De Vlaming bij Bill Gates

De Vlaming Jan Gheuens is expert bij de prestigieuze Bill & Melinda Gates Foundation. De zwaar onderschatte strijd tegen tuberculose is zijn dagelijks werk.

Weinig instellingen spreken zo tot de verbeelding als de Bill & Melinda Gates Foundation. De al bij leven legendarische stichter van Microsoft, Bill Gates, heeft – al dan niet onder druk van zijn vrouw – een stuk van zijn ontzagwekkende fortuin ter beschikking gesteld van een bonte verzameling topwetenschappers. Die moeten dat geld aanwenden voor de harde strijd tegen een rist miljoenen mensen dodende. Een van die wetenschappers is de zoetgevooisde Vlaming Jan Gheuens. Hij werkte voordien bij Janssen Pharmaceutica en moederbedrijf Johnson & Johnson (J&J) in de VS en ook voor de biotechnologiereus Amgen.

Gheuens is nu een sleutelfiguur in de wereldwijde strijd tegen tuberculose (tbc), die jaarlijks 1,7 miljoen dodelijke slachtoffers maakt, terwijl er ieder jaar 9 miljoen nieuwe gevallen bijkomen. Dat maakt van tbc, een besmettelijke ziekte waarbij de bacillen bijna uitsluitend via de lucht worden overgedragen, een van de dodelijkste infectieziektes.

Of Gheuens bij Gates zijn carrière beëindigt, is maar de vraag. Een terugkeer naar België zit er niet echt meer in. Binnenkort volgt de naturalisatie, toch als hij zijn hectische reisgedrag van de voorbije vijf jaar kan reconstrueren. En zeggen dat Gheuens voorbestemd leek voor een succesvolle academische carrière. Na zijn studies neurologie werd hij al snel adjunct-diensthoofd neurologie aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, wat hij combineerde met lesgeven aan de UIA. Hij zette toen ook de latere alzheimer-specialiste Christine Van Broeckhoven mee op het pad van de neurogenetica en de moleculaire biologie.

Hoe bent u bij de Gates Foundation terechtgekomen?

GHEUENS. “Zij zochten iemand met ervaring in industriële productontwikkeling omdat een groot deel van de strategie voor tbc is gericht op het maken van nieuwe producten. De huidige medicijnen zijn oud en werkelijk niet goed. En BCG, het meest gebruikte middel om kinderen te vaccineren, biedt eigenlijk heel weinig bescherming.”

De Wereldgezondheisorganisatie zei in 1993 al dat tbc een global health emergency was. Ruim vijftien jaar later staan we nauwelijks verder.

GHEUENS. “Als vrienden horen dat ik in tbc werk, vragen zij: ‘Bestaat dat nog?’ Maar elk jaar sterven er 1,7 miljoen mensen aan tbc. Er sterven meer mensen aan tbc dan aan malaria.

“In het begin van de jaren tachtig werd tbc niet meer gezien als een global health problem. Toen kwam aids. De ziekte werd beschreven in apocalyptische terminologie, alsof het einde van de mensheid naderde. En alle fondsen verschoven naar hiv-onderzoek. Dat was niet verkeerd, want dat geld was nodig. Maar het onderzoek naar tbc stopte en nu hebben elk jaar meer mensen de ziekte.

“Er is werkelijk heel weinig gebeurd voor tbc, tot de Gates Foundation er zich op richtte en erin slaagde het weer op de agenda te plaatsen. Maar nu nog is de advocacy, het bepleiten van onze zaak, gewoon veel zwakker dan die van andere ziekten.”

Het is ver gekomen dat u een ziekte moet verkopen als winkelwaar om de nodige aandacht te krijgen.

GHEUENS. “De Gates Foundation steekt daar inderdaad geld in. Dat is echt de ziekte op de agenda plaatsen en geld van andere donoren aantrekken. Het is een kwestie van de juiste prioriteiten.

