De professor en de voetballer

Leeftijd en loonkosten

Wanneer Nobelprijzen als bladeren van de bomen vallen, verzuchten prijswinnaars steeds dat ze deze eer opstrijken voor werk dat ze in hun jonge jaren hebben verricht. In de jaren zeventig vulden eerstejaarsstudenten de collegezalen tot in de nok en groeide het aantal hoogleraren tot in de hemel. De demografische krimp brengt de universiteiten van nu in ademnood. In de samenleving wordt het beeld opgehangen van de oude hoogleraar die als een grote dikke prop het doorstromen van de pijp tegenhoudt. Omdat hij daar maar zit te zitten, kunnen jonge wetenschappers geen carrière maken. Er heerst sclerose aan de universiteit, terwijl men veeleer bruis verwacht.

Wat moet de universiteit met de oude hoogleraar ? Dat hangt ervan af of de oude hoogleraar meer verdient dan zijn productieve bijdrage waard is : houdt de universiteit aan hem over of moet ze erop toeleggen ? Cruciaal is het verband tussen leeftijd, productiviteit en loonkosten. “Productieve bijdrage” is een hels moeilijk begrip. Het valt nauwelijks te meten.

SCOREN.

Veel hangt af van de meetlat die we gebruiken : is een professor zoiets als een getalenteerde profvoetballer, of heeft hij meer weg van een wijze regeringsleider ?

Bij voetballers daalt de productiviteit met de leeftijd. Het voetbalspel gaat steeds hogere eisen stellen aan nieuwe generaties. Het gevoel van knulligheid, dat de kijker bekruipt bij het zien van de zwart-witbeelden van een België-Nederland uit de jaren vijftig, is niet alleen te wijten aan de vormeloze lange sportbroeken.

Zoals bij de oude voetballer, loopt het scoren van de oude hoogleraar ook terug. Scoren heeft in het geval van een hoogleraar te maken met citaten : het aantal keren dat zijn werk door anderen wordt aangehaald. Uit recent onderzoek blijkt dat het aantal citaten significant daalt met de gemiddelde leeftijd.

Er is ook het model van de wijze regeringsleider, die oud moet zijn om het land te besturen. Het volk geeft de teugels niet in handen van jonge broekjes. De samenleving verwacht ervaring, rijpheid en andere kwaliteiten die komen met de jaren. Ook bij de hoogleraar komt veel wijsheid pas later. De productiviteit van een hoogleraar heeft veel dimensies. Naast het eigen onderzoek zijn ook het leidinggeven aan een onderzoeksgroep en het begeleiden van jonge onderzoekers dimensies waar de oudere hoogleraar wellicht heel goed in is.

MODELLEN.

Er bestaan twee totaal tegenstrijdige theorieën over het verband tussen leeftijd, productiviteit en inkomen : het model van het menselijk kapitaal en het model van de uitgestelde beloning.

In het eerste model wordt tijdens de beginjaren van een carrière flink geïnvesteerd in het opdoen van kennis en ervaring ; die eerste jaren ligt de opbrengst lager dan de loonkosten. Op latere leeftijd wordt de investering terugverdiend, omdat de productiviteit dan hoger ligt dan het loon.

In het model van de uitgestelde beloning presteren werknemers in het begin van hun carrière erg hard, omdat hun werkgever heeft toegezegd dat de besten onder hen later beloond zullen worden met promotie en hoge salarissen. Dit model verklaart waarom veel oudere werknemers op hun lauweren mogen rusten als een soort vergoeding achteraf. Volgens het model van het menselijk kapitaal verdient de oude hoogleraar minder dan zijn productieve bijdrage, in het model van de uitgestelde beloning geldt het omgekeerde.

Omdat productiviteit door onderzoekers nauwelijks te meten valt, komt het vrijwel niet voor dat de beide modellen empirisch vergeleken worden. Ik kan slechts één voorbeeld vinden. Met behulp van interessant cijfermateriaal voor 933 Israëlische bedrijven toonden Judith Hellerstein en David Neumark in 1995 aan dat productiviteit en inkomen gelijk oplopen. Werknemers van middelbare leeftijd verdienen gemiddeld 20 % meer dan jonge werknemers, maar zijn ook 22 % productiever. Oude werknemers verdienen 36 % meer en zijn 34 % productiever. Dit ene resultaat stemt overeen met het model van het menselijk kapitaal.

PRIKKEL.

Uit empirie en theorie valt niets met zekerheid te leren over het verband tussen leeftijd, productiviteit en inkomen van oudere academici. Dit betekent niet dat we geen oplossing hebben om de productiviteit aan de universiteit te stimuleren. De onderzoeker kan de productiviteit niet meten, maar de markt wel.

Voetbalclubs weten waar de talenten zitten ; ze zijn bereid hoge salarissen te betalen om ze te krijgen. Dit marktmechanisme is voor de voetballers een prikkel om te scoren. De Amerikaanse academische arbeidsmarkt is vergelijkbaar met de voetbalmarkt. De prestaties van Amerikaanse professoren (ook de oude) zijn niet gering ; als ze hard werken en veel presteren, worden ze weggekocht door betere universiteiten.

Een marktsysteem waarbij universiteiten hun hoogleraren belonen in verhouding tot hun bijdragen (in alle dimensies), heeft niet alleen het voordeel dat we de productiviteit van een oude hoogleraar zó van zijn salarisniveau kunnen aflezen ; het is voor de oude professor ook een prikkel om vaker te scoren.

JULES THEEUWES

Dr. Jules Theeuwes is hoogleraar economie aan de Rijksuniversiteit Leiden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content