DE RECHTER OORDEELT

Veel discussies over de aftrekbaarheid van kosten worden beslecht door de rechter. De belastingplichtige trekt daarbij lang niet altijd aan het kortste eind. Veel hangt af van de specifieke omstandigheden.

DE BELASTINGPLICHTIGE KRIJGT GELIJK

+ Een havenarbeider trok de kosten van een 4×4-terreinwagen fiscaal af. De fiscus bestempelde die als onredelijk, omdat ze meer bedroegen dan 1,5 keer de kilometervergoeding van ambtenaren. Maar de rechtbank gaf de havenarbeider gelijk. De rechter oordeelde dat een 4×4 geen luxevoertuig is voor wie verplaatsingen moet doen in het havengebied.

+ De fiscus wilde de aftrek van de autokosten van een chirurg, die een BMW 535 had gekocht, beperken. Zijn jaarlijkse autokosten bedroegen 18.730 euro. De chirurg werkte in een ziekenhuis, waar hij slechts tweeënhalve kilometer vandaan woonde. De rechtbank oordeelde dat de aankoop van die wagen toch niet onredelijk was. Hij hield er rekening mee dat de chirurg de auto ook voor andere beroepsmatige verplaatsingen nodig had, bijvoorbeeld om naar seminars te gaan, en dat de chirurg hoge inkomsten had en “in de ogen van nogal wat mensen een zekere maatschappelijke status hoog te houden had”.

+ Een bedrijfsleider van een vennootschap die onroerende goederen verhuurde, schafte zich een Mercedes cabriolet aan ter waarde van 50.000 euro. De fiscus vond zijn autokosten onredelijk, omdat de kilometerkosten van de wagen hoger waren dan anderhalve keer de kilometervergoeding van ambtenaren en omdat de meeste klanten van de vennootschap in de buurt van de zetel van het bedrijf woonden. De rechtbank van eerste aanleg in Brussel oordeelde dat de fiscus nergens het bewijs van de onredelijkheid van die aankoop had geleverd, aangezien het bezit van dat soort wagen een opportuniteit vormde voor de belastingplichtige en de fiscus zich daar niet mee mocht bemoeien.

DE BELASTINGPLICHTIGE KRIJGT ONGELIJK

– Een geneesheer-specialist wilde de kosten van zijn nieuwe Porsche, die 84.000 euro kostte, aftrekken als beroepskosten. De controleur vond de jaarlijkse kosten, die ongeveer 25.000 euro bedroegen, onredelijk hoog en wilde de aftrek beperken tot ongeveer 10.600 euro per jaar. Het hof van beroep in Luik gaf de fiscus gelijk. De rechter struikelde vooral over het feit dat de arts met zijn Porsche heel weinig kilometers deed (ongeveer 13.000 kilometer per jaar) en dat hij de wagen niet nodig had voor huisbezoeken. Bovendien bedroegen zijn honoraria minder dan 123.950 euro, zodat de autokosten bijna een vijfde van zijn inkomsten bedroegen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content