“De grote drie prioriteiten – tbc, hiv en malaria – liggen zeker op tafel. Maar er is nog heel veel geld te kort. Voor het totale tbc-programma voor onderzoek naar vaccins, medicamenten en diag-nostica, en de behandeling van patiënten is er een funding gap van meer dan 30 miljard dollar voor de periode tot 2015. En bij de Gates Foundation kunnen we dat zeker niet alleen invullen, hoewel het geld soms uit onverwachte hoek komt. Er komen zelfs donaties van kinderen die limonade maken en verkopen in de buurt, en dan een cheque sturen van 12 dollar. Heel lief.”

Het probleem van tbc is dus dat het niet sexy genoeg is. In feite heeft u enkele met tbc besmette vips nodig?

GHEUENS. “Ja, dat hebben we ook al in onze meer cynische dagen gedacht. Een beroemde voetballer of zo.” (lacht)

Het farmabedrijf GSK zegt tegen 2011 een vaccin op de markt te hebben. Gelooft u daarin?

GHEUENS. “Nu denken we toch dat 2017 en met wat geluk 2015 haalbaar moet zijn. GSK was nogal optimistisch. Toen ik bij de Gates Foundation kwam, was een van mijn eerste taken om naar de tijdslijnen te kijken en ik heb ze wat gecorrigeerd. De ontwikkeling van een vaccin duurt lang en je moet geluk hebben. Vaak gaat veel tijd verloren door technische problemen, niet omdat mensen lui waren.”

U passeert ook bij het Mechelse Tibotec, het zusterbedrijf van Janssen Pharma. Hoe past dat in uw verhaal?

GHEUENS. “Tibotec heeft een bijzonder beloftevol medicijn in ontwikkeling op basis van een totaal nieuwe klasse van targets, waarbij de eerste tests op patiënten met drug- resistente tbc vrij spectaculair waren. Het zit nu in klinische fase 2, maar mogelijk komt de goedkeuring er versneld omwille van de hoge medische nood. We hebben het dan al over 2012.”

Vorig jaar was er een kritisch artikel in het British Medical Journal, onder meer van Jan De Maeseneer, de Vlaamse autoriteit in huisartsgeneeskunde. Die vond de aanpak van de Gates Founda-tion verkeerd omdat hij de lokale eerstelijnszorg zou ondermijnen.

GHEUENS. “Ieder zijn mening. Men zegt wel eens no good deed goes unpunished. Het is zeker juist dat er door de Gates Foundation veel geld wordt geïnjecteerd in soms vrij fragiele systemen. De Gates Founda-tion is al de olifant in de porseleinwinkel van de gevestigde waarden genoemd.”

Wordt de impact van de Gates Foundation overschat?

GHEUENS. “Onze investeringen in vaccins vormen geen garantie. Maar het is typisch iets waarin de Gates Foundation actief wil zijn. Uiteindelijk komen er heel veel mensen aan de deur kloppen voor fondsen. Er komen jaarlijks zowat 20.000 aanvragen binnen en een minderheid krijgt steun. Na drie maanden had ik al door dat dit een job was waarbij ik altijd bekritiseerd zou worden. Veel van die kritiek komt van ontgoochelde aanvragers.

“Maar ik doe mijn werk zeer graag. Je voelt dat je een verschil maakt. We hebben er ook de middelen voor. In het anderhalf jaar dat ik er ben, zie ik echt vooruitgang. Op alle vlakken. Soms zou ik het wel liever doen aan de oostkust van de VS, want het is voor mij veel reizen.”

U rapporteert niet voortdurend aan Bill Gates?

GHEUENS. “Neen, want de Foundation heeft een CEO en daaronder heb je dan drie hoofdprogramma’s, waaronder global health. En daarin zit tbc. Heel leuk is dat niemand aan mij rapporteert, een heel verschil met vroeger. En ik zit met de neus op de ziekte zelf. Het is een strategische job waarbij ik heel weinig te maken heb met administratie en bureaucratie.”

