DUITSE LOONEISEN GEEN REDEN TOT EUFORIE

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Duitse vakbonden en politici pleiten voor een substantiële reële loonstijging. Maar de kans dat de Belgische loon-kostenhandicap daardoor vermindert, blijft miniem.

Bij onze oosterburen is het cao-seizoen volop bezig. De ene Duitse vakbond na de andere formuleert zijn looneisen. En die zijn niet min. IG Metall, de vakbond voor de metaal- en elektrosector, eiste vorige week 6,5 procent loonopslag. De diensten- en ambtenarenbond Verdi vraagt hetzelfde. Ook de chemie, die nochtans in 2010 al 4 procent opslag kreeg, vraagt een loonsverhoging. De vakbonden kregen steun uit onverwachte hoek: minister van Sociale Zaken Ursula von der Leyen (CDU) mengde zich in het debat en vraagt een reële loonsverhoging. De redenering achter het pleidooi: de Duitsers hebben jaren loonmatiging aanvaard, nu is het tijd om de vruchten te plukken van het tweede Wirtschaftswunder.

De Duitse looneisen zijn ook koren op de molen van de Belgische vakbonden. Zij zien daarin het signaal dat het tijdperk van loonmatiging in Duitsland voorbij is en dat de stijgende loonkosten bij onze oosterburen het debat over de Belgische loonkostenhandicap op termijn overbodig maakt. Een paar jaar sterkere loonkostenstijgingen tussen Aken en Berlijn en de Belgische concurrentiehandicap smelt als sneeuw voor de zon, zo is bij ABVV en ACV te horen. Toch zijn de Duitse looneisen geen reden tot euforie.

Verschillende factoren wijzen erop dat de Belgische loonkosten nog lange tijd een stuk hoger zullen liggen dan in Duitsland. De eerste is de hogere Duitse productiviteitsgroei. Volgens het jongste jaarverslag van de Nationale Bank heeft België sinds 1996 ten opzichte van Duitsland een loonkostenhandicap van 25 procent opgebouwd. Het gaat om de loonkosten per eenheid product, dus gecorrigeerd voor productiviteit. De Belgische vakbonden argumenteren vaak dat onze hoge loonkosten verantwoord worden door de hoge productiviteit van de Belgische werknemer. Dat is een vals argument geworden, want Duitsland heeft de voorbije jaren – zeker sinds 2004 – een sterkere productiviteitsgroei gekend dan België.

De looneisen van de Duitse vakbonden ogen indrukwekkend, maar de kans is klein dat ze de volle buit binnenhalen. Dat is een tweede reden waarom de Belgische loonkostenhandicap een blijver is. Steffen Henzel, econoom van het Ifo-Institut in München, voorspelt dat de stijgingen van de lonen in de dienstensector op iets meer dan 2 procent zullen uitkomen, terwijl de lonen in chemie en metaal tussen 3,5 tot 4 procent zullen toenemen. Die loonstijgingen – waarin trouwens ook de inflatie vervat zit – zijn niet van die aard dat Duitse bedrijven concurrentieverlies lijden ten opzichte van hun Belgische buren.

Een derde factor die de Duitse looneisen doet relativeren, is dat de geschiedenis leert dat Duitse vakbonden en werkgevers loonakkoorden snel kunnen bijsturen wanneer het economisch slechter gaat. Bijvoorbeeld via een arbeidsduurverlenging voor hetzelfde loon. Het risico op een verzwakking van de concurrentiepositie wordt dus geneutraliseerd door de sociale partners. Daar kunnen we in België enkel van dromen.

Redacteur Trends

ALAIN MOUTON

Een verzwakking van de concurrentiepositie wordt door de Duitse sociale partners geneutraliseerd. Daar kunnen we in België enkel van dromen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content