De zerpe afdronk van de eigen wijngaard

Dirk Van Thuyne Freelance journalist

Waar moet u als belegger nog heen met uw spaargeld? Aandelen zijn een groot risico, brave kasbons brengen nauwelijks wat op. Zowat 100 Belgen stopten hun geld dan maar in de wijnbouw. Maar ook die vorm van beleggen kan het bouquet van een glas azijn hebben.

Met een voorsprong van zowat twintig dagen op het normale schema is vorige week in Bourgogne het plukseizoen begonnen. Jaarlijks trekken honderden Belgen de grens over om de Franse wijnbouwers te helpen bij de druivenoogst. Maar ook steeds meer landgenoten dromen van een eigen wijndomein in het zuiden. Ondernemers als Vic Pauwels, Jean-Jacques Sioen, Maurice Velge en natuurlijk ook Albert Frère hebben ondertussen al hun Belgische vlag op de internationale wijnkaart geplant. Ze verkeren daarmee in het goede gezelschap van artiesten als Gérard Depardieu, Elton John en Sting.

Etienne Van Steenberghe, auteur van de bestseller Belgische wijnbouwers in Frankrijk, onderscheidt drie grote golven in de trek naar de wijndomeinen. “De pioniers trokken al begin de jaren twintig naar het zuiden. Het boegbeeld van die generatie is ongetwijfeld de Oost-Vlaming Georges Thienpondt, een van de stichters van de Kredietbank ( nvdr – nu KBC), die onder andere het prestigieuze Vieux Château Certan in Pomerol op de kop kon tikken. Een tweede golf kwam kort na de Tweede Wereldoorlog op gang. Die bestond voornamelijk uit wijnhandelaren die door te investeren in een eigen wijndomein aan verticale integratie deden. Eind de jaren negentig vond finaal ook het grootkapitaal de weg naar de betere châteaux, en dan voornamelijk in Bordeaux.”

Precieze cijfers zijn er niet, maar ondertussen mogen zeker 100 Belgen zich eigenaar van een Frans wijngoed noemen. Daarnaast trekken ook steeds meer landgenoten naar Italië om daar hun droom te verwezenlijken.

Tussen de 500.000 en de 145 miljoen euro

Al die mensen hebben één ding gemeen: hun beslissing om in een wijngoed te investeren is vooral ingegeven door emotionele argumenten. “Je kunt niet alles uitleggen in het leven,” filosofeert wijnhandelaar Ludwig Cooreman. “De redenen waarom we Château Bertrand Braneyre in Haut-Médoc overnamen, stijgen zeker boven het louter economische uit. Een eigen wijnkasteel beschouw ik als een bekroning van mijn leven.” Over de prijs die hij in 1993 voor zijn wijngoed van 16 hectare betaalde, wil hij niets lossen. “Maar ondertussen heb ik wel al driemaal dat bedrag uitgegeven aan andere investeringen in het wijndomein.”

Of een dergelijke investering ook economisch verdedigbaar is, blijft een open vraag. Ten eerste is het noodzakelijke beginkapitaal niet minnetjes. Voor een doordeweeks wijnbedrijfje van vijf à tien hectare in Zuid-Frankrijk telt u minimaal een half miljoen euro neer. En dan spreken we nog niet over de grote namen in het wereldje waarvoor kapitaalkrachtige kopers niet om een miljoen meer of minder verlegen zitten.

Zo betaalde Gérard Perse in 1998, na de verkoop van zijn distributieketen Champion aan Carrefour, zowat 40 miljoen euro voor de overname van Château Pavie in Saint-Emilion. In datzelfde jaar betaalde gewezen schroothandelaar Albert Frère, samen met zijn vriend Bernard Arnault (de patron van het luxeconcern LVMH), maar liefst 145 miljoen euro voor Château Cheval Blanc, weliswaar de absolute top in Saint-Emilion.

Maar zelfs voor de mensen met de diepste zakken is het niet altijd gemakkelijk om een Frans wijndomein te verwerven. Er is namelijk een waakhond: de Société d’Aménagement Foncier et d’Etablissement Rural ( Safer). Die controleert nauwlettend elke transactie. Zo heeft dit orgaan een voorkooprecht bij elke overname, waardoor Safer zelf het domein kan verwerven tegen de hoogst geboden prijs. Daarmee wil de overheid in de eerste plaats vermijden dat een deel van de aankoopsom in het zwart wordt betaald. Maar Safer ziet er ook streng op toe dat niets van het landbouwpatrimonium verloren gaat. “Zeker wanneer de koper geen wijnbouwer is, zal Safer de nodige garanties eisen,” zegt Bernard Buys, gedelegeerd bestuurder van bouwbedrijf Loveld, die zes jaar geleden voor het eerst in de wijnbouw investeerde. “Die moet dan schriftelijk verklaren dat hij de exploitatie zal voortzetten.”

Of de koper nu een buitenlander of een Fransman is, maakt volgens Buys niet veel uit. De regels zijn gelijk voor iedereen. Toch is het de lokale burgemeester die toeziet op de naleving van die wetgeving, en in sommige gevallen is het dus handig om op het stadhuis op een goed blaadje te staan. Regionaal zijn er dan ook grote verschillen merkbaar in de toepassing van de wet. “Iemand die in de Provence een stukje grond wil overnemen, zal wellicht weinig problemen ondervinden met Safer,” aldus Etienne Van Steenberghe. “Daar zullen ze al blij zijn dat iemand wil investeren. Maar voor het overnamecontract van een van de topkastelen zullen ze ongetwijfeld het vergrootglas bovenhalen.”