Maar u hebt wel contact met hem?

GHEUENS. “Ja, en je voelt ook gewoon dat hij er vaker is sinds hij bij Microsoft gestopt is. Hij is ongelofelijk gefocust en geïnteresseerd. En bij strategieveranderingen moet je bij hem passeren. Ook zijn vrouw is zeer actief in de Foundation. Zij is vooral geïnteresseerd in de gezondheid van moeders en kinderen, terwijl Bill zelf vooral focust op vaccins en grote ziektes. We geven onze informatie op voorhand en hij leest en begrijpt heel duidelijk ook álles. Vaak laat hij voor we naar onze meeting gaan al per e-mail weten wat hij gaat vragen. Hij is zeer intens betrokken.”

Het is dus niet, zoals wel eens wordt geopperd, dat hij het doet omdat hij moet van zijn vrouw?

GHEUENS. “Neen, ze zijn allebei bijzonder betrokken. Het is trouwens merkwaardig hoe weinig opvallend die mensen zijn, net als Gates senior, de vader van Bill. Als Melinda hier nu binnen zou stappen zou je haar niet eens opmerken. Er zijn mensen die het veel hoger in hun bol hebben dan Bill en Melinda Gates.”

Waarom stapte u destijds over naar het bedrijfsleven?

GHEUENS. “Ik noem het mijn eerste midlifecrisis. Ik had geen klagen aan de Antwerpse universiteit, mijn carrière ging goed en neurologie was een goed vak. Maar ik had wel het gevoel van ‘ga ik dit doen voor de rest van mijn leven?’. Ik was toen 39. Hoe oud ik nu ben? 56. Pas op hé, in de VS mag je die vraag niet stellen bij sollicitatiegesprekken. Je mag wel vragen wanneer iemand afgestudeerd is en of die tussen 18 en 63 jaar is. (lacht)

“Ik kwam voor het eerst in contact met de bedrijfswereld via het toen pas opgerichte Innogenetics, waarmee we een contract hadden gesloten.”

Hebt u gewoon aangeklopt bij Janssen Pharma in Beerse?

GHEUENS. “Via een advertentie. We waren op vakantie aan zee, een van de weinige momenten dat ik rustig de krant kon lezen. En ik zag dat Janssen een neuroloog zocht. Ik dacht dat het voor een pas afgestudeerde zou zijn, maar ik heb toch gebeld. Janssen Pharma in Beerse was een goede plaats voor een neuroloog. We deden er veel onderzoek naar ziekten van het centrale zenuwstelsel. Ik was op de juiste plaats op het juiste moment. Het eerste project waaraan ik meewerkte, was Risperdal (een middel tegen schizofrenie dat een van de meest succesvolle medicijnen van Janssen werd en op zijn hoogtepunt jaarlijks ruim 1 miljard dollar opleverde, nvdr). Voor hetzelfde geld werk je twintig jaar in de industrie zonder ooit een medicijn gelanceerd te zien omdat zovele projecten op niets uitdraaien. Ik heb veel geluk gehad.”

Maar dat besefte u toen waarschijnlijk niet?

GHEUENS. “Niet echt. Maar achteraf is het een zeer goede leerschool gebleken. Zo was ik een tijd medisch directeur van Janssen in Duitsland, waarbij ik ook moest meedraaien in internationale onderzoeksprojecten en de lokale markt ondersteunen. Ik werd naar Duitsland gestuurd omdat de firma het daar niet goed deed en ik moest zorgen voor de turnaround in O&O. Daar heb ik het meest geleerd over hoe je een bedrijf moet runnen, want als medicus heb je nooit een cursus financiën of economie gevolgd.”

En in 1996 bent u naar de VS getrokken.

