Een gouden koppigaard

Hij mag zich een ancien van de Belgische ontwerperswereld noemen. Toch kent het grote publiek de naam van juwelenontwerper en edelsmid Siegfried De Buck amper. Misschien komt daar met de Henri Van de Velde Prijs voor zijn carrière verandering in. Portret van een designer die bokkig en kleinschalig zijn weg gaat.

Siegfried De Buck – ‘Sieg’ voor zijn vrouw – woont en werkt in de buurt van het Gentse Zuid, in het centrum van de stad. Op de gelijkvloerse verdieping van hun statige woning heeft zijn vrouw Hermine De Groeve een kunstgalerie, maar Siegfried De Buck ontvangt me in zijn woonkamer, die met kunstwerken en designvoorwerpen is volgestouwd. Vooral met werken van bevriende kunstenaars, maar ook La Chaise van Ray en Charles Eames staat er mooi te wezen.

“Het is een dubbel gevoel om de Henri Van de Velde Prijs te krijgen”, zegt de ontwerper. “Het is een mooie erkenning, maar het herinnert me er ook aan dat ik dit jaar zestig word, wat natuurlijk een minder leuk besef is. Ik waardeer de prijs vooral omdat het niet evident is dat iemand als ik hem krijg. Ik werk niet op industriële schaal en pas nergens bij. Ik ben altijd koppig mijn weg gegaan. Ik heb eens een natuurdocumentaire gezien waarin ik me herken. Ze toonden hoe mieren mee marcheren met de rest, ook als ze een brandend bos moesten ingaan. Maar je hebt ook mieren die weigeren het bos in te gaan en een nieuwe kolonie stichten. Ik ben zo’n mier.”

Juweel als statussymbool

Liefhebbers van hokjes en etiketten hebben een lastige klant aan De Buck. Hij smeedt vooral artisanale sieraden, maar maakt ook uitstapjes naar meubelontwerp en interieuraccessoires. Zo bedacht hij een wandelstok met een ingebouwde gps, een chocoladekan voor prins Filip en prinses Mathilde, een tafel en een zilveren pralinetoren. Hij is een geboren dwarsligger.

Toen hij veertig jaar geleden, na zijn studies aan de Ecole des Arts Decoratifs in Straatsburg, begon met sieradenontwerp, zorgde hij voor opschudding omdat hij onedele metalen als rubber en metaal combineerde met goud en zilver. “Tja, in de jaren zeventig had je Jewelry Redefined, een beweging die radicaal in vraag stelde wat een juweel precies was. Ik herkende me vooral in de hunker naar experimenteren. Je mag nooit tevreden zijn met wat je doet. Onrust en twijfel zijn de motoren van creativiteit. Je moet altijd blijven zoeken. En als je denkt dat je het gevonden hebt, is het omdat je niet goed genoeg hebt gezocht.”

Zelfgekozen keurslijf

Siegfried De Buck ontwerpt alleen unieke stukken. Hij had het zichzelf makkelijker kunnen maken door af en toe ook juwelen in serie te produceren, beseft hij, maar dat wou hij niet. “Dat zal de aard van het beestje zijn. Ik ben graag op een artisanale manier bezig. Ik schets niet vooraf een tekening, die ik dan uitvoer. Maken en ontwerpen gebeuren bij mij tegelijkertijd. Ik zit elke dag als een monnik in mijn atelier. Het gaat traag, het vraagt concentratie en het is een eenzame job, maar ik houd ervan. Ik geef nog les in Sint-Lucas, zo houd ik contact met de wereld. Ik geniet van mijn werk. Ik zit in mijn eigen keurslijf, niet in een dat me van buitenaf werd opgedrongen.”

Toch had hij ooit contact met Alessi. Alberto Alessi kwam twee keer naar Gent, De Buck trok één keer naar Italië. “Hij heeft me niet expliciet de vraag gesteld of ik iets voor zijn onderneming wou ontwerpen. Maar ik wou het sowieso niet doen. Ik had toen een Belgische reflex: ik werkte met een bedrijf van hier en wou daaraan vasthouden. Achteraf bekeken, had ik misschien wel best iets voor Alessi willen doen. Maar het is ook belangrijk om af en toe ‘nee’ te zeggen. Zo creëer je op termijn een eigen weg.”

Zwarte sneeuw

Commercieel talent heeft Siegfried De Buck niet. Hij zocht nooit zijn publiek op, zijn publiek moest hem vinden. “Wie mijn juwelen koopt, is er verliefd op geworden. Het zijn mensen die bewust zoeken naar mooie juwelen, die met mooie dingen bezig zijn. Je vindt mijn ontwerpen niet in winkels. Ik heb nooit mijn best willen doen om ze aan de man te brengen. Het zit niet in mij om daar een hele commerciële machinerie voor op poten te zetten. Ik houd het liever kleinschalig. Dat is een luxepositie, maar ik heb ervoor moeten vechten. Ik heb veel zwarte sneeuw gezien. Het duurde tien jaar voor ik op mijn poten terechtkwam.” (T)

Door Dominique Soenens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content