De verovering van de poesta

België, de zevende buitenlandse investeerder en de tiende leverancier in Hongarije, heeft een handelsoverschot van 11 miljard frank met het voormalige Oostblokland. Maar het Belgische belang in de Hongaarse export groeit. Toch zoeken Belgische ondernemers ter plaatse vooral nieuwe Oost-Europese afzetmarkten, geen delokalisaties.

Boedapest, Szekesfehervar,

Lörinci, Rétság (Hongarije).

“Hongarije een Oostblokland?” Edouard Janssens, directeur van het bouwbedrijf CFE Hongarije in Boedapest, schudt onbegrijpend het hoofd. “De rekken van de warenhuizen en het aantal recente Lada‘s in de straten vertellen je dat het land die status al lang ontgroeid is.” Janssens werkt al jaren voor CFE in Hongarije. Hij leidde er onder andere de bouw van de Hongaarse hoofdzetel van ING en van verschillende winkelcentra in opdracht van Cora.

Omstreeks deze tijd werkt het bedrijf voor de Compagnie Immobilière Belge (CIB) – een dochter van Tractebel – de luxueuze Campona Shopping Mall af in een van de buitenwijken van Boedapest. Een investering van 40 miljoen frank in 40.000 m² boetiekjes, een bioscoopcomplex met elf zalen en een miniatuurwildpark met haaien en alligators onder kopergroene daken, van waarop een reusachtige opblaasbare giraf de binnenrijdende auto’s telt. Dergelijke winkelcentra – Amerikaanse stijl – zijn een rage in Hongarije, een consumptiegericht land met drie miljoen kredietkaarthouders op een bevolking van circa tien miljoen (zie tabel). Toch zijn de lonen laag, in verhouding tot de levensduurte. Volgens cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) verdient de gemiddelde Hongaar een slordige 14.000 frank per maand.

De productiviteit, die momenteel nog stukken lager ligt dan in België, groeit elk jaar met bijna 10%, het loon met 5% in reële termen. De meeste waarnemers schrijven het land een enorm groeipotentieel toe. Dankzij uitgezwermde etnische minderheden heeft Hongarije een voet tussen de deur in verschillende buurlanden, wat van het land een comfortabel bruggenhoofd naar Oost-Europa maakt, als het de barrière van zijn Indo-Europese taal in een Slavisch gebied overwint.

INDUSTRIEEL

hinkt Hongarije evenwel achterop bij het Westen. De gemiddelde vrachtwagen is er zeventien jaar oud, een plaatselijke kmo moet het vaak stellen met een machinepark van 35 jaar. “Zelfs de tweedehandse machines die we uit België overbrengen, zijn moderner dan het gemiddelde productie-apparaat van een Hongaars bedrijf,” zegt Danny Gilis, een Antwerpse ingenieur die het matrijzenatelier van Ungarisch-Belgische Werkzeugbau (UBW) leidt in Lakihegy. Dat is het gevolg van een rentelast die de kasstroom van de plaatselijke bedrijven verstikt (zie ook kader: Met dank aan het buitenland). Door de hoge inflatie en de sterke nood aan buitenlands kapitaal moet een Hongaarse ondernemer die een lening wil aangaan, bovenop de hoge rentes – tot 30% of 10% reëel – ook borgstellingen ophoesten voor soms het volledige geleende bedrag. Waardoor hij alleen geld vindt als hij de lening eigenlijk niet nodig heeft. “Plaatselijke toeleveranciers kopen daarom alleen grondstoffen als ze vooruit betaald worden,” zegt Jan Lambert, productiedirecteur in de Hongaarse vestiging van Sidem, een Roeselaarse fabrikant van auto- en vrachtwagenonderdelen.

De Belgische bedrijven ter plaatse kunnen om de binnenlandse bankproblemen heen laveren: KBC, dat 3,2 miljard frank neertelde voor 64,45% van de Hongaarse handels- en kredietbank K&H – zijn Hongaarse evenknie – heeft er een kantorennetwerk waar het leningen en deviezen uitschrijft, de kosten van het bancaire verkeer drukt, borgstellingen vanuit België mogelijk maakt en Hongaarse rekeningen opent voor Belgische klanten. “Het Hongaarse banksysteem,” legt Bernard Van Hees van KBC in Boedapest uit, “is te sterk gebaseerd op waarborgen. Belgische bedrijven zijn dat niet gewoon.”

