Een hongerloon helpt

De Amerikaan Paul Krugman is de horzel in de nek van de economen, de gesel van de sociaal-economische heilige huisjes, het genie dat zijn opvattingen pittig uiteenzet. ‘Loon naar werken’ bevat zijn jongste, tegendraadse stellingen.

Een derde van de Indonesische kinderen is nog altijd ondervoed. Schokkend, maar in 1975 was dat nog de helft. Aan wie hebben de Indonesische en andere armen uit gelijkaardige landen deze verbetering te danken? “Ontwikkelingshulp heeft nooit veel voorgesteld en is recentelijk geslonken tot vrijwel niets.” Aan hun nationale regeringen dan maar? “Die zijn nog altijd even harteloos en corrupt als altijd.” Aan wie dan wel? Gevoelige lezers moeten even diep ademhalen: “De ontwikkeling is het indirecte en onbedoelde resultaat van de acties van zielloze multinationals en inhalige lokale ondernemers die er alleen maar op uit waren gebruik te maken van de winstkansen die goedkope arbeid bood. Het is geen verheffend schouwspel, maar hoe laag de motieven van de betrokkenen ook zijn, het resultaat is dat honderden miljoenen mensen de stap hebben gemaakt van de meest schrijnende armoede naar iets wat nog altijd akelig is, maar niettemin beduidend beter.”

Zo’n eigengereide analyse is kenschetsend voor Paul Krugman. In zijn essaybundel Loon naar werken (de vertaling van het vorig jaar verschenen The Accidental Theorist – And Other Dispatches from the Dismal Science) schopt de hoogleraar van het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology ( MIT) alweer wild om zich heen.

SPORTSCHOENEN.

In het titelessay verdedigt de econoom de provocerende stelling dat slechte banen en lage lonen beter zijn dan helemaal geen banen. Het klopt dat “dikke kapitalisten profiteren van de globalisering”, maar “degenen die er het meeste profijt van hebben, zijn de werknemers in de Derde Wereld.” De alternatieven, zoals wonen op een vuilnisbelt, blijken nog altijd veel afschuwelijker dan het quasi-slavenwerk. Na verloop van tijd zullen steeds meer arbeiders werk vinden, waardoor uiteindelijk de lonen stijgen en het land welvarender wordt. “Wanneer dit proces lang genoeg is voortgegaan – bijvoorbeeld in Zuid-Korea of Taiwan – beginnen de gemiddelde lonen in de buurt te komen van wat een Amerikaanse tiener bij McDonald’s kan verdienen.”

Intussen zijn we verontwaardigd over de Aziaten die tegen een hongerloon sportschoenen naaien. Krugman noemt het een selectieve verontwaardiging. De hongerende keuterboer roept een ander beeld op, misschien zelfs idyllisch, maar hij is er vaak nog erger aan toe. Anders dan die boer, werken de vrouwen en kinderen in de sportschoenenfabriek evenwel “voor ons plezier – en daardoor voelen wij ons onrein.”

Concludeert Krugman: “Zolang je geen realistisch alternatief hebt voor industrialisering op basis van lage lonen, betekent je ertegen verzetten, dat je bereid bent wanhopig arme mensen de beste kans die ze hebben om vooruit te komen, te ontzeggen omwille van wat neerkomt op een esthetische maatstaf – dat wil zeggen het feit dat het idee je niet aanstaat dat werknemers een schijntje verdienen om rijke westerlingen van modeartikelen te voorzien.”

CLINTON EN DE BANAAN.

Krugman snijdt een lange waslijst thema’s aan. Zelfs de financiering van politieke partijen komt ter sprake. Als voorbeeld wijst Krugman op het half miljoen dollar dat Carl Lindner, de corporate raider die eigenaar is van Chiquita Brands, aan president Bill Clinton schonk als steun voor diens herverkiezingscampagne. Daarom gebruiken de VS nu hun diplomatieke vermogen om de Europese markt open te breken voor bananen uit Midden-Amerika. Weinig kiezers kan het wat schelen. Het brede publiek is overigens “opmerkelijk slecht geïnformeerd over politiek en beleid. En dat schept ruim baan voor belangengroepen – dat wil zeggen mensen met grote belangen bij kleine kwesties – om het beleid te kopen dat ze goed uitkomt.”

In een speels, maar arglistig slotessay blikt Krugman als het ware terug vanuit het jaar 2096. Hij wijst op “vijf grote economische trends die waarnemers in 1996 hadden moeten voorzien, maar niet voorzagen.” Eén: oplopende grondstofprijzen als gevolg van schaarste, ontstaan nadat twee miljard Aziaten het westerse consumptieniveau begonnen te ambiëren.

Twee: het milieu als bezit. Milieuheffingen worden de belangrijkste bron van overheidsinkomsten. Drie: de wedergeboorte van de grootstad. Dat had ook al in 1996 duidelijk moeten zijn, toen niet Silicon Valley, maar Manhattan het centrum werd van de snelgroeiende bedrijfstak multimedia. De dichte urbanisatie bleek gunstig voor de persoonlijke interactie die essentieel is voor de sector.

Vier: de ontwaarding van hogere opleidingen. Vaklui en huishoudwerkers gaan evenveel of meer verdienen dan universitairen. Vijf: de economie van de faam. Nu alles meteen gekopieerd wordt, komt het geld uit evenementen. Daar betalen de mensen nog voor.

Paul Krugman, Loon naar werken. Spectrum, 200 blz., 495 fr. ISBN 9027465398.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content