De uitdagingen van de nieuwe VDAB

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De VDAB krijgt goede punten voor zijn werklozenbegeleiding. Topman Fons Leroy heeft zijn eerste maanden onder een gunstig gesternte kunnen voltooien. Maar hij is zich bewust van de problemen, zoals de instroom van arbeiders uit de nieuwe EU-landen en de integratie van allochtone en oudere werklozen.

Fons Leroy ziet er ontspannen uit wanneer hij ons ontvangt in zijn bureau aan de Keizerslaan in Brussel. “Het is de eerste dag dat ik zonder arm in het verband rondloop,” aldus de administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). “Gevallen met de fiets,” verduidelijkt hij. Maar het zijn vooral de goede punten die de VDAB krijgt die van hem een eerder tevreden man maken.

Tijdens een studiedag op de federale overheidsdienst Werkgelegenheid werd eind oktober namelijk een evaluatie van de zogenaamde ‘sluitende aanpak’ van de werkloosheid voorgesteld, waar Vlaanderen het best uitkomt. Die sluitende aanpak komt erop neer dat elke werkloze binnen zes maanden een begeleidings- of opleidingsaanbod moet krijgen van de VDAB. Wanneer de cijfers tussen januari 2002 en augustus 2004 worden bekeken, blijkt dat bij de volwassen instromers in de werkloosheid de sluitendheid schommelt – afhankelijk van de maand – tussen 87 en 92 %. Een score van 92 % betekent dat acht op honderd instromers twaalf maanden later in de langdurige werkloosheid terechtkomen zonder een begeleidingtraject (of op zijn minst een kwalificerende intake) gekregen te hebben. “Een bewijs dat we op de goede weg zijn,” zegt Leroy, die sinds deze zomer de VDAB leidt. “We hanteren een getrapt begeleidingsmodel, waarbij de werkzoekende snel vacatures opgestuurd krijgt en intensiever wordt begeleid naarmate hij langer werkloos is.”

FONS LEROY (VDAB). “De VDAB haalt inderdaad goede punten, maar het kan nog beter. De studie van Hiva-medewerker Ludo Struyven twee jaar geleden was kritisch over onze trajectwerking (nvdr – een intensieve begeleiding van werkzoekenden). Daar is gelukkig op gereageerd, zowel politiek als intern. De VDAB heeft die studie niet zomaar naast zich neergelegd.

“Vandaag zitten we al heel dicht bij de sluitendheid. Bij het begin van de legislatuur hebben we een slim systeem van sluitende aanpak opgezet, waar we niet aan overkill doen bij de preventieve groep (nvdr – de werkzoekenden die nog niet onder de categorie langdurige werklozen vallen), omdat daar heel wat mensen zelf hun weg vinden op de arbeidsmarkt. Die mag je niet gevangen houden in begeleidingsacties.

“Wat we echt au sérieux moeten nemen, is dat de VDAB zorgt voor een kwantitatieve screening en trajectbepaling van werklozen. We moeten die opdracht vervullen ongeacht wie het traject uitvoert, of het nu een publieke of een private speler is, zoals de uitzendbedrijven. Wij zoeken volop naar verbeteringen in ons screeninginstrumentarium. Dat is niet makkelijk, omdat wij de expertise daarvoor niet of slechts gedeeltelijk in huis hebben.”

Waar schort het?

LEROY. “Aan het goed screenen van kansengroepen. Toch zitten hier opportuniteiten op korte termijn. Als je kijkt naar de begeleiding van personen met een handicap: de opleidings- en oriëntatiecentra voor die doelgroep beschikken over heel wat ervaring. Die komen na 1 januari gelukkig onder VDAB-vleugels terecht. We zoeken ook contact met allochtone gemeenschappen. We zijn nu bezig de knowhow op te bouwen, zeker in de zogenaamde curatieve doelgroep. Dat zijn de langdurig werklozen die een intensieve begeleiding nodig hebben.”

Kost dat niet enorm veel geld?

LEROY. “Ik denk niet dat we de hand moeten uitsteken naar meer geld. De VDAB heeft niet onaardige middelen gekregen om de sluitende aanpak te realiseren.”

33 miljoen euro extra, zo blijkt.

LEROY. “Inderdaad, dat is de grootste budgettaire impuls voor de VDAB sinds de regionalisering. We hebben een belangrijk deel van de begroting extra gekregen om die sluitende aanpak te realiseren. Zo wordt het getrapte begeleidingsmodel geperfectioneerd. Sommige jongeren willen we bijvoorbeeld via e-begeleiding warm houden voor de arbeidsmarkt. Voor die doelgroep werkt e-begeleiding of sms’en beter dan de klassieke contacten.

