Een illusie armer, maar veel rijker

Paul Huybrechts publicist

Als men je vandaag kennis van beleggingen toedicht, mijd je beter sociaal contact. Want gezellig is de boodschap niet dat veel financiële klassiekers slecht zijn voor de gezondheid van je centen. Het uitstellen van consumptie is absurd geworden, want straks kan je met hetzelfde geld minder consumeren. Obligaties en vooral obligatiefondsen brengen al twee jaar niets meer op, zeker na beheerskosten en de meerwaardebelasting bij verkoop.

Kan de rente nog lager? Natuurlijk, de reële rente, na aftrek van inflatie, moet in de Europese Unie nog lager. De inflatie moet van -0,1 naar 2 procent. Het is de bedoeling van de centrale bankiers de obligatiehouders, de schuldeisers, te laten opdraaien voor de schuldenoverlast. Inflatie is dan een vanzelfsprekend instrument. Uitwegen? De vlucht in vastgoed drijft de prijzen van de betere panden op. Voor nieuwe aankopen kan je met wat geluk in België nog op een nettorendement, na kosten en belastingen, van 2 procent rekenen. Onvoldoende, gezien de risico’s. Aandelen dan? Dat zegt stilaan iedereen. Maar dan is de vraag: wanneer moet je wat kopen? En moet je dat zelf doen, of laat je het over aan een fondsbeheerder of vermogensadviseur? In beide gevallen trap je in de beleggingsillusie.

Dat is de stelling van De Beleggingsillusie, een bijzonder toegankelijk en verhelderend boekje van twee Nederlandse economen, Marius Kerdel en Jolmer Schukken. De illusie die de schrijvers doorprikken is dat we “door zelf actief te beleggen, of door professionals in te huren, de kans vergroten op een goed rendement”. Dat klopt helemaal niet, zo blijkt uit sterke bewijslast. “Het prijskaartje dat aan die illusie hangt is de afgelopen decennia sterk gegroeid, met pijnlijke gevolgen voor onze spaarpot en voor ons pensioen.” 90 procent van de actieve beleggers haalt volgens een grootschalig Nederlands onderzoek uit 2007 een rendement dat ruim onder het gemiddelde van de markt ligt. De beste 10 procent komt in de buurt van de markt. Professionals doen het iets beter, maar lang niet zoveel dat ze hun prijs kunnen verantwoorden. Bijna 10 procent van de professionele beheerders verslaat de markt vóór kosten, maar na kosten blijft daar slechts 0,6 procent van over. En een illusie die veel geld kost, daar breek je beter mee. Maar we leggen de sportieve ambitie nooit af om tot de 10 procent betere beleggers te behoren. Doe dat dan, zeggen Kerdel en Schukken, met een klein deel van je vermogen, niet met wat je voor je erfgenamen bestemt.

Het inzicht in de beleggingsillusie is ontnuchterend voor elke particuliere belegger, maar is vooral een bedreiging voor de financiële industrie. En ook voor de media die de beleggingsillusie cultiveren. Er zijn wereldwijd 50.000 beleggingsfondsen, 5000 meer dan er aandelen zijn, terwijl de vergoeding van de fondsbeheerders sinds 1951 met 80 procent steeg. Met een negatief vastrentend rendement moet een belegger nu op elk stuivertje letten. Zeker als de overheid de schamele opbrengsten meer belast.

Stuivertjes? Vermogens- en fondsbeheerders die de belegger 2,2 procent per jaar kosten, gaan over een periode van veertig jaar aan de haal met liefst 60 procent van het rendement van een wereldwijd gespreide portefeuille. Tussen 1900 en 2012 bracht zo’n gemengde portefeuille gemiddeld 6,5 procent op. Tegen dat rendement wordt 1000 euro na veertig jaar 12.416 euro zonder kosten en 5375 euro na kosten, 60 procent minder. Meer dan de helft van het reële rendement (na inflatie) gaat op aan kosten. John Bogle, de stichter van de passieve fondsenbeheerder Vanguard, zegt daarover: “De magie van het exponentieel stijgend rendement wordt verwoest door de tirannie van exponentieel stijgende kosten.”

Het slimme beheer van de toekomst loopt volgens de auteurs over passieve fondsen met 0,26 tot 0,5 procent kosten. Je hoeft ook de markt niet te kloppen om een goed resultaat te halen. Stel dat je belegt in een wereldwijd passief aandelenfonds zoals de Vanguard Total World Stock Index Fund ETF. Dan kreeg je volgens Morningstar de jongste vijf jaar 11,2 procent return, na 0,18 procent kosten. Sta je dan als aandelenbelegger doodsangsten uit, zoals regelgevers en politici beweren? Dat valt mee. Op lange termijn, zo blijkt, hebben fluctuaties in waardering een relatief klein effect op het totale rendement.

De auteur is publicist.

PAUL HUYBRECHTS

Vermogens- en fondsbeheerders die de belegger 2,2 procent per jaar kosten, gaan over een periode van veertig jaar aan de haal met liefst 60 procent van het rendement van een wereldwijd gespreide portefeuille.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content