Een goudmijn?

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Antwerpenaar Guy Pas van het beursgenoteerde Mano River Resources opent de markt voor buitenlandse investeringen in de Liberiaanse mijnen. Technisch-geologisch heeft hij een uitstekend dossier. Is zijn hoop op de Liberiaanse gewezen krijgsheer Charles Taylor een politiek risico “first class”? Of leidt het principe-akkoord dat vorige week in Sierra Leone is bereikt tot een stabilisering van de regio? Een reportage.

Larjor, Monrovia (Liberia).

Charles Taylor, president van het West-Afrikaanse Liberia, stelt zijn hoop op Guy Pas. Die investeert met Mano River Resources in de exploratie van Liberiaans goud. “Mano zet ons terug op de kaart van de internationale investeerders,” zegt Taylor in een exclusief gesprek met Trends. “De exploratie van bodemschatten wordt de hoeksteen van onze economisch beleid.”

Pas, over Taylor: “Hij is de enige die het land, dus ons bedrijf hier, nú stabiliteit kan geven. We hebben elkaar nodig.”

Diamantsmokkel

Het door een burgeroorlog geteisterde land kent al twee jaar relatieve rust. Charles Taylor werd in 1997 met 75% van de stemmen verkozen tot president (zie kader: Stabiliteit). “Taylor was toen de sterkste warlord in het land,” aldus voormalig oppositielid Keikura Kpoto, het minzame en populaire hoofd van de Senaat. “Zijn verkiezing bood de beste garantie voor vrede, een gewapende vrede. De mensen waren de moorden beu.”

Kpoto was in 1994 medestichter van Mano River Resources (gekapitaliseerde beurswaarde: 15 miljoen dollar, of 585 miljoen frank) en is president van de advisory board. Hij speelt een hoofdrol in het uitwerken van de mijnwetgeving in Liberia. Vorig jaar exporteerde Liberia volgens de officiële gegevens voor zo’n 450.000 dollar aan diamanten. “Jaarlijks vloeit er naar schatting 600 miljoen dollar aan diamanten illegaal over de grens, via de Madingo-stam en de Libanezen die vooral de Antwerpse traders bevoorraden,” aldus Kpoto. “De lokale miners kennen amper de waarde van de stenen, die aan spotprijzen worden verkocht.” Bronnen uit het Antwerpse diamantmilieu, vertrouwd met illegale trafieken uit Afrika, minimaliseren overigens de smokkel uit Liberia.

“Met een royalty van 10%

op deze diamantproductie kunnen we ons overheidsbudget verdubbelen,” aldus Taylor. “Voor de kleinere goudproductie geldt hetzelfde principe. Daarom doen we een beroep op professionals als Mano om de illegale handelsstromen in de reële economie te brengen.”

Mano exploreert via de dochteronderneming Lofa naar goud in de Liberiaanse bodem. De zes exploratievergunningen waren de laatste twee jaar goed voor 95% van de investeringen van de holding . De activiteiten in Sierra Leone en Guinea draaien momenteel op een laag pitje.

Praten in code

Trends trok naar Liberia in het voetspoor van Guy Pas en CEO Tom Elder, een geoloog die onder meer voor BP Chemicals en Rio Tinto wereldwijd (tot in Vlaanderen!) naar goud heeft gezocht. Elder zeult een plastic zakje met Leonidas-pralines – “mijn goudstaafjes” – mee, die in de Liberiaanse hoofdstad kwistig worden uitgedeeld. De gesprekken met het lokale Mano-personeel verlopen in code. “Vraag aan Mano1 of hij via K1 een afspraak maakt met J2,” zoiets.

Elder: “We verwijzen intern nooit met naam naar politici of ambtenaren. Zo vermijden we dat nieuwe projecten uitlekken of onze contacten in moeilijkheden komen. De muren hebben oren.”

We bezochten het dorpje Larjor, in de westelijk gelegen Bea Mountains, waar Mano – op nog geen 50 kilometer van het door een burgeroorlog zwaar getroffen Sierra Leone – een gebied van zo’n 2000 vierkante kilometer exploreert. Diep verscholen in het Afrikaanse regenwoud ligt de goudmijn King George-Larjor (KGL). Vandaag delven er tientallen goudzoekers artisanaal in open putten. Voor een kleine fee aan de vergunninghouder graven ze zak per zak stenen op, die worden verbrijzeld en gezeefd. Zo slagen ze erin zo’n 2 gram goud per ton stenen te vinden.