Nieuwe markten

De Vlaamse bedrijven geloven desondanks in een ontluikende Hongaarse (en Oost-Europese) markt. “De markt voor op maat gezaagde balken en alle Hoebeeck-houtproducten wordt vandaag geraamd op 80 miljoen frank, maar naarmate de koopkracht in de regio toeneemt, verwacht ik een exponentiële groei,” zegt Diederik Geerinckx, de jonge zaakvoerder van Lignum Europa, een dochter van de Hoebeeck-groep, die 1 miljard frank aan gelijmde spanten omzet. Lignum mikt op 200 miljoen frank omzet in 2000. Het heeft vandaag 85% van de plaatselijke markt in handen en investeert via een kapitaalsverhoging 71 miljoen frank in een nieuwe fabriek van 4000 m² – na een initiële investering van 23 miljoen. Geerinckx: “Hongarije is onze tweede thuismarkt. We sloten hier contracten af met BricoStore, Obi en Baumax, de giganten in de Hongaarse doe-het-zelf-markt.”

Lignum is een van de velen. België is in Hongarije de zevende buitenlandse investeerder en de tiende leverancier – ons land had in 1998 een handelsoverschot van 11 miljard frank met Hongarije. Vooral Vlaamse bedrijven hebben er vaste voet. Lingeriefabrikant Van de Velde had 260 miljoen veil voor een vestiging. De verlichtingsfabrikant Massive, die jaren geleden door het Antwerpse bouwbedrijf Ibens Hongaarse ateliers liet optrekken, zou plannen hebben om in de komende maanden 30.000 m² bedrijfsruimte bij te bouwen, om verder te delokaliseren.

Ook UBW, een kmo met 40 miljoen frank omzet en 50 werknemers in dienst, produceert vooral voor de Belgische markt. De inmiddels volle dochter van de Antwerpse matrijzenmaker Tools&Dies werd in 1995 opgestart als een joint venture met een Hongaarse vennoot. “De arbeidsintensieve productie van unieke stukken vereist gespecialiseerde technici en een lage loonkost. Hongarije kan die combinatie bieden. België niet,” vergoelijkt Danny Gilis.

DELOKALISEREN

was niet de bedoeling van verschillende andere Belgische bedrijven. Zetmeel- en derivatenproducent Amylum investeerde 100 miljoen frank in de overname van Hungrana, waar het vooral voor Oost-Europa produceert. De groep- Louis Delhaize bouwde Profi-warenhuizen en kocht in juni voor 7,5 miljard frank de Hongaarse marktleider Julius Meinl. Versgroentenproducent Intergarden investeerde 100 miljoen frank, Tractebel – met de activiteiten van zijn onroerend-goedpoot CIB – 200 miljoen. Punch International opende een vestiging van een half miljard in Szekesfehervar. Punch maakt er in opdracht van de plaatselijke Philips-vestiging frames en kunststof of metalen behuizingen voor video- en televisietoestellen. Door de moeilijkheden bij zijn opdrachtgever draaide het bedrijf een tijdlang op halve kracht, maar nu Philips bijkomende opdrachten naar Szekesfehervar haalde, zit er op termijn zelfs een nieuwe uitbreiding in.

Het Brusselse bouwbedrijf CFE streek in 1991 in Boedapest neer en renoveerde een jaar later de gebouwen van ING, naar een design van Erik Van Egeraath. Zeven jaar later draait CFE Hongarije met 50 mensen 1 miljard frank omzet in algemene aannemerswerken, allemaal op Hongaarse bodem. En Interbrew kocht – voor naar schatting 80 miljoen dollar – de Hongaarse brouwerij Borsodi en het ingangsticket van Stella op de Hongaarse markt. “Lokale markten veroveren met opgewaardeerde plaatselijke merken is altijd onze strategie geweest,” zegt Interbrew-woordvoerder Jan Coucke.

EEN VAN DE EERSTE BUITENLANDSE INVESTEERDERS

in Hongarije was Vlaams: de Antwerpse Buchmann-groep, een fabrikant van brilglazen met 3,5 miljard frank omzet en een duizendtal werknemers. Het bedrijf kocht in 1991 – met steun van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (GIMV) – de serieproductie van een voormalig staatsbedrijf op. De uitstekende reputatie op het vlak van optica en de perfecte geografische ligging tussen Oost-, West- en Centraal-Europa verleidden topman Jacky Buchmann tot een bod. “De acquisitie was een typische vorm van verticale integratie,” zegt Georges Byl, directeur bij Buchmann in Hongarije. “Organische glazen, een heel toekomstgericht product dat we vroeger elders inkochten, worden nu in de Hongaarse ateliers gemaakt.”

De 320 Hongaarse Buchmann-werknemers leveren zowel afgewerkte producten af als halffabrikaten – glazen die nog bij de receptslijperijen in Frankrijk of België bijgeslepen worden. Acht jaar later heeft Buchmann in Mateszalka – in het noordoosten, bij de grens met Oekraïne – de grootste serieproductie van brilglazen in Europa, goed voor 270 werknemers en vijf miljoen lenzen per jaar.