“Die sluitende aanpak moet veel beweging brengen op de arbeidsmarkt. Alleen door veel transities wordt de arbeidsmarkt dynamisch en flexibel. De VDAB zorgt nu voor een wekelijkse vacaturematching, waarbij je automatisch de profielen van werkzoekenden gaat koppelen aan de beschikbare vacatures. Maar daar moeten we nog verder in kunnen gaan. Nu geeft de VDAB informatie over vacatures, maar we moeten daar ook een opvolging aan koppelen. Als je nu een werkzoekende hebt die constant vacatures krijgt die goed matchen en hij gaat niet op die vacatures in, dan zou hij bijvoorbeeld een mail moeten krijgen of worden uitgenodigd om te vragen of het wervingsgedrag voldoende is aangepast.”

Is de sluitende aanpak anno 2005 de belangrijkste uitdaging voor de VDAB?

LEROY. “Ik denk dat we met zo’n vraag snel weer bij de initiële uitdaging komen: ervoor zorgen dat er een goede match bestaat tussen de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Het profiel van de werkzoekende wordt getoetst aan de vereisten die in een vacature staan. De matchingpercentages die daaruit komen, bepalen of een werkzoekende een jobaanbieding krijgt. Een matchingspercentage van 80 % aanzien we als een redelijk niveau.

“Het tweede aspect is het optimaal benutten van de arbeidsreserve die er momenteel is. Als de conjunctuur aanzwengelt, zal de arbeidsreserve meer dan anders bestaan uit laaggeschoolde, allochtone, oudere of gehandicapte werkzoekenden. Die mensen vinden niet spontaan werk op de arbeidsmarkt. De beheersovereenkomst bepaalt trouwens dat die groepen in ons aanbod oververtegenwoordigd moeten zijn. Die opdracht moet slagen zonder dat de VDAB het OCMW van de arbeidsmarkt wordt.

“Een derde uitdaging is dat we meer maatwerk moeten bieden. En met ‘we’ bedoel ik de VDAB en partners zoals spelers uit de privé-sector en andere niet-commerciële diensten. Met maatwerk bedoel ik: meer KMO-vacatures behandelen. Aan de andere kant moeten we uitzendbedrijven ondersteunen om hun vacatures transparanter op de arbeidsmarkt neer te zetten.”

U bent een van de architecten van het tendersysteem waarbij ook privé-spelers via aanbestedingen worden ingeschakeld om werklozen te begeleiden. Wat wordt de rol van de VDAB in die nieuwe constellatie?

LEROY. “Gezien de manier waarop de tender is aangepakt en de respons van allerlei organisaties, is het een succesvolle operatie. De tender brengt een bijkomende dynamiek. Maar de overheid heeft ook jarenlang in een instituut als de VDAB geïnvesteerd. We mogen niet naar een systeem gaan zoals in andere landen, waar de overheidsexpertise wordt afgebouwd. Je moet de expertise van de VDAB en de privé-spelers aan elkaar koppelen. Dat is een beetje de filosofie achter de tendering geweest. Ik ben zeker dat dit zal lukken, want de privé-spelers hebben een korte lijn met de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Die moet zorgen voor een goede doorstroming. Ik denk ook dat die privé-partners in Vlaanderen slim genoeg zijn om in de begeleiding meer dan winst op korte termijn te zien.”

Dat was vaak de kritiek: privé-bedrijven zouden enkel makkelijk plaatsbare werkzoekenden willen begeleiden.

LEROY. “We hebben ons gewapend met kwaliteitscriteria en voorwaarden die zulke situaties moeten vermijden. Maar ook in de commerciële sector beseft men dat er winstverbanden op lange termijn moeten ontstaan. Ik heb daar een goed oog in.

“Wat mij wat hindert, is het systeem van de tender op zich. Ik weet het, het wordt Europees aangemoedigd, maar het belet ons om naar een echte publiek-private samenwerking te gaan. Je kan dan privé-partners mobiliseren rond bepaalde specifieke expertises zoals het begeleiden van oudere werknemers.

“Wij gaan met Federgon, de federatie van uitzendbedrijven, na hoe we op een aantal andere domeinen de arbeidsmarkt transparanter kunnen maken. Uitzendbedrijven geven nu hun vacatures door, die worden via de VDAB verspreid, maar daar gebeurt geen actieve bemiddeling op. We moeten nagaan hoeveel procent van die werkzoekenden wij aan die vacatures kunnen linken en die doorsturen naar uitzendkantoren die de selectie maken. In plaats van passief de vacatures te stapelen, moeten we meer aan actieve bemiddeling doen. De samenwerking met de private sector zal zich dus niet beperken tot de tender.”

Is de VDAB gewapend om haar rol van werklozenbegeleider te vervullen nu de RVA de controles verscherpt en er steeds moeilijker categorieën begeleid moeten worden (zoals min-veertigjarigen)?

LEROY. “Ik ga heel eerlijk zijn: momenteel weet ik dat nog niet. Er zijn indicaties die mij wel wat ongerust maken. Niet in de huidige categorie maar wel met de volgende – de veertigplussers – dreigen we grote problemen van uitsluiting en armoede te krijgen. We zien nu al meer en meer mensen met vormen van medische ongeschiktheid, sociaal-psychische problemen, armoede, teruggetrokken werkzoekenden… Die mensen zitten manifest in de werkloosheidsval. Deze problemen moeten we eerst en vooral zichtbaar maken, zodat het beleid er passende oplossingen voor kan aanreiken.”