“Individuele goudzoekers vormen de eerste indicatie om tot een professionele exploratie over te gaan,” weet geoloog Jenkins Dorbor, topambtenaar van het Liberiaanse ministerie van Mijnen én adviseur van Mano. Nigel Maund, de Britse geoloog die de Larjor-exploratie leidt, wijst erop dat Mano via een industrieel verwerkingsproces tot drie keer zoveel goud per ton als de “zelfstandigen” kan produceren. “Technisch-geologisch is KGL een first class-exploratie,” stelt de Britse geoloog. “Maar het politiek risico in een land als Liberia is ook first class.”

En het veiligheidsrisico?

Maund: “Dat is relatief klein. Maar indien iemand het in zijn hoofd zou halen om de grens met Sierra Leone over te steken en ons lastig te vallen, dan staan er in elk geval ergens gewapende troepen klaar. In de exploratiefase is dat gevaar echter miniem.”

Investeringen

Mano exploreert pas een half jaar in het KGL-gebied. Er wordt een kamp opgezet voor de werknemers, een water- en energiecentrale opgestart en een hospitaal gebouwd. Dat laatste groeide in drie maanden overigens uit tot hét medisch centrum rond Larjor. “In twintig kilometer omtrek leveren wij de enige medische voorziening tegen malaria en cholera,” weet dokter John Sende. “We hebben al zo’n honderd levens gered.”

Om (onder meer) het starten van KGL verder te financieren, werd in mei via een private plaatsing zo’n 35 miljoen frank extra kapitaal verzameld.

Een exploratie wordt opgedeeld

in vier fasen:

Gewezen zakenbankier Pas rekent dat de initiële exploratieperiode (1995-1999) ongeveer twee miljoen VS-dollar (78 miljoen frank) kost, onder meer voor het opzetten van een kamp, de geologische studies en het delven van de eerste stalen (op 100 meter diep).

Deze tests leverden een positief resultaat op. Er werd een drill indicated resource of door boorwerken aangetoonde voorraad van 300.000 ounces gevonden (één ounce staat voor 31 gram goud en kost op de markt 260 dollar). Mano besteedt het volgende seizoen (van september tot juli) zo’n miljoen dollar aan boorwerken en airborne-operaties. Met een vliegtuig wordt gezocht naar magnetische aanwijzingen van een goudvoorraad, die waard is om industrieel geëxploiteerd te worden.

Blijkt het antwoord positief, dan zal Mano het derde en het vierde werkjaar zo’n 2,5 miljoen dollar spenderen aan boorwerken op grote schaal. Er wordt dan concreter gezocht in functie van een prefeasability study.

Na deze werken, in 2003, hoopt Pas een zogenaamde bankable feasability study uit te kunnen werken. Met zo’n haalbaarheidsstudie kan hij het project via leningen of een kapitaalsdeelname verder financieren. Alles bijeen – het uitwerken van een mijnplan en een milieustudie incluis – kost deze fase twee miljoen dollar.

“Voor we een industriële goudmijn starten, hebben we al 7,5 miljoen dollar (bijna 300 miljoen frank) uitgegeven aan exploratiekosten,” rekent Pas. “Dan moeten we nog de mijninstallatie zélf financieren. Dat betekent zo’n 50 miljoen dollar extra aan capital expenditure in het scenario van een productie van 1,5 miljoen ounces in 10 jaar.”

Dalende goudprijs

Hierdoor heeft de delving van goud een afschrijvingskost van ruwweg 40 dollar per ounce (57,5 miljoen dollar gedeeld door 1,5 miljoen ounces). Er is een directe processing-kost (personeel, energie) van, naargelang van de moeilijkheidsgraad, 140 tot 160 dollar per ounce. Voeg daarbij de royalties (2 tot 3%) van 7 dollar per ounce (bij een actuele goudprijs van 260 dollar per ounce). Tenslotte rekenen we financiële kost (bij een verhouding eigen vermogen/schulden van 30/70) van 5% intrest en 5% risicopremie op een lening van 35 miljoen dollar (23 dollar per ounce).

