“Een goede leider voelt mee met zijn teamleden”

Benny Debruyne
Benny Debruyne Redacteur van Trends

Voor het eerst heeft Johan Bruyneel een sterke wielerploeg voor de nakende lenteklassiekers en deze zomer wil hij Andy Schleck naar zijn eerste Tour-zege leiden. Bruyneel ziet sport als business, is medeauteur van een boek over motivatie en succes, en ging al spreken bij bedrijven als Google.

De nieuwe wielerploeg Radio-Shack Nissan Trek is een fusie van het Amerikaanse RadioShack en het Europese Leopard. Johan Bruyneel, de meest succesvolle ploegleider in de grote rondes aller tijden, zal het Luxemburgse team leiden. Zijn eerste uitdaging: een nieuwe bedrijfscultuur smeden. Hoe gaat hij dat doen? “Het is een proces dat niet van vandaag op morgen afgelopen is. Ik geloof niet in teambuilding waarbij we allemaal samen een of andere activiteit doen. Je moet je tijd nemen en er constant op letten dat renners die elkaar niet kennen met elkaar omgaan.”

Op de eerste trainingskampen bekijkt hij welke mensen goed met elkaar overeenkomen en die groepjes haalt hij uit elkaar. Twee renners die het goed met elkaar kunnen vinden, laat hij niet op één kamer slapen. Ook voor de indeling in trainingsactiviteiten let hij op een goede mix en probeert hij extremen samen te brengen. “In de nieuwe ploeg koppel ik bijvoorbeeld de jonge Amerikaan Ben King die van het Amerikaanse RadioShack komt aan de oudere Duitser Jens Voigt van het Luxemburgse Leopard. Het is misschien een beetje geforceerd, maar het gebeurt in een vertrouwde omgeving.”

JOHAN BRUYNEEL: “Ja. Een voorwaarde is wel dat je zelf ervaring hebt zodat je je in de plaats kunt stellen van de mensen aan wie je leiding geeft. Je kunt geen groep leiden als je niet kunt voelen wat zij voelen. Met het managen van de ego’s valt het wel mee. De teamdoelen staan altijd voorop en gedrag dat daartegen ingaat wordt niet getolereerd. Als twee renners van mijn ploeg aanspraak maken op de overwinning, voelen ze doorgaans zelf wie de beste is. Is dat niet het geval, dan beslist de ploegleiding.”

In het zakenleven is er sprake van verschillende managementstijlen, van een autoritaire tot een meer empathische leider. Welke stijl past u toe?

BRUYNEEL: “Een leider moet autoritair zijn. Daarmee bedoel ik niet dat hij zich dictatoriaal moet opstellen, maar wel dat het in een beslissingsproces dat suggesties toelaat, duidelijk moet zijn dat de ploegleider de eindbeslissing neemt. Als je kijkt naar leiderschap bij de renners, was Lance Armstrong een heel autoritaire leidersfiguur. Alberto Contador is dat veel minder. In mijn huidige ploeg is Fabian Cancellara de natuurlijke leider. Van nature is een kampioen egoïstisch, maar hij weet dat hij een ploeg nodig heeft om hem te ondersteunen. Je kunt snel het verschil in aanpak tussen bepaalde kopmannen zien. De ene kiest voor de korte termijn, de ander voor een langetermijnvisie waarin hij werkt met een ploeg waar hij vier à vijf jaar lang niet veel aan verandert. Zo dwing je respect af. Armstrong was daar heel goed in: hij kon een band smeden waardoor iedereen gemotiveerd was.”

Zijn er sportmannen of mensen in het bedrijfsleven die u goede leiders vindt?

BRUYNEEL: “Ik vind dat de Portugese voetbaltrainer José Mourinho zijn ploegen op een goede manier leidt: hij staat dicht bij de voetballers, maar zodra er iets gebeurt laat hij zich gelden. Hij dwingt respect af op een natuurlijke manier.”

Voor het wielerseizoen in zijn geheel en voor elke wedstrijd hebt u steeds een duidelijke strategie. Hoe belangrijk is strategie?

BRUYNEEL: “Je moet ervoor zorgen dat je zelf klaar bent en je tegenstander voortdurend observeert om hem zo goed mogelijk te leren kennen. Dan kun je sneller zien wanneer hij in de problemen komt. Mijn renners rapporteren daarom wat er gebeurt in het peloton, maar ik wil evengoed weten of er iets is gebeurd in de familie van een tegenstander of als er een probleem is met zijn ploegleider. Bij het winnen van een wedstrijd telt strategie misschien slechts mee voor 10 procent – tegen bijvoorbeeld 60 procent talent of 25 procent professionaliteit – maar die 10 procent kunnen het verschil maken. Wij beginnen elke wedstrijddag met een duidelijke strategie en tijdens de wedstrijd stellen we die constant bij. Het komt erop aan om zoveel mogelijk informatie in te winnen door voortdurende interactie met de renners, en die informatie zo goed mogelijk te gebruiken op het juiste moment.”

Het grote doel is de Ronde van Frankrijk. Hoe zorgt u dat uw teamleden net op dat moment op hun piek presteren?

BRUYNEEL: “Ik probeer zoveel mogelijk onzekerheid te elimineren. Jonge mensen neem ik bijvoorbeeld niet mee naar de Tour omdat je niet weet of ze zullen presteren. Bij een meer ervaren renner die ouder is dan 26 weet je voor negentig procent zeker dat als hij een bepaalde wedstrijdvoorbereiding volgt, hij klaar zal zijn voor de Tour. Sommige renners die ik meeneem zijn al een eind in de dertig.”

U staat bekend om uw goede communicatie. Hoe organiseert u de communicatie in uw ploeg?

BRUYNEEL: “Er zijn dertig renners in de ploeg en zes sportdirecteurs. Elke sportdirecteur krijgt vijf renners onder zijn hoede. De renners weten zo bij wie ze terechtkunnen met vragen of problemen. Zo kun je een vertrouwensrelatie opbouwen met een renner. Via de sportdirecteurs komt de informatie bij mij terecht. Daarnaast heb ik nog andere bronnen, zoals de verzorgers. Na een wedstrijd, wanneer een renner wordt gemasseerd, is die vaak emotioneel en zegt hij soms zaken die hij niet aan mij zou vertellen. Zulke dingen wil ik natuurlijk net wel weten.”

BENNY DEBRUYNE

“Lance Armstrong was een autoritaire leidersfiguur, maar hij kon een band smeden die iedereen motiveerde”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content