Bij de begeleiding van werklozen wordt vaak verwezen naar het Scandinavische model. Wat vindt u daarvan?

LEROY. “Het plan-Vandenbroucke is gebaseerd op het Deense model, dat kan niemand negeren. Je gaat kansen bieden aan werkzoekenden, maar dan via een stringent systeem. Die kansen moeten door de werkzoekende ook worden aangepakt. We zitten natuurlijk niet volledig in een Deense context, want het uitkeringssysteem is verschillend. Maar in ons land werken we nu inderdaad met een verstrengd stelsel en we gaan dat drie jaar lang ook concreet toepassen, zowel qua rechten als qua plichten. Daarbij komen we steeds terug op dezelfde vragen: is iemand inzetbaar, en hoe snel?

“Ik denk dat men een sluitende aanpak niet alleen mag evalueren op basis van de directe uitstroom naar werk. Het is ook bedoeld om mensen te activeren om een dynamiek tot stand te brengen. Kijk naar de langdurig werklozen: we hebben ze jarenlang in een hoekje geduwd en hun competenties zijn onder het stof geraakt. Die competenties activeren, is een veel zwaardere investering, budgettair en menselijk. Hadden we die mensen maar altijd in een preventieve begeleidingscontext geplaatst.”

En wat met de oudere werknemers? Wat is daar de rol van de VDAB?

LEROY. “Dankzij het Generatiepact kunnen we via de tewerkstellingscel preventiever optreden. Er bestaan al zogenaamde sociale interventieteams. Dat zijn adviseurs die gedecentraliseerd worden ingezet zodra er ergens een voornemen tot herstructurering is. Die gaan bij manier van spreken kijken welke profielen bedreigd zijn en die gaan aan de slag zodra het collectieve ontslag een feit is. Ze kijken naar de potentiële matching op de arbeidsmarkt en naar opleidingsmogelijkheden met het oog op een snelle herplaatsing.

“Dat wordt via het Generatiepact verder geïnstitutionaliseerd en de VDAB krijgt daarin een belangrijke taak. De VDAB zal in de toekomst veel meer oudere werkzoekenden ingeschreven krijgen. Wij hebben de capaciteit om die groep te screenen. Ze hebben heel wat kwaliteiten en zijn nog altijd rendabel. Een moeilijk punt is het vervolg van het traject. Ouderen zijn dikwijls niet geïnteresseerd in een schoolse opleiding, zeker de arbeiders niet. Die willen ook niet worden begeleid door een consulent van pakweg 25 jaar. Daarom moeten we onze aanpak differentiëren en aansluiting zoeken bij andere partners.”

De VDAB moet ook steeds meer rekening houden met de instroom van werknemers uit de nieuwe EU-landen. België wacht af om zijn markt open te zetten. Een goede zaak?

LEROY. “Dat is een zeer moeilijk vraagstuk. Enerzijds moet je de arbeidsmarkt levendig houden door slimme immigratie toe te laten. Immigratie kan voor een dynamiek zorgen, zoals extra hooggeschoolden aantrekken die zelf extra werkgelegenheid voor laaggeschoolden genereren. Ik ben er zeker geen voorstander van om de overgangsfase zomaar te verlengen.

“Anderzijds: als je kijkt naar de markt voor de laaggeschoolden, is dat een moeilijker verhaal. Je gaat concurrentie binnenbrengen op je arbeidsmarkt, waarbij mensen die jaren hebben bijgedragen tot het systeem, uitgesloten dreigen te raken. Daar moeten we toch oog voor hebben.”

Hoe kijkt u terug op uw eerste maanden? Is het een andere manier van werken dan toen u kabinetschef was bij voormalig minister van Werk Renaat Landuyt (SP.A)?

LEROY. “Het thema en de analyses zijn mij bekend. Maar ik weet nu pas wat het is om een organisatie van 4500 werknemers en een budget van 360 miljoen euro te leiden. En ik moet de VDAB ook qua mentaliteit in een bepaalde richting krijgen. De VDAB heeft altijd de slogan ‘Sterk in werk’ gehanteerd. Internationaal kregen we goede punten en Bostyn werd indertijd niet voor niets tot overheidmanager van het jaar verkozen. Qua ICT-tools zijn we altijd een voortrekker geweest. Nu maken we de switch naar ‘Samen sterk voor werk’ en dat vergt een andere mentaliteit. Wij moeten samenwerken met partners buiten de VDAB. Elke medewerker moet in dat nieuwe verhaal meestappen. Dat is geen makkelijk proces. Maar ik ben hoopvol gesteld na mijn eerste contacten met mijn mensen op het terrein.”

Alain Mouton

“Ouderen zijn vaak niet geïnteresseerd in een schoolse opleiding. Ze willen ook niet worden begeleid door een consulent van 25 jaar.”

“Als de conjunctuur aanzwengelt, bestaat de arbeidsreserve meer dan anders uit laaggeschoolde, allochtone, oudere of gehandicapte werkzoekenden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content