De rekening der voorvaderen

Na de mislukte formatie van Yves Leterme is het aan Guy Verhofstadt om te informeren. Deze politieke generatie krijgt de rekening voorgeschoteld van de kaduke staatshervormingen doorgevoerd door vorige generaties van politici.

Of het nu studiewerk van de Leuvense hoogleraar Wim Moesen dan wel analyses van studaxen van de Europese Centrale Bank (ECB) betreft, de kwaliteit van het werk en de service geleverd door de Belgische overheden krijgt in een internationale context steevast de kwalificatie ondermaats. De conclusie dat er iets structureels fout zit met onze staatsstructuur dringt zich dan ook op. Onze huidige staatsstructuur kreeg in hoge mate vorm via de diverse staatshervormingen welke de voorbij vier decennia in dit land doorgevoerd werden. Inderdaad, die staatshervormingen installeerden inefficiëntie en verspilling in het hart van het systeem, niet het minst via de financiering van de deelstaten.

In tegenstelling tot andere federale staten kenmerkt België zich op het niveau van de deelstaten (gewesten en gemeenschappen) door een zeer grote financieringskloof. Hiermee bedoelen we het verschil tussen het aandeel van de deelstaten in het geheel van de overheidsontvangsten en het aandeel van diezelfde deelstaten in het totaal van de overheidsuitgaven. In 2003 stonden de deelstaten in ons land in voor 23 % van de totale overheidsuitgaven, terwijl zij slechts 9 % van de financieringsmiddelen zelf genereerden. In Duitsland bijvoorbeeld tekenen de deelstaten voor 22 % van de totale uitgaven en voor 24 % van de totale inkomsten. In Canada liggen deze percentages op 50 % en 43 %. De Belgische deelstaten halen 80 % van hun financiële middelen uit dotaties op basis van federaal geïnde personenbelasting en btw en slechts 20 % uit eigen belastingen.

De verdeelsleutels gehanteerd voor deze dotatiestroom kregen over de jaren heen een hallucinant complex karakter. Die complexiteit kan echter niet verbergen dat er nu al decennialang transfers plaatsgrijpen van Vlaanderen naar Wallonië en in mindere mate Brussel. Johan Van Gompel, hoofd van de economische research van KBC Asset Management en docent aan de EHSAL, zorgde daarover voor betrouwbaar cijfermateriaal. Sinds de jaren tachtig gaat het inzake deze transfers jaar na jaar om een bedrag gelijk aan ongeveer 4 % van het regionaal inkomen van Vlaanderen. In 2003 vloeide daardoor 6,6 miljard euro van Vlaanderen naar Wallonië, waar het relatieve belang van deze transfers over de jaren heen gestaag toenam. In 2003 vertegenwoordigden de transfers van Vlaanderen naar Wallonië 8 % van het Waals regionaal inkomen. Uit het studiewerk van Van Gompel komt tot slot ook duidelijk naar voren dat deze transfers al zeker tot het jaar 2030 niet echt zullen afnemen tenzij er een spectaculair herstel van de Waalse economie zou komen.

Elke federale staat kenmerkt zich onvermijdelijk door geldstromen tussen de regio’s. Dat er in België een gebrek aan transparantie bestaat rond die geldstromen en dat deze transfers systematisch en jaar na jaar onverminderd in één richting vloeien, vormen twee evidente aberraties. Toch zit niet hier het fundamentele verband tussen het manifeste gebrek aan performantie van het globale staatsapparaat in ons land en de kenmerken van de huidige staatstructuur. Daarvoor moeten we terecht bij het gebrek aan eigen financiële verantwoordelijkheid of aan fiscale autonomie van de deelstaten. Zoals economen Koen Algoed, Dirk Heremans en Theo Peeters recent concludeerden, maakte dit kenmerk van het Belgische federaal model, dat ons land vergleed naar “consumptiefederalisme waarbij de federale overheid betaalt en de gemeenschappen en gewesten uitgeven. Het heeft de Belgische staatsfinanciën mee doen ontwrichten (…) Het consumptiefederalisme (…) is vandaag nog altijd de kern van het Belgische staatsmodel en de oorsprong van blijvende spanningen” (*).

Waarom lieten de grote peetvaders van vroegere staatshervormingen – zeg maar Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene onder de nog levende politici – het principe van de fiscale autonomie in de schuif steken, goed beseffende dat het inefficiënt en verspillend zou werken? Omdat zij bezweken onder de druk van de Waalse politici, die de financiële voordelen voor hun regio samenhangend met de dotatieregeling, met hand en tand verdedigden. De invoering van de euro veranderde op dit vlak de verhoudingen echter grondig. Immers, telkens wanneer ten tijde van de Belgische frank een stevige politieke crisis dreigde, kwam de frank onder druk en schoten de Belgische rentevoeten de hoogte in. Als meest welvarende regio had Vlaanderen relatief meer te verliezen inzake sociaaleconomische ‘fallout’ van dergelijke crisissen, dan Wallonië. Niet onlogisch dus dat wanneer een stevige crisis dreigde als gevolg van communautaire hommeles, de meeste toegevingen onveranderlijk van Vlaamse kant kwamen.

Uiteraard raakt zelfs een diepe politieke crisis in België de euro nauwelijks. Dus is het voor Vlaamse politici een stuk makkelijker, of in ieder geval economisch veel minder kostelijk, om voet bij stuk te houden en een stevige correctie in de richting van méér fiscale autonomie te eisen. Langs Waalse kant heerst duidelijk ontreddering nu men merkt dat een klassiek machtshendel voor hen in de communautaire discussie, compleet geblokkeerd is geraakt. Ten gronde komt nu de rekening boven van een qua financieringstechniek erg kaduke staatshervorming die de voorbije veertig jaar vorm kreeg via voortdurende Vlaamse toegevingen.

de auteur is ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET VKW.

(*) Aelgoed, Heremans & Peeters, 2007, “Voorrang geven aan meer financieel-fiscale verantwoordelijkheid in een nieuwe staatshervorming”, Leuvense Economische Standpunten, 2007/115

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content