GHEUENS. “Daar kwam een beetje geluk bij kijken. Esso, de werkgever van mijn vrouw, vroeg eerst of zij naar New Jersey wilde komen. Kort nadien kwam Janssen met een gelijkaardig voorstel, ook naar New Jersey. Tot eind 2000 heb ik dan bij Janssen in de VS gewerkt, eerst als manager van een onderzoeksgroep en ook voor de O&O-afdeling van Janssen in de VS om er uiteindelijk vicepresident medical affairs te worden.”

Waarom ging u toch weg bij Janssen Pharma?

GHEUENS. “Tien jaar bij een bedrijf was bijzonder lang voor mij. En we hadden toen net Propulsid (een middel tegen maagzuur, dat bij heel wat patiënten ernstige neveneffecten veroorzaakte, nvdr) moeten terugtrekken van de markt. Dat was de pijnlijkste ervaring in heel mijn farmacarrière. Ik had ook weinig vertrouwen in de pijplijn. Ik dacht dat het de eerste jaren niet zo goed zou gaan in de geneesmiddelenontwikkeling van J&J.

“Ik wilde ook terug naar geneesmiddelenontwikkeling en ben zo beland bij Amgen. Het klikte meteen. Biotech in Californië was helemaal anders dan de Big Pharma van New Jersey. Amgen leek me de grootste start-up ter wereld, met 4000 mensen die zich gedroegen alsof het een klein bedrijfje was. Beslissingen werden veel sneller genomen en het was allemaal risicovoller. Ook de beloning was risicovoller: geen pensioen, maar wel aandelenopties.”

En die stock options waren aantrekkelijk.

GHEUENS. “We mogen niet klagen, maar die spectaculaire verdubbeling elk jaar was iets van de tijd van de grote bubbel, voor mijn tijd dus. In de zes of zeven jaar dat ik er was, is het aandeel wel wat naar omhoog en omlaag gegaan, maar niet zo explosief.”

En Amgen was de juiste keuze?

GHEUENS. “Ik leidde de uitvoering van klinisch onderzoek in enkele Europese landen, Canada, de VS en Australië. Maar op het einde waren dat 37 landen plus alle O&O in Japan, en dat werd een puur administratieve job. En dat terwijl ik graag werk in bedrijven die voorbij de start-upfase zijn, dus al een paar producten op de markt hebben en veel onderzoek doen.

“Maar goed, ik overwoog toen om het rustiger aan te doen. Ons eerste kleinkind was geboren en ik wou andere dingen doen, zoals consulting voor kleinere biotechbedrijven, venture capital, enzovoort. Maar toen kwam het telefoontje van de Gates Foundation, via een headhunter.”

Maar u bent niet van plan terug te keren naar België?

GHEUENS. “Zeg nooit nooit, maar we zijn in de States voor onbepaalde duur. Mijn vrouw is intussen genaturaliseerd. Ik nog niet. Ik denk wel dat ik het zal doen. Het probleem is dat je al je reizen van de voorbije vijf jaar moet oplijsten, wanneer je waar bent geweest voor hoe lang, en dat is in mijn geval bijna onmogelijk. Maar als je het niet juist hebt en ze denken dat je sjoemelt, kunnen ze je green card afpakken.”

Hoe moet het nu verder?

GHEUENS. “Ik zeg altijd tegen mijn vrienden dat mijn maandagen even goed zijn als mijn vrijdagen. Het is aantrekkelijk om op mijn leeftijd een job te hebben waarbij ik iets kan bijleren en toch zelf kan bijdragen op basis van mijn vroegere ervaring. Het is duidelijk ook een prestigieuze job. Ik heb veel meer reacties op mijn visitekaartje nu, dan op mijn kaartje van Amgen of Janssen. Het was een unieke kans. Als ik het geluk heb oud te worden, wil ik niet denken van I could have, I should have. En toch heb ik nog altijd het gevoel dat dit niet mijn laatste job zal zijn.”(T)

Door Bert Lauwers/Fotografie Wouter Rawoens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content