Verslikt in de prefinanciering

Iedereen is het erover eens dat wijnbouw een langetermijninvestering is. “Je moet altijd bankier blijven spelen,” zegt Ludwig Cooreman, terwijl hij een beetje groen lacht. “Het is een fabeltje dat je een wijngaard kunt kopen en één jaar later kwaliteitswijn kunt maken. Je moet blijven investeren in kwaliteitsverbetering. Zo hebben we een deel van de wijngaard heraangeplant. Daarnaast hebben we ook het materieel vernieuwd – een ontrister, een tractor en vooral een batterij roestvrij stalen kuipen met computergestuurde temperatuurcontrole. Maar de belangrijkste investering waren wellicht de mensen. Met technisch directeur Pierre Sadaune en oenoloog Jacques Boissenot hebben we de absolute top in huis gehaald.”

Kapitaalintensief is de wijnbouw zeker en de investeerder doet er dan ook goed aan om wat financiële reserves achter de hand te houden. “Zeker voor starters kan de prefinanciering zwaar doorwegen,” aldus Cooreman. “De oogst van dit jaar zal pas over twee jaar op de markt komen. Maar ondertussen moet je wel het personeel betalen en komen de facturen binnen van de flessen, de kurken enzovoort. Wij hebben maandelijks zowat 25.000 euro onkosten, maar de eerste centen van deze oogst zullen pas over 24 maanden binnenkomen.”

Iemand die zich bijna in die prefinanciering verslikte, is gewezen muziekproducent Jan Theys. Met het geld dat de muziekfanaat van Sony voor zijn platenlabel Double T Music kreeg, kocht hij een domein van 38 hectare in Toscane, waar hij wijnstokken aanplantte. Drie miljoen euro investeerde hij al in Serra all’Olio, zoals het domein heet, maar onlangs moest hij op zoek naar 1 miljoen euro extra werkkapitaal, nog vóór zijn eerste eigen fles wijn op de markt is gekomen.

Wanneer crasht bourgogne?

Jarenlang zijn de topwijnen de speelbal geweest van vraag en aanbod, waardoor ze onbereikbaar werden voor heel wat wijnliefhebbers. De euforische stemming op de financiële markten wakkerde de vraag fors aan. Gezien het beperkte aanbod aan topwijnen, konden de producenten en négociants ongestraft hun prijzen opdrijven. Bovendien voelden de Amerikaanse kopers die prijsstijgingen nauwelijks dankzij een sterker wordende dollar. Het magische jaar 2000, dat op de koop toe nog een schitterend wijnjaar was, klopte alle records.

Maar ondertussen zijn de tijden veranderd en in Bordeaux zullen ze het geweten hebben (zie grafiek: De bubbel van de grands crus). De prijzen voor de premiers crus classés zijn al met 20 % tot 40 % gedaald. “De bourgognewijnen zijn voorlopig nog gespaard gebleven van een zware correctie,” zegt Bernard Buys. “Maar het is een publiek geheim dat de négociants nog heel wat voorraad hebben. Zodra een grote speler financiële problemen krijgt en zijn voorraad op de markt moet gooien, krijgen we hier een gelijkaardig scenario.”

Ook Ludwig Cooreman denkt dat er nog heel wat lucht uit de zeepbel moet. “Wij hebben een productieprijs van ongeveer 4,5 euro per fles, terwijl dat bij de echte toppers zeker niet meer dan 6 euro is. Het huidige prijsniveau van de topwijnen is dus nog altijd niet te verantwoorden.”

Maar zelfs in de gouden jaren bleef het rendement van veel topkastelen bedroevend laag. Zo bleef de prestatie voor de aandeelhouders van Château Cheval Blanc in 2002 beperkt tot 3,8 % (eng geconsolideerd courant resultaat/aangepaste nettoactiefwaarde), en dat ligt perfect in lijn met het historisch gemiddelde van het speeltje van Albert Frère, dat op 3,9 % ligt. Bernard Buys krijgt zijn jaarlijkse dividend in natura uitbetaald. Zijn 10 are in Clos Vougeot brengen jaarlijks zowat 450 flessen voort, en daarvan gaan er 300 naar wijnbouwer Charlopin. Voor de vriend en dorpsgenoot van Octave Landuyt, die het etiket ontworpen heeft, blijven er dus nog 150 flessen over. “50 flessen verdwijnen in de privé-kelder,” zegt Buys. “De rest verkoop ik aan vrienden en kennissen.”

Ondanks de lage jaarlijkse rendementen is de wijnbouw lange tijd een aantrekkelijke investering geweest door de stijgende waarde van het onroerend goed. Maar door de malaise op de financiële markten lijkt het erop dat die katalysator zal verdwijnen. Toch lijken de Belgische wijnbouwers gelukkig te zijn met hun investering. “We hebben nog geen eurocent teruggekregen,” klinkt het bij Cooreman. “Integendeel, we hebben altijd verder geïnvesteerd, waardoor de meerwaarde in het domein zit. Maar of we die ooit zullen verzilveren?”

Bij Jan Theys in Toscane klinkt het net zo. “Ondanks de financiële moeilijkheden op korte termijn ben ik er nog altijd van overtuigd dat dit een goede investering is. De schulden bedragen ondertussen al minder dan de helft van de waarde van het domein.”

Dirk Van Thuyne

“Het is een fabeltje dat je een wijngaard kunt kopen en één jaar later kwaliteitswijn kunt maken.” (Ludwig Cooreman, Château Bertrand Braneyre)

De prijzen voor de ‘premiers crus classés’ zijn al met 20 % tot 40 % gedaald.

Zelfs in de gouden jaren bleef het rendement van veel topkastelen bedroevend laag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content