“De privé-rusthuizen worden gediscrimineerd”

Tegen 2050 is een kwart van de Belgische bevolking ouder dan 65.De vraag naar rusthuizen zal dus alleen maar toenemen.Krijgen ondernemers vrij spel om de wachtlijsten in de welzijnssector op te lossen? Dat valt even tegen, zo blijkt.

Ongeveer 85 % van de gepensioneerden komt niet toe met zijn pensioen om de kosten van een rusthuis te betalen. Althans, dat is de situatie volgens een van de rustoordbeheerders met wie Trends sprak. Maar klopt dat beangstigende beeld wel? Andere bronnen houden het op 66 %. “In de OCMW-rusthuizen, die gemiddeld de minst kapitaalkrachtige gepensioneerde bewoners tellen, kan zelfs één op de drie niet terugvallen op het kapitaal van de familie,” zegt Geert Vandenbroucke, stafmedewerker van het team Ouderenbeleid bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten ( VVSG).

De gemiddelde kostprijs van een verblijf in een rusthuis bedraagt ongeveer 1500 euro per maand. En dat ligt vaak ver boven het pensioen van een 65-plusser. Zonder extra overheidsinspanning groeit er dus een maatschappelijk probleem van formaat. Daarom krijgen bijvoorbeeld de Vlaamse bejaarden sinds april 2003 125 euro per maand via de zorgverzekering uitbetaald, speciaal om hun huisvesting te bekostigen.

Alleen Vlaamse bejaarden? Jawel. Het kluwen van de ouderenzorg zit immers verdeeld over de bevoegdheden van de federale minister van Sociale Zaken én de speelvijver van de Vlaamse minister van Welzijn. Dat leidt tot merkwaardige fenomenen. In Vlaanderen zijn ongeveer 70.900 bedden beschikbaar in ruim 1000 rusthuizen en serviceflats. Daarvan worden er 40 % geëxploiteerd door OCMW’s en bijna de helft door vzw’s (waarvan het merendeel door de Caritas-groep). De overige 14 % is in handen van de zogenaamde commerciële initiatiefnemers.

In Wallonië heeft zowat 53 % een commercieel karakter. “Een vertekend beeld,” zegt Carine Boonen, algemeen directrice van het Verbond van Verzorgingsinstellingen ( VVI), dat deel uitmaakt van Caritas Catholica. “Ook onder de vzw’s zijn er heel wat commerciële initiatieven. Eigenlijk hebben de openbare besturen, de zorgorganisaties en privé-ondernemers elk één derde in handen.”

Bij de Federatie voorOnafhankelijke Seniorenzorg ( Fos) wijst Eginhard Van Wilder er wel op dat die verhoudingen continu in beweging zijn. “Omdat de overheid een evenwicht wil handhaven, zien nieuwe exploitanten zich soms genoodzaakt te kiezen voor een vzw-statuut.”

Discriminerend doolhof

Feit is dat het Vlaamse beleid de ouderenzorg almaar meer wil regelen via de non-profitsector en de openbare sector. Daarom staan de privé-uitbaters via de beroepsfederaties Fos en Ferubel aan de klaagmuur.

“Vlaanderen lijkt de ouderenzorg weg te houden van zogenaamde commerciële initiatieven,” zegt Vincent Frédéricq, secretaris-generaal van de federale beroepsfederatie Ferubel. “Dat de kostprijs in de privé-sector vaak lager ligt, doet blijkbaar niet ter zake.”

Maar ook hier klinkt de klok van de non-profitorganisaties anders. “De basisdagprijzen van privé-instellingen liggen misschien lager, maar zij rekenen meer supplementen aan,” zegt Geert Vandenbroucke. “De OCMW-rustoorden werken met een dagprijs all in. Dat houdt het uiteindelijke prijskaartje lager.” Eginhard Van Wilder nuanceert dat: “De openbare sector houdt in dat plaatje geen rekening met de kosten die niet door de bejaarde zelf worden betaald. Ze hanteren daar een eenvoudig gemiddelde en geen gewogen gemiddelde waarbij bijvoorbeeld rekening wordt gehouden met het verschil in kostprijs tussen twee verschillende types bedden.”

De houding van de Vlaamse regering is in ieder geval niet gunstig voor de privé-rusthuizen. Dat blijkt alleen al uit het beperkte aantal seniorenvoorzieningen die mogen worden geëxploiteerd door naamloze vennootschappen.