Ook bij de talrijke Vlaamse kmo’s in Hongarije zou het puur om bijkomende activiteiten gaan. Het Voerense Weerts Logistics bouwde er 4600 m² koelruimte. Sinds eind juli regelt het de volledige distributie voor Danone in Hongarije – goed voor 60.000 ton voedingswaren in het eerste jaar. En zelfs Sidem, dat na de opening van zijn Hongaarse bedrijf de productie van schokdemper- en ophangingsonderdelen in Roeselare opdoekte, noemt de verhuizing geen naakte delocalisatie. Sidem bouwde in 1992 voor 50 miljoen frank een leegstaand atelier voor metaalconstructie in Lörinci om tot een productiehal. Inmiddels zijn er voor 120 miljoen frank nieuwe investeringen gepland en steeg de omzet van de moederholding met 40% tot een half miljard frank. De 120.000 onderdelen voor auto’s en de 20.000 voor vrachtwagens worden nog altijd in Roeselare verpakt, voor ze naar klanten wereldwijd verstuurd worden. “Zonder onze Hongaarse productie hadden we Sidem helemaal moeten opdoeken,” denkt Lambert. “Nu is het personeelsbestand in Roeselare verdubbeld.”

Oostblokproblemen

Als de Hongaarse personeelsbezetting evenredig uitbreidt, dreigen er problemen. Op de Belgian Business Club, een interregionaal initiatief dat elke derde donderdag van de maand de Belgische ondernemers rond een borrel verzamelt, mopperen de gasten over het enorme personeelsverloop. Vooral wie diverse talen spreekt, is in Hongarije erg gegeerd. Boedapest, met één vijfde van de bevolking goed voor bijna de helft van het bruto nationaal product (BNP), spant de kroon. Voor een paar forint méér veranderen de Hongaren er van werk. Jan Lambert: “Omdat de meeste van onze technici bijkomende opleidinge krijgen, is dat een dure grap.” Verschillende ondernemers hebben daarom een prijs gezet op het hoofd van hun beste personeelsleden.

Bedrijven met een zetel buiten Boedapest zitten iets ruimer in het personeel, want de meeste kandidaten zijn er weinig mobiel. Maar arbeiders op het platteland blijven wel weer vaker afwezig. “Negen van de tien werknemers heeft twee jobs. Soms blijven ze in de zomer gewoon thuis, om er met de oogst te kunnen helpen,” zegt de Vlaamse ondernemer Joost Vandendriessche. Ook daar is geld een remedie. Bij Spektiva in Rétság, een van de bedrijven uit zijn Vademeu-groep, geeft Vandendriessche zelfs extra premies om het absenteïsme te bevechten.

Ook valt op dat alle werven en bedrijven bewaakt zijn, om te verhinderen dat werknemers materiaal komen stelen. Vandendriessche, schouderophalend: “Wie zich onder het vroegere systeem niet organiseerde, hád ook niets. Nu meet de bevolking in Hongarije nog altijd haar welvaart aan die kleine handeltjes. Zoals een Belg dat aan zijn zwarte klusjes doet, zeg maar.”

Overigens heeft ook Hongarije een bloeiende zwarte economie. Steeds meer werknemers pogen met zwartwerk te ontsnappen aan de belastingdruk, die in Hongarije relatief hoog is: tot 42% in de personenbelasting en 36% voor vennootschappen – of de helft voor wie herinvesteert. “De zwarte economie wordt geraamd op 30% van het BNP,” zegt vice-voorzitter Giorgi Szapary van de Nationale Bank van Hongarije. “Maar dat is fors ondergewaardeerd.”

ADMINISTRATIEVE ROMPSLOMP

gooit vaak roet in het eten voor buitenlandse bedrijven. De wettelijke omgeving is vreselijk complex, veranderlijk en onzeker. Bovendien zijn er belangrijke verschillen in de financiële wetgevingen, die consolidatie op groepsniveau bemoeilijken. Wegens die complexe wetten exploiteren Belgische managers hun Hongaarse filialen vaak samen met een plaatselijke evenknie. “Je hebt iemand nodig die de taal spreekt en de wetten kent,” verzekert Jan Lambert van Sibem.

Maar een bedrijf als Interbrew, dat sinds anderhalf jaar een Hongaar aan het hoofd van zijn Hongaarse afdeling heeft, blijft wel een uitzondering. “Hongarije heeft twee snelheden,” zegt Byl. “Een westerse manager die méér en efficiënter wil produceren, moet er minutieus over waken dat kwaliteitseisen gerespecteerd worden.”

Toch zijn Vlaamse bedrijven geliefd in Hongarije, voelt Vlaams commercieel attaché Koen Haverbeke aan. “De Fransen en de Duitsers zoeken alleen hun voetvolk bij de plaatselijke bevolking. Vlaamse bedrijven laten hun mensen de bedrijven controleren, maar laten nog sleutelposities open waarin Hongaren kunnen groeien.”

FRANK DEMETS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content