De winter van het onbehagen

Een moeilijk financieel jaar loopt ten einde. Tijd om dertien fundamentele bedenkingen op een rij te zetten.

1. Iedereen vraagt zich af hoe de aandelenmarkten in 2003 zullen evolueren. Misschien is dat de verkeerde vraag. We weten dat beleggen in bedrijven steeds moet gebeuren op basis van een termijn van vijf tot zeven jaar. Daarom is “Waar staan we met de bedrijvenselectie in onze portefeuille tegen 2007 en 2010?” een betere formulering van onze bezorgdheid. Ter illustratie: vijf jaar geleden (begin 1998) vroegen we ons af hoe hoog de koersen nog konden stijgen, omdat we vreesden voor een ineenstorting.

2. De beurs is onvoorspelbaar. Pas vanaf 2000 begon de correctie zich te voltrekken. Maar tot begin 2002 bleef de overwaardering bestaan. Ik ken verscheidene beleggers die er bij hun vermogensbeheerders op hadden aangedrongen hun aandelenposities te verminderen. Het werd hen afgeraden en ze deden het niet. Tot hun bittere spijt.

3. Over een lange periodeontwikkelt de groei van de beurskoers zich zoals de groei van de winst van de bedrijven. In de voorbije tien jaar was de beurskoers vooruitgelopen op de winstgroei. Als een symptoom daarvan liet de koers-winstverhouding ongeloofwaardige waarden optekenen. De opeenvolgende sterke dalingen van de koers-winstverhouding sinds 2000 en ook dit jaar nog kwamen dan ook niet als een verrassing.

4. Dat definities van winst naar believen worden gehanteerd, maakt de zaken niet eenvoudiger. Zo zie ik bij Barron’s deze week een koers-winstverhouding voor de S&P500 van 32, terwijl De Belegger voor dezelfde periode een K/W van 19 geeft. Er wordt me gezegd dat het verschil ligt in de definitie van het winstbegrip. Barron’s zou het begrip core profits gebruiken (de winst met uitsluiting van opties, winst van pensioenfondsportefeuilles en dies meer). Ondertussen is de K/W van de Bel20 gezakt tot 12. Daarin zitten beslist minder trucs verscholen. Een reden te meer om dichter bij huis te beleggen? Na de globalisatie een retour naar ons dorp?

5. De cijfers van Wall Street zijn niet te vertrouwen. President George Bush creëert onrust met zijn oorlogsretoriek. Het vertrouwen in de VS geraakt zoek.

6. Beleggers die aandelen volledig hebben afgezworen, worden talrijker. Er zijn er zelfs die mij laten geloven dat ze nooit aandelen hebben gehad. “Geld verdienen kun je alleen in een eigen bedrijf, niet door te investeren bij anderen,” is een veelgehoorde opmerking. Of wat te denken van de volgende parabel: drie broers verkochten hun zaak. Ze belegden elk in een kleinere nieuwe zaak. De eerste hield de rest van zijn geld in cash en obligaties, terwijl de twee anderen hun geld lieten beheren door private bankers. “Mijn broers slapen niet meer,” zegt broer A. “Wij maken hetzelfde mee als iedereen,” repliceren broers B en C. We kunnen alleen maar leren uit de verschillende meningen.

7. De VS (en in veel mindere mate West-Europa) heeft een periode van sterke groei achter de rug door een investeringsgolf in nieuwe technologie. Een gevolg van die groei was overcapaciteit. De drijvende economische kracht is niet langer de Amerikaanse consument die zich steeds meer schulden op de hals haalt, maar de toepassing van nieuwe productiemethoden in de moderne sectoren. De productiviteitsgroei was voor een stuk reëel, maar er werden ook verwachtingen gecreëerd die niet werden ingelost. Grote successen stonden naast fenomenale fiasco’s. Uiteindelijk hebben de productiviteitsgroei en de overcapaciteit geleid tot dalende prijzen. Dat proces van vernieuwing is nog niet beëindigd.

8. Ik deel de mening niet dat het volstaat dat de Amerikaanse en Europese centrale banken wat soepeler zouden omspringen met hun geldbeleid om de zaken weer vlot te krijgen. Ik geloof dat de centrale bankiers vooral door hun strijd tegen de inflatie bijdragen tot de economische ontwikkeling op lange termijn.

9. In België zijn we nog steeds aan het inleveren na dertig jaar potverteren (1960-1990). Het is de prijs die we bereid waren te betalen voor de toetreding tot de stabiele eurozone. Dat we daarbovenop een recessie beleven, is nu wel duidelijk. Het “meest welvarende land ter wereld” ziet vandaag het ene na het andere hoogtechnologische bedrijf verdwijnen. Maar we zijn de grootste antibioticaslikkers ter wereld en we rijden steeds vaker gratis.

10. Het woord deflatie wordt soms gebruikt in de betekenis van crash. Ik zie het anders. Een periode van deflatie wordt gekenmerkt door een evolutie waarbij het prijspeil aanhoudend blijft dalen, zoals tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw. Het gaat om een fenomeen dat typisch is voor een periode van belangrijke technologische evoluties. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, hoeft dat niet negatief te zijn voor de economische ontwikkeling. Aandelen hebben de gewoonte om goed te presteren in dat soort tijden.

11. De gouden eeuw is echter nog niet gearriveerd. Voorlopig bevinden we ons in een overgangsfase. Dat betekent aanmodderen.

12. Welke beleggingsconclusies moeten we uit dit alles trekken? Gebruik alleen geld dat je kan missen om te beleggen in aandelen met een perspectief van vijf tot zeven jaar. Wie van een belegd vermogen leeft, moet op de eerste plaats het regelmatig kasinkomen veiligstellen. Pas dan kan worden gedacht aan beleggen op langere termijn.

13. Zo belanden we bij de vraag die we steeds weer moeten stellen: welke bedrijven zullen over vijf tot zeven jaar groeien en bloeien? Als we die aandelen kopen voor een niet te dwaze prijs, zitten we goed.

Emiel Van Broekhoven [{ssquf}]

De auteur is hoogleraar persoonlijke financiële planning aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van Beleggingsclubs en Beleggers (VFB).

Dé vraag: welke bedrijven zullen over vijf tot zeven jaar groeien en bloeien? Als we die aandelen kopen voor een niet te dwaze prijs, zitten we goed.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content