“De privé-sector wordt volledig in de wind gezet op het vlak van reglementering en financiering. Ronduit discriminerend, terwijl het huidige erkende aanbod niet volstaat om de toekomstige behoefte op te vangen,” meent Eginhard Van Wilder.

Alleen vzw’s of openbare besturen kunnen bijvoorbeeld thuiszorginitiatieven of dagcentra opzetten. En dat beperkt de mogelijkheden van privé-initiatieven om de evoluties in de markt te volgen. En die zijn er wel degelijk.

“Ouderenzorg is een tijdsproduct,” zegt Pieter Van Hoof, gedelegeerd bestuurder van rustoord De kleine kasteeltjes in Brecht. “Goed tien jaar geleden was de behoefte van de ouderen helemaal anders. Eind de jaren zeventig was er een vlucht uit de steden en alle ouderenzorg werd georganiseerd in het groen, maar daar bleken de bejaarden op een eiland te zitten. Oudere senioren zijn ook anders dan de jonge senioren. De nieuwe generatie senioren staat veel meer op haar autonomie. Met andere woorden: de inhoud van de vraag wijzigt.”

De soorten voorzieningen voor se- nioren zijn divers. Er zijn rustoorden (ROB, de rustoorden voor bejaarden; en RVT, de rust- en verzorgingstehuizen), serviceflats, centra voor dagverzorging, kortverblijfcentra… en dat evolueert voortdurend. De financiering van de residentiële ouderenzorg verloopt sinds 1990 via twee kanalen. Aan de ene kant is er de financiering van huisvesting, en aan de andere kant de geldkraan voor de verzorging. Voor de huisvesting ligt de bevoegdheid bij de regionale overheid, voor de verzorging komt het federale ministerie van Sociale Zaken via het Riziv tussenbeide.

Voor de bouw van een rustoord of voor verfraaiingswerken kan een vzw of openbaar bestuur een beroep doen op het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ( Vipa), dat tot 60 % van de kostprijs subsidieert. Privé-uitbaters moeten dat volledig zelf financieren. “In sommige gevallen bouwen de privé-ondernemers voor minder dan die resterende 40 % hun rustoord. Die opvallende meerprijs bij vzw’s of openbare besturen komt onder meer door de vele eisen aan de openbare aanbesteding,” aldus Van Wilder.

Maar Vlaanderen gaat nu nog verder in de discriminatie van de privé-rusthuizen. Sinds deze zomer is men per groep van dertig bejaarden verplicht een animator aan te stellen. De OCMW-rustoorden en vzw’s kunnen voor die personeelskost rekenen op subsidies, de privé-sector alweer niet.

Waarom kiezen de ondernemers dan niet voor een vzw? “Ik ben niet gek,” zegt Jacques Claes, co-oprichter van het rusthuis Clavan in Bree. “Een vzw is niet overdraagbaar op je erfgenamen en je kunt te gemakkelijk uit het beheer worden ontzet.”

Overigens beschikt het Vipa over steeds minder middelen. De afgelopen vijf jaar herleidde de Vlaamse regering het budget voor de sector van de ouderenzorg van 65,63 miljoen euro naar 33,83 miljoen euro. Bovendien zijn er al heel wat vergunningen afgeleverd voor rustoorden die nog moeten worden gebouwd, waardoor de commerciële uitbaters hun uitbreidingsplannen vaak geblokkeerd zien. Het aantal gesubsidieerde bedden per regio is nu eenmaal beperkt.

Dat creëert een kunstmatige wachtlijst bij de bejaarden. Al nuanceert Carine Boonen die wachtlijsten. “Als je die zou analyseren, zou je merken dat een en dezelfde persoon vaak op verschillende lijsten staat.” Ook Eginhard Van Wilder nuanceert de wachtlijstproblematiek, zij het om een andere reden. “Je hebt de acute wachtlijst, die er effectief is en steeds groter wordt omdat de ziekenhuizen hun ligdagen steeds inkrimpen. Daarnaast bestaat er ook zoiets als een comfortwachtlijst. ‘Ik wil in dát bepaalde rusthuis worden opgenomen wegens de ligging of het aanbod’, maar dat kun je geen echte wachtlijst noemen.”

Rendabel ouder worden

Vreemd genoeg klagen heel wat openbare instellingen over een financieel tekort en geloven de privé-rustoorden die we contacteerden juist in hun eigen rentabiliteit. Dus is de vraag: waar vinden de commerciële initiatieven dan nog de ruimte om rendabel te zijn?

