DE SUPER-NUKE

Het Amerikaanse leger blijft oppermachtig in de wereld. Maar hét belangrijkste wapen van de Amerikanen is wellicht hun… dollar.

Dat George W. Bush maar op weinig sympathie kan rekenen in Europa, is geen nieuws. Voor meer en meer Europeanen is zelfs heel de Verenigde Staten een grote boeman. Een houding die geïnspireerd is op oprechte morele verontwaardiging over de oorlog in Irak en de einzelgängermentaliteit van de Bushadministratie.

Maar niets menselijks is ons vreemd: ook een stuk afgunst ten aanzien van de rijke en machtige big brother speelt bij de Europeanen mee (vergeet niet dat we ooit een continent van wereldrijken waren).

Dollar is nummer 1. Zowel voor- en tegenstanders van de Amerikaanse supermacht als neutrale waarnemers gaan ervan uit dat de Amerikaanse macht zich vandaag op twee manieren manifesteert. Eerst en vooral is er de overweldigende legermacht en -technologie van de Amerikanen. Elke militair analist weet dat in een conventionele oorlog geen enkel ander land ter wereld een schijn van kans heeft tegen de US Army. Ten tweede kleeft er aan de globaliserende wereldeconomie een sterk Amerikaans tintje. Ondernemingen zoals Microsoft, Coca-Cola, ExxonMobil en McDonald’s zijn dé prototypes van grote multinationale ondernemingen met grensoverschrijdende machtsposities.

Een element dat minder aandacht krijgt maar nochtans even belangrijk is, is de dollar. Die munt blijft – ondanks de euro – de absolute nummer één in het internationale geld- en kapitaalverkeer. Zowel op het vlak van facturatie bij internationale handel als op het vlak van wisselreserves die wereldwijd door centrale bankiers worden aangehouden, bekleedt de dollar meer dan ooit een dominante positie. Eigenlijk kunnen we zeggen dat de dollarmacht vandaag groter is dan ooit.

Tijdens het naoorlogse systeem van Bretton Woods fungeerde de dollar ook al als centrale munteenheid, maar toen bestond er nog – net zoals het geval was bij het dominante Britse pond in de negentiende eeuw – een duidelijke verbinding met het goud als finale onderliggende waarde. Tot 1971 kon iedereen op gelijk welk moment 35 Amerikaanse dollar omruilen voor één ons goud. Die goudbinding legde de monetaire onafhankelijkheid van de Amerikaanse monetaire autoriteiten enigszins aan banden.

Sindsdien viel ook die laatste rem weg en doen de Amerikanen monetair gezien hun zin. In de realiteit beschikken zij over een bijna ongelimiteerde kredietlijn bij de rest van de wereld, op de allereerste plaats bij de bijzonder spaarzame Aziaten. De Verenigde Staten verkeren in de volstrekt unieke positie dat zij massaal schulden kunnen aangaan in hun eigen munt. Bovendien brengen al te grote schommelingen in de dollarwaarde op de internationale wisselmarkten de stabiliteit van een hele reeks landen in ontwikkeling in gevaar (denk maar aan de Aziatische en Argentijnse crisis). Dergelijke schommelingen zouden ook de balansen van grootbanken over de hele wereld uit de haak kunnen lichten. Dit laatste is een bijzonder groot gevaar voor de Japanse financiële instellingen.

Ellende buiten Amerika. Is een dollarcrash dan uitgesloten? Neen, helemaal niet. Het punt is evenwel dat zo’n evolutie zeker pijn zal doen in de VS – een dollardepreciatie leidt tot inflatie en dus tot de noodzaak van een monetaire verstrenging – maar in de rest van de wereld allicht nog méér ellende veroorzaken. De economische conjunctuur in euroland hangt bijvoorbeeld zeer sterk af van de buitelingen van de Amerikaanse munt.

Zij die vandaag het Amerikaanse machtsoverwicht in de wereld storend vinden, zouden beter wat meer aandacht besteden aan alternatieven voor de dollarhegemonie.

De auteur is directeur van de denktank VKW Metena.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content