De pottenkoning van Maastricht

Maastricht en Luik hebben een band van water, bloed en taal. Frans is meer dan couleur locale onder deze Limburgers. De Maasvesting werd in de negentiende eeuw als eerste Nederlandse stad geïndustrialiseerd door een Luikenaar. Op de Maastrichtse oevers zie je vandaag de verdiensten van de familie Regout.

Slapen in staatsie bij een grootindustrieel kan in kasteel Vaeshartelt bij Maastricht. Weinig scheelde het of paus Pius IX logeerde hier in 1872, als balling uit Rome. Het vroegere château van Petrus Regout – de pottenkoning en eerste industriekapitein van Nederland – was tientallen jaren een rottend bouwsel en herrees in 1994 als conferentieoord, hotel en lusttuin. Op het terras van het restaurant dineer je met uitzicht op een sublieme jardin secret met warme muren en honderden aparte bloemen en planten. Aan de balie ligt een beknopte heruitgave van het Album dédié à mes enfants et mes amis van 1868 met daarin een litho van Petrus Regout krachtig urinerend vanuit een fontein in zijn park. Het was een scabreuze bijdrage tot zijn campagne tegen het stelen van Maaswater door België, althans zo zag hij het. Het Album is een zelfbejubeling van formaat.

Mooie salarissen, gratis woningen

Bij de geboorte in 1801 van Petrus Regout – een teer jongetje dat een melkbad kreeg, zoals Cleopatra, om het in leven te houden – was Maastricht in Franse handen. De Waalse Regouts verhuisden van Luik naar Maastricht. Vader Regout had een groothandel in glas, kristal, aardewerk, porselein, aarden pijpen en flessen. Junior werd firmant, kocht glas- en aardewerk in Wallonië en leerde dat de fabricage van kristal en glas met mensen, zand, steenkolen en stoommachines moest. Petrus, in het Mees-trechs Pierke (overleden in 1878), was 33 voor hij zelf produceerde. De Belgische Omwenteling van 1830 maakte hem tot nijveraar, want de vijandigheden be-eindigden de invoer van Belgisch aardewerk.

Op een vroeger kloosterterrein aan de Boschstraat, vandaag de site van een merkwaardig restant van De Sphinx – zoals zijn grootonderneming zou heten – kwam een glasblazerij annex stoomslijperij voor water- en wijnglazen, peper- en zoutvaatjes, kandelaars en stolpen. Mooie salarissen, gratis woningen en steenkolen voor de familiehaard lokten Belgen, Engelsen en Duitsers naar De Sphinx.

Koning Willem II, een goede vriend van Petrus Regout, zei in 1840, kort na zijn troonsbestijging: “Geef mij twaalf man als Regout en wij winnen in ons land de hele Belgische industrie terug die door de afscheiding verloren is gegaan.” Willem II was de peter van de vierde dochter van Regout. Op verzoek van de vorst begon vriend Petrus in 1842 met een wapenfabriek, maar door ondeugdelijk werk volgden wrijvingen met de generaals en werd zij overgedragen aan het rijk.

Dolligheden voor Japan

De Sphinx was de spil van Regouts rijk, maar hij waaierde uit naar een gasfabriek voor de verlichting van zijn werkhuizen, charterde schepen, ijverde voor vaarwegen en spoorverbindingen met Luik, Antwerpen, Aken, Keulen en dreef handel over heel de wereld.

Inderdaad, de eerste grootindustrieel van Nederland en entrepreneur die van Maastricht de allereerste nijverheidsstad van zijn land van aankomst maakte, was op de eerste plaats koopman. Want tussen de productie door importeerde en exporteerde hij tafellinnen, sigaren, brillen, brandkasten, ijzeren pannen, gastoestellen, behang en papier.

Hij trachtte de keizer van Japan, waarmee Nederland in 1859 een handelsverdrag sloot, als pionier in het openen van het gesloten rijk, alles te slijten wat deze nodig had voor zijn paleizen: van serviezen en meubilair tot oogwater, scharen, brillen, knopen en haarspelden. Regout dong naar een contract voor een gasfabriek in Tokio. Zijn zaakgelastigde in Japan, de Limburger Martin Dohmen, vond dat de baas hem vaak onverkoopbare waar stuurde en kreeg slaande ruzie, waar hij met de pen op inging: “De tafelgereedschappen zijn veel te duur. De brillen zijn zo slecht en verroest dat de gemeenste brillenjood in Amsterdam zich schamen zou om daarmede rond te venten. Hoe kan het in een verstandig brein opkomen om een boek over de wateraftapping der Maas en andere dolligheden te zenden naar Japan!”

Grootste werkgever van Nederland

Tot halverwege de negentiende eeuw was het Maastrichtse aardewerk minderwaardig aan het Chinese en slechts na 1850 geraakte Regout op het peil van zijn concurrent, het Engelse Wedgwood (failliet in 2008). De vraag naar aardewerk fleurde op, want het volk ging steeds meer eten van