“De juiste mix is het geheim,” zegt Yves Claes, gedelegeerd bestuurder van rusthuis Clavan in Bree, dat naast vijf andere rustoorden in de top-25 per provincie van de Trends Gazellen voor kleine ondernemingen staat. “Je moet voldoende zware gevallen hebben om voldoende Riziv-forfaits te garanderen. Als je dat niet in de gaten houdt, krijg je problemen om continuïteit voor je personeel te garanderen.”

“Het is erg moeilijk om winst te maken,” onderstreept ook Geert Vandenbroucke. Bij de openbare besturen heerst dan ook het idee dat er voor de ‘commerciële rusthuizen’ maar twee manieren zijn om te overleven. Ofwel mikken ze op een kapitaalkrachtig publiek, ofwel houden ze zich aan de minimumnormen van personeelsbezetting, op het gevaar af dat de kwaliteit eronder gaat lijden.

Een mythe, vinden de uitbaters. “De betrokkenheid van de privé-exploitanten is vaak groter,” zegt Vincent Frédéricq. “Het zijn hun eigen centen die erin zitten en dus dragen ze zelf de risico’s. Dat maakt van hen hardere onderhandelaars. Daardoor kunnen ze concurreren met de gesubsidieerde instellingen.”

Overigens staat de gepolitiseerde structuur van een OCMW-raad een effectieve bedrijfsvoering bij openbare instellingen vaak in de weg, weet Eginhard Van Wilder. “Daar speelt het spel van oppositie voeren volop. Daardoor heerst er vaker een logge beslissingscultuur.” Maar ook de effectieve personeelskosten bij de OCMW-instellingen nemen een grotere hap uit het budget ten opzichte van de privé-sector, meent hij. “Een personeelslid dat ziek wordt, krijgt bijvoorbeeld een jaar gewaarborgd inkomen in een OCMW-instelling. In de privé valt die terug op een uitkering. Ook het aantal vakantiedagen is significant verschillend: respectievelijk 30 tegenover 55 dagen.”

En dat heeft niet alleen financiële gevolgen, zo blijkt. “Het wordt steeds moeilijker. Als we tien jaar geleden een vacature uitschreven, kregen we zeven of acht kandidaten over de vloer. Vandaag wordt het steeds problematischer om aan de personeelsnormen te voldoen,” zegt MarleenDe Geest, directrice van Domein Castelmolen in Ninove en al bijna 25 jaar in het vak.

Er leiden vele, subtiele wegen naar rentabiliteit. “We doen het hier inderdaad met minder personeel, maar we geloven dat je in openbare instellingen ook soms een personeelsoverlast hebt,” aldus Yves Claes van Clavan. “Wij doen hier veel zelf en maken keuzes. Zo zijn we heel alert voor verspilling in de keuken en letten erop dat er geen lichten blijven branden. We moeten aandacht hebben voor kleine dingen om rendabel te blijven.”

Ook de schaalgrootte speelt hoe langer hoe meer een rol. Kleine privé-rustoorden krijgen het erg moeilijk. Dat komt onder meer omdat de toekenningsvoorwaarden voor Riziv-tussenkomst ook gebonden zijn aan het aantal patiënten in het rusthuis. De facto is het nagenoeg onmogelijk om een rusthuis met minder dan veertig bedden rendabel te houden.

Dat er opportuniteiten zijn, blijkt overigens uit de interesse van buitenlandse groepen in de Belgische markt. Verschillende spelers werden al gecontacteerd door Franse, Britse en Amerikaanse groepen om op de Vlaamse markt te treden. Daarom ziet Marleen De Geest ook kartels ontstaan. “We kunnen leren van elkaar, en ik denk dat er samenwerkingen zullen ontstaan. Je merkt ook dat financiële groepen op zoek zijn om in de sector te investeren. Ergens maakt mij dat bang omdat de bezieling bij een grote groep anders ligt.”

Roeland Byl

Het Vlaamse beleid wil de ouderenzorg almaar meer regelen via de non-profitsector en de openbare sector. Privé-uitbaters staan aan de klaagmuur.

“De privé-sector wordt volledig in de wind gezet op het vlak van reglementering en financiering. Dat is ronduit discriminerend.” (Eginhard Van Wilder, Federatie voor Onafhankelijke Seniorenzorg)

Vreemd genoeg klagen heel wat openbare instellingen over een financieel tekort en geloven veel privé-rustoorden net in hun eigen rentabiliteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content