In het totaal kost het delven van een ounce goud dus 210 tot 230 dollar. Pas: “Dat komt dicht in de buurt van de marktprijs. Als de trend van de prijsdalingen zich verderzet (zie grafiek) dreigen de juniors van de goudmijnindustrie, zoals Mano, in problemen te komen. Outsiders verkijken zich dikwijls op onze sector. Zelfs in het geval van de Liberiaanse KGL-mijnen, waar we wat het goudgehalte betreft tot de Afrikaanse topvijf behoren, is een geologische goudmijn niet per se een financiële goudmijn.”

Op korte termijn

verwacht Pas geen beterschap. Onlangs nog besliste de Britse centrale bank een deel van zijn goudvoorraad te verkopen. Pas, cynisch: “Ik voel me als Sysiphus, die elke dag de rots de berg opduwt (succes boekt in Liberia), om de volgende dag vast te moeten stellen dat de rots terug naar beneden is gerold (de dalende goudprijs).”

Mano, waarvan de prijs per aandeel in Londen de laatste weken schommelt rond 12 pence (7 frank), voert momenteel besprekingen met drie major mining companies. “Die kunnen investeren via een kleine participatie in Mano zelf (1 miljoen dollar bijvoorbeeld) en een meerderheidsparticipatie in Lofa,” stelt Pas. “Ik verwacht zo’n vier tot zes miljoen dollar te kunnen verzamelen. Met deze extra-middelen kunnen we ons toeleggen op andere projecten in de omgeving. Onze ambitie: via joint ventures uitgroeien tot één van de sterkste mijnbouwmaatschappijen in West-Afrika.”

Ook diamant

Om één en ander nog bij te kunnen sturen, intensifiëert Mano sinds begin deze maand de zoektocht naar diamant. De Antwerpse geoloog Luc Rombouts, die de regio meermaals bezocht: “Technisch-geologisch heeft Mano een sterk dossier. In west-Liberia – tegen de grens met het diamantrijke Sierra Leone – is er potentiëel aan goud én diamant. Maar ik huiver voor het politiek risico. Liberiaanse autoriteiten hebben de neiging hun vergunningen aan Jan en alleman te verkopen, liefst meer dan één keer.”

Guy Pas: “Men spreekt wel eens van de Wawa-filosofie, of West-Africa wins again: het risico dat je in deze regio bedrogen wordt. Maar dit is niet toepasselijk op Liberia, dat al 18 maanden hard werkt aan de rule of law, inclusief de mijnwetgeving. De regering kan zich geen mislukking veroorloven op een moment dat heel de wereld zich afvraagt of men Liberia wel ernstig kan nemen.”

zijn collega Maund weet “quasi-zeker”

dat hij ooit diamant zal vinden in of rond de KGL-mijnen. “Maar de vraag is of het wel verstandig is naar die steentjes te zoeken.” Een diamantmijn is immers een vrij rudimentair proces, waarbij – eenvoudig gesteld – de ruwe diamant na de verbrijzeling van de stenen tevoorschijn komt. Bij goudmijnen wordt ook gewerkt met veel complexere chemische processen voor de onttrekking van het edelmetaal.

Bovendien is diamant makkelijk te vervoeren, dus te stelen, en erg attractief voor, wat Maund noemt, “guns and goons” (wapens en knokploegen).

Pas repliceert: “Uiteraard zullen we bij een diamantexploratie een beroep doen op gewapende veiligheidsmensen. Maar het veiligheidsrisico kan je meestal perfect berekenen én verzekeren.”

“Als junior mining company kan je na een diamantvondst best één ding doen: je mijn zo snel mogelijk verkopen aan the big boys, zoals De Beers,” meent Maund, in tegenstelling tot Pas. “Die hebben the money and the muscles om the bad boys buiten te houden. Vergeet niet dat de meeste Afrikanen maar één macht erkennen: die uit de loop van een geweer.”

HANS BROCKMANS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content