EEN NIEUW FISCAAL TIJDPERK

De Europese spaarrichtlijn doet zich dit jaar bij het invullen van het aangifteformulier voor de eerste keer voelen.

Op het aangifteformulier van de personenbelasting is het vak voor de roerende inkomsten verhuisd van ‘deel 1’ naar ‘deel 2’. Een andere opvallende nieuwigheid vindt u helemaal achteraan ‘deel 2’. Er is daar een nieuw vak opgenomen dat betrekking heeft op de ‘verrekenbare woonstaatheffing’. De belastingplichtige wordt uitgenodigd om daar het ‘bedrag van de woonstaatheffing’ te vermelden dat “op de door hem verkregen interesten is ingehouden”.

Dat nieuwe vak heeft alles te maken met de inwerkingtreding van de beruchte Europese spaarrichtlijn die op het gebied van de belasting van interesten een nieuw fiscaal tijdperk inluidt. De richtlijn wil dat alle Europese burgers in hun woonstaat belasting betalen op de interesten die zij elders in de Europese Unie (en in sommige landen daarbuiten) op hun spaartegoeden behalen.

Informatie. De Europese spaarrichtlijn heeft daartoe een systeem van internationale informatie-uitwisseling in het leven geroepen. De verschillende lidstaten moeten elkaar automatisch informeren over de interesten die burgers uit andere lidstaten op hun grondgebied verkrijgen.

Stel bijvoorbeeld dat ik een spaarpotje heb in Breda. En dat ik de interesten daar laat uitbetalen. Dus zonder tussenkomst van een Belgische tussenpersoon. Er zal dan geen Belgische roerende voorheffing ingehouden zijn. Als ik vervolgens meedoe aan de kwalijke gewoonte van talloze landgenoten om geen roerende inkomsten op het aangifteformulier van de personenbelasting te vermelden, dan is de kans groot dat ik definitief aan Belgische belasting ontsnap.

Onder toepassing van de Europese spaarrichtlijn behoort dit definitief tot het verleden. Nederland is voortaan verplicht de Belgische fiscus te informeren over de interesten die ik in Nederland genoten heb. Die inkomsten vervolgens verzwijgen (door ze niet op te nemen op het aangifteformulier van de personenbelasting) heeft geen zin meer. De Belgische fiscus is – gelet op de automatische uitwisseling van inlichtingen – voortaan zonder meer op de hoogte van de interesten die ik in Nederland genoten heb. Ik kan die interesten dus maar beter aangeven. Zo vermijd ik boeten en nalatigheidsinteresten.

Bronheffing. Luxemburg en Oostenrijk hebben samen met België van Europa de toestemming gekregen om in een (lange) overgangsperiode niet mee te doen met het stelsel van automatische informatie-uitwisseling. Zij krijgen wel informatie vanwege de andere lidstaten, maar voor de interesten die op hun grondgebied uitbetaald worden, wisselen zij zelf geen informatie uit. In plaats daarvan moeten zij een soort Europese bronheffing inhouden. Men noemt die de ‘woonstaatheffing’.

Als een Luxemburgse bank mij (zonder tussenkomst van een Belgische tussenpersoon) 100 euro interesten uitbetaalt, zal zij 15 % woonstaatheffing moeten inhouden. Van die heffing moet Luxemburg dan 75 % doorstorten naar de Belgische schatkist. Op die manier wordt het doel van de Europese spaarrichtlijn ook grotendeels bereikt: de spaarder betaalt 15 % belasting, en daarvan komt het grootste gedeelte aan zijn woonstaat toe.

De woonstaatheffing die bijvoorbeeld in Luxemburg is ingehouden, ontslaat de Belgische belastingplichtige niet van zijn normale fiscale verplichtingen. Aangezien het gaat om inkomsten die rechtstreeks in het buitenland zijn geïnd (zonder tussenkomst van een Belgische tussenpersoon) moeten zij – net zoals vroeger – op het aangifteformulier van de personenbelasting worden vermeld. Anders dan de roerende voorheffing heeft de woonstaatheffing immers geen bevrijdend karakter.

Uit die aangifteverplichting volgt overigens niet dat het inkomen dubbel wordt belast. De woonstaatheffing is volledig verrekenbaar met de in België verschuldigde personenbelasting. De belastingdruk – voor wie zijn fiscale verplichtingen nauwgezet nakomt – is daardoor niet hoger dan voorheen.

Neem een interestinkomen van 100 waarop 15 woonstaatheffing ingehouden is. Het netto ontvangen bedrag is dan 85. Het in de personenbelasting aan te geven inkomen is gelijk aan 100 (het bedrag vóór inhouding van de woonstaatheffing). De Belgische belasting daarop bedraagt 15. De ingehouden woonstaatheffing wordt daar volledig mee verrekend. Zodat er naast de ingehouden woonstaatheffing geen bijkomende belasting te betalen valt. Behalve de aanvullende gemeentebelasting. Maar dat was vroeger ook al het geval.

Verstoppen. Het is precies met het oog op die verrekening dat de belastingplichtige uitgenodigd wordt om achteraan op het aangifteformulier melding te maken van de ingehouden en verrekenbare woonstaatheffing.

Vraag is alleen waarom de administratie het vak van de roerende inkomsten en van de verrekenbare woonstaatheffing als het ware heeft verstopt in ‘deel 2’ van het aangifteformulier. De meeste belastingplichtigen ontvangen alleen ‘deel 1’ van het aangifteformulier. Slechts een kleine minderheid ontvangt automatisch ook ‘deel 2’. Moet men van slechte wil zijn om daarin een signaal te zien dat het de Belgische fiscus niet echt menens is met een kordate toepassing van de Europese spaarrichtlijn?

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content