Een kostenstructuur zo zichtbaar als de Heilige Graal

De kans is groot dat onder het Belgische voorzitterschap de uitbreiding van de Europese spaarrichtlijn naar de verzekeringssector in voege zal treden. Zo komen de beleggers in buitenlandse Tak 21 en Tak 23, die na 1 juli 2010 een contract onderschreven, in het vizier van de fiscus.

Bij elke regeringsvorming duiken er voorstellen voor nieuwe belastingen op. Zeker na de massale kapitaalinjectie in de banksector heeft de overheid geld nodig. Vandaag viseren de politieke partijen vooral het inkomen uit kapitaal van hun onderdanen. Naast een lineaire verhoging van de roerende voorheffing of de invoering van een vermogens(rendement)belasting rekenen zij indirect op extra inkomsten door uitbreiding van de spaarrichtlijn naar de verzekeringssector.

Op 2 december 2009 kwamen de Europese lidstaten namelijk overeen vanaf 1 juli 2010 de gegevens van nieuwe beleggingsverzekeringen (Tak 21 en Tak 23) aan elkaar uit te wisselen. Zo dreigen de Belgen die hun grijze of zwarte geld in Luxemburg parkeren, met de billen bloot te komen staan. Het politieke akkoord is echter nog niet in wetteksten omgezet. Voorlopig heeft Europa andere katten te geselen, namelijk de financiële crisis. De uitbreiding van de spaarrichtlijn heeft betrekking op Tak 21- en Tak 23-verzekeringen. In principe is alleen de gegarandeerde opbrengst van Tak 21 onderworpen aan een roerende voorheffing van 15 %, uitgezonderd de contracten met een looptijd van meer dan acht jaar. Er is geen gegarandeerd rendement bij een Tak 23. Daarom is het rendement onbelast. In 2006 voerde de overheid echter een eenmalige heffing van 1,1 % op iedere premiestorting voor beide producten in. Die premietaks treft niet het inkomen – dat is er nog niet – maar wel het kapitaal bij de instap in de verzekering. Advocaat Anton van Zantbeek (Greenille), die gespecialiseerd is in vermogensplanning, licht toe.

CASH. Moeten beleggers zich nu ongerust maken?

ANTON VAN ZANTBEEK. Er bestaat veel verwarring over de draagwijdte van de maatregel. De spaarrichtlijn heeft echter niet tot doel de belastingen te verhogen, maar ervoor te zorgen dat de schatkist haar roerende voorheffing krijgt. Tenzij de beleggers iets te verbergen hebben, hoeven ze dus geen schrik te hebben van een uitbreiding van de maatregel.

Veel spaarders gebruik(t)en echter beleggingsverzekeringen als witwasinstrument. Zij storten zwart geld als premie en laten het product lange tijd renderen. Als de fiscale schuld verjaard is, komen ze met hun ‘witgewassen’ kapitaal boven water. Dat denken ze toch, maar niets is minder waar. De fraudeurs blijven namelijk strafrechtelijk aansprakelijk. Als ze gepakt worden, hangen hen boetes, gevangenisstraffen en verbeurdverklaringen boven het hoofd. Wie zich nog binnen de fiscale aanslagtermijnen bevindt, krijgt daar nog een belastingaanslag bovenop.

Ondertussen bestaat het gevaar dat de Belgische overheid de uitbreiding van de spaarrichtlijn zal gebruiken om – conform de belasting op kapitalisatiebeveks in 2006 – het rendement van de beleggingsverzekeringen te belasten. Dan zullen die producten aan een dubbele heffing onderworpen zijn: een premietaks van 1,1 % en een inkomstenbelasting.

Wat verandert er?

VAN ZANTBEEK. De lidstaten zullen informatie over het rendement van de beleggingsverzekeringen uitwisselen, zodat de fiscus die in eigen land kan belasten. Alleen Luxemburg, Oostenrijk en een aantal derde landen (Zwitserland, Liechtenstein, Andorra, Monaco enzovoort) passen voorlopig nog een woonstaatheffing van 20 % toe, die op 1 juli 2011 opgetrokken zal worden tot 35 %. Indien de belegger geen fiscale zonden op zijn kerfstok heeft, is dat dus een typisch geval van “much ado about nothing”. Daar wringt voor veel beleggers in verzekeringen echter het schoentje. De premiestortingen bij een aantal van die polissen zijn immers gebeurd met geld van fiscaal verdachte oorsprong. Dat brengt ons bij de overgangswetgeving: wanneer wordt de spaarrichtlijn ‘nieuwe’ vorm van toepassing? Op dat vlak lijkt de lobby van de verzekeringssector zijn werk te hebben gedaan. De spaarrichtlijn ‘nieuwe’ vorm zal alleen van toepassing zijn op nieuwe polissen. Oude polissen vallen er niet onder, nieuwe premiestortingen in oude polissen evenmin. Dat is vreemd en niet logisch. Het gaat immers gewoon om informatie-uitwisseling of de inhouding van een terugbetaalbare heffing. Het is een gemiste kans voor de verzekeringssector om zich te ontdoen van haar op dat vlak negatieve imago. Om te bepalen wat nieuw en wat oud is, geldt de scharnierdatum 1 juli 2010. Indien we ons op het verleden mogen beroepen om de toekomst te voorspellen, zal die datum behouden blijven, waardoor polissen vanaf 1 juli 2010 als nieuwe polissen beschouwd zullen worden. Dat betekent dat de rentecomponent van polissen vanaf 1 juli 2010 retroactief aan de richtlijn onderworpen zullen worden. Het ziet ernaar uit dat de nieuwe spaarrichtlijn onder het Belgische voorzitterschap in voege zal treden. Overigens mag de lobby van de verzekeringssector nog niet op zijn lauweren rusten. Een PS-resolutie van 29 maart 2010 vraagt uitdrukkelijk om de spaarrichtlijn ook uit te breiden naar beleggingsverzekeringen van voor 1 juli 2010. Als we het Belgische voorzitterschap van de EU ingaan met de frontman van de PS als premier, wordt de richtlijn misschien op het laatste nippertje toch nog aangepast.

Zullen de beleggingsverzekeringen ook aan de MiFID-richtlijn (Markets in Finan-cial Instruments) onderworpen worden?

VAN ZANTBEEK. De verzekeringssector stelt zich defensief op tegen initiatieven om de belegger beter te informeren en te beschermen. Nochtans zijn de gedragsregels van MiFID niet spectaculair. We mogen redelijkerwijs verwachten dat de verzekeraars zich aan die principes van fatsoen houden. De beleggers hebben toch recht op duidelijke, correcte en niet misleidende informatie – inclusief een overzicht van alle kosten, lasten en risico’s. Ook is het niet meer dan normaal dat de makelaar op voorhand peilt naar het risicoprofiel van de belegger. Vreemd genoeg lijkt de verzekeringssector er alles aan te doen om te vermijden dat hij onder die ‘verplichte’ gedragsregels zal vallen. Het argument daarvoor is nogal slap: de sector stelt aan ‘zelfregulering’ te doen. Bijgevolg zijn ‘verplichte’ gedragsregels niet nodig. Als voorbeelden geeft de verzekeringssector de onafhankelijke ombudsdienst, interne gedragscodes, financiële infofiches enzovoort. Dat argument overtuigt niet. Als de sector al stelt zich nu al door zelfregulering aan de gedragregels te houden, waarom zouden die dan niet afdwingbaar of sanctioneerbaar mogen zijn? Men houdt er zich toch al aan! Ongetwijfeld heeft dat deels te maken met het dwingende keurslijf. Dat wordt door veel sectoren waar de overheid reguleert, als onprettig ervaren. Daarnaast kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat ook de kostentransparantie een grote rol speelt. Zonder alle producten, makelaars, agenten, maatschappijen en andere actoren in de verzekeringssector over dezelfde kam te willen of kunnen scheren, moeten we toch durven zeggen dat een aantal beleggingsverzekeringen ware black boxes zijn op het vlak van kosten.

Komt er meer transparantie in de kostenstructuur van deze beleggingen?

VAN ZANTBEEK. MiFID zal in de verzekeringssector leiden tot openheid en transparantie over de kosten en risico’s. Dat moet worden gewaarborgd door een verplichte loyale, billijke en begrijpbare communicatie met de belegger. Het doel van de communicatie is dat de belegger ze begrijpt en met kennis van zaken een beslissing neemt. Informed consent dus. Maar er is meer. De klant heeft bovendien het recht te weten wat de kosten precies zijn. Dat geheim wordt nu bewaard als ware het de vindplaats van de Heilige Graal. Waarom daarover zo geheimzinnig gedaan wordt, begrijpen we beter als we weten dat de praktijk van de kick backs welig tiert. Dat betekent dat een belegger door een tussenpersoon (agent, makelaar, bank, andere tussenpersoon enzovoort) wordt geadviseerd om bij een bepaalde maatschappij een contract te onderschrijven. Die partij rekent daarvoor procentueel ‘kosten’ aan, die echter ook de commissie voor de tussenpersoon zelf omvatten. Dat principe (en het bedrag of percentage al helemaal) wordt door iedereen angstvallig verzwegen. Dat zal menig belegger een wrang gevoel geven. Het is zeker niet oneerlijk om betaald te worden voor bemiddeling. Integendeel, zelfs. Hoe kan een belegger anders dan via een professioneel zijn weg vinden in de wirwar aan producten en partijen? Wat wrang zal aanvoelen, is het feit dat dit verborgen gehouden wordt voor de belegger. Hij weet dus niet wat hij via de maatschappij aan zijn vertrouwensman betaalt. Dat strookt niet met de geest van de door MiFID voorgeschreven gedragsregels. (C)

Door Eric Pompen

“Een aantal beleggingsverzekeringen zijn op het vlak van kosten echte black boxes.” Anton van Zantbeek, Greenille

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content