Dodelijk Antwerpen

In Antwerpen werden joden tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaarder getroffen dan elders. Een nieuw boek focust op het lot van de joden in de Scheldestad.

Uit de Dossin-kazerne in Mechelen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog 24.906 joden en 351 zigeuners naar het nazi-concentratiekamp van Auschwitz getransporteerd. Kleinere transporten brachten nog eens 218 joden naar andere kampen. Doorgaans betekende deportatie een doodvonnis. Amper 1337 gedeporteerden haalden levend het einde van de oorlog.

Ongeveer 55% van de joden die bij het begin van de oorlog in België verbleven, konden aan de deportatie ontsnappen. Dit is, relatief beschouwd, beduidend minder dan in Frankrijk, waar zowat 25% van de joden weggevoerd werd, maar merkelijk meer dan in Nederland, waar meer dan 80% van de joden gedeporteerd werd.

Deze kille cijfers vinden we in Van binnen weent mijn hart. De ondertitel vat het boek perfect samen: De vervolging van de Antwerpse joden. In het eerste deel weiden Jan De Volder (romanist en historicus) en Lieve Wouters (germanist en journalist) ook uit over de jodenvervolging in vroegere tijden, maar het langst staan ze uiteraard stil bij de holocaust. In dit luik pluizen de auteurs de bronnen uit, zoeken cijfers, analyses en verklaringen. In het tweede deel interviewen ze negen Antwerpse getuigen. Ook hier ligt de klemtoon op de beleving van het antisemitisme en de jodenvervolging in Antwerpen. De koele cijfers krijgen er een schrijnend gezicht.

Minder geïntegreerd.

Ondanks de heuse bibliotheken die al volgeschreven zijn over de jodenvervolging, blijkt er bitter weinig gepubliceerd te zijn over het lot van de joden in België voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Merkwaardig genoeg ontbreekt vooral informatie over Antwerpen, waar de grootste joodse gemeenschap leefde.

De auteurs zoeken een verklaring voor die frappante lacune in de geschiedschrijving, die ze voor een deel bij de samenstelling van de joodse gemeenschap zelf vinden. Vreemd genoeg blijken de Antwerpse joden na de Tweede Wereldoorlog over het algemeen minder geïntegreerd te zijn. Dat blijkt ook uit het onderwijs: voor de oorlog liep een groot deel van de joodse jeugd school in stads- of rijksonderwijs, nu is het merendeel ingeschreven in specifiek joodse scholen. Dit is niet het geval voor de joodse gemeenschap in Brussel, waar vrijwel alle joden overigens perfect Frans spreken. In Antwerpen zijn lang niet alle joden het Nederlands machtig.

De nieuwe generatie Antwerpse joden is minder seculier dan de generatie van voor de oorlog, de chassidische invloed is groter en er bestaat een sterke band met Israël, het vaderland dat voor de oorlog ontbrak. Door de grotere segregatie leek de joodse gemeenschap ook minder de noodzaak aan te voelen om de tragische bladzijde uit de geschiedenis te delen met buitenstaanders.

Maar er trad ook een gebrek aan interesse op van Vlaamse, niet-joodse kant. Stellen de auteurs: “Voor de Vlamingen was het drama van de bezetting in de eerste plaats dat van de burgeroorlog tussen collaboratie en verzet, en dat van de repressie achteraf. In deze context werd het drama van de jodenvervolging lange tijd naar de achtergrond verwezen.”

Meer racisme.

Tot dusver bleef de Belgische informatie grotendeels beperkt tot het niet eens in het Nederlands vertaalde, driedelige L’étoile et le fusil (1983-1986) van de Brusselse historicus Maxime Steinberg. Deze auteur concludeert dat de Duitse bezetter in zijn plannen van totale uitroeiing niet geslaagd is, vooral dankzij het passieve of actieve verzet van de joden en van de Belgische bevolking. Reageren De Volder en Wouters nu: “Het is maar de vraag of dergelijke conclusie ook geldig is voor de Antwerpse joden. Volgens berekeningen van Lieven Saerens werd ongeveer 67% van de Antwerpse joden weggevoerd, terwijl dat in Brussel 37% was, in Luik 35% en in Charleroi 42%. Veruit het grootste deel van de joden die gered werden, leefden in Wallonië of in Brussel. Het hoge Antwerpse percentage van gedeporteerden zou dus meer in de richting gaan van het trieste Nederlandse record.”

De auteurs sommen drie redenen op waarom de Antwerpse joden zoveel zwaarder getroffen werden. Ten eerste: het Germaanse Vlaanderen moest, net als Nederland, in het Derde Rijk worden geïncorporeerd en grondiger judenfrei gemaakt worden. Ten tweede: de joden woonden in Antwerpen meer geconcentreerd dan in andere Belgische steden, wat de lokalisering vergemakkelijkte. Ten derde én vooral: het antisemitisme was in Antwerpen al voor de oorlog sterker aanwezig dan elders in België. Racistische groeperingen waren er actiever. Zelfs de kerkgemeenschap heeft er minder dan elders haar nek uitgestoken om joden te redden. Het Antwerpse stadsbestuur werkte eerder loyaal mee en wenste over de behandeling van joden geen conflict met de bezetter. Antwerpen torst een hoge schuld tegenover allochtonen.

Jan De Volder & Lieve Wouters, Van binnen weent mijn hart – De vervolging van de Antwerpse joden. Standaard, 147 blz., 695 fr.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content