “niet eens uitgesloten dat de drie nationale emoties die België vandaag beroeren, verdwenen zullen zijn tegen het midden van volgende eeuw : bijvoorbeeld als België verdwijnt, Wallonië in Frankrijk opgaat en Vlaanderen, na lang aarzelen, met Nederland samensmelt. Iets anders zou je, in een gebied waar nationalistische emoties altijd maar van tijdelijke aard zijn geweest, niet verwachten.”

SUBSIDIARITEIT.

Van de drie behandelde natievormingen was uiteraard de Vlaamse (deze van de meerderheid overigens) de enige onmisbare, de enige doenbare, waaraan de twee andere schatplichtig waren ; de juridische institutionele vormgeving, waarover zoveel te doen is geweest, was subsidiair. Falter verwacht dat “de verdere afwikkeling van het Belgisch nationaliteitenconflict vermoedelijk zal uitlopen op een oefening in subsidiariteit”. Ik hoop dat deze oefening, steeds voor iedereen moeilijk, aan Jean-Luc Dehaene en zijn opvolgers bespaard zal blijven en aan ons allemaal het spektakel daarvan.

In een heel andere toonaard dan Rolf Falter schrijft de Duitser Johannes Gross in de Frankfurter Allgemeine Zeitung : “Ook in luchtkastelen bestaat nog een hofstaat, een protocol met voorrangsregels en kamerheren die elkaar benijden en bestrijden. De intriges van de machtelozen, in exilregeringen of redacties of faculteiten, zijn niet minder intensief en boosaardig dan die waarbij het over de werkelijke macht gaat”.

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redactie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content