Een interim-regering vraagt afgeslankte kabinetten

Het klinkt als een torenhoog cliché, maar wellicht is het moment gekozen om het principe ‘crisissen zijn uitdagingen’ in de praktijk toe te passen. Nu er gewerkt moet worden aan een interim-regering die een aantal dringende dossiers aanpakt, biedt zich een interessante kans aan: er kan een regering aan de slag gaan met een beperkt programma en dus ook een minimum aan cabinetards. Meteen kan het bewijs geleverd worden dat het land besturen met een minister die over een kleine ploeg beschikt en met een efficiënte en onafhankelijke administratie, wel degelijk mogelijk is. Waar wachten de herauten van de afgeslankte overheid op om dit voorstel op tafel te leggen?

De ministers in die overgangsregering of noodregering zouden dan over een kabinet beschikken dat bestaat uit een aantal medewerkers die aan secretariaatswerk doen, een paar communicatieverantwoordelijken, plus een expert die het regeringsbeleid toetst aan het partijstandpunt. Tussen vijf en tien medewerkers, niet meer. Praktisch is dat ook gemakkelijk te realiseren aangezien de kabinetten van de regering van lopende zaken nog amper bevolkt zijn. Veel kabinetsmedewerkers kozen na 10 juni – eigenlijk al vroeger – eieren voor hun geld en gingen op zoek naar een andere job. Een aantal onder hen werd in de aanloop naar de verkiezingen in administraties en overheidsorganen geposteerd, maar het gros van de cabinetards zijn in de privésector aan de slag of werken voor een partij. Ze staan dus niet allemaal te popelen om terug te keren. Tweede voordeel voor een regering met een beperkt programma: er zou geen sprake zijn van het inhuren van allerlei dure consultants.

Daarmee kan, eerder onverwachts, het debat over de werking van de federale overheid opnieuw op gang worden gebracht. Want de voorbije maanden werden vooral de regionale overheden onder de loep genomen en ging er geen dag voorbij dat er in de Vlaamse kranten een vrije tribune verscheen over het al of niet slagen van het Beter Bestuurlijk Beleid (BBB). In de nasleep van de zaak Rudy Aernoudt werd de ondoorzichtigheid van de Vlaamse kabinetten aangeklaagd. En recent bleek nog dat de Waalse kabinetten 2,7 keer meer kosten dan de Vlaamse. Wie neemt de kostprijs van de federale ‘beleidscellen’, zoals de kabinetten nu heten, onder de loep? Resultaten die wijzen op de dure entourage van de ministers zouden een extra stimulans zijn om te kiezen voor een regering waarvan de kabinetten op minimumbezetting werken.

Jammer genoeg is zo’n nieuwe copernicaanse revolutie bij de federale beleidsorganen wellicht niet meer dan een mooie droom. Kabinetten zullen de komende jaren als nooit tevoren veel te veel bemand zijn, zeker wanneer een overgangsregering haar werk gedaan heeft. Dat zit zo: een tripartite of een coalitie met een ruime meerderheid is omwille van een broodnodige staatshervorming op langere termijn meer en meer de aangewezen regeringsformule. Tripartites worden echter gekenmerkt door een groot wantrouwen tussen de partijen. Je kan er nu al vergif op innemen dat zeker de vicepremiers in zo’n ploeg de eigen kabinetten sterk zullen bemannen en daarbij medewerkers de exclusieve opdracht zullen geven om andere departementen te controleren. Een schaduwkabinet binnen de regering dus. Daar hebben we vandaag de dag, met een in diskrediet geraakte politieke wereld, echter geen boodschap aan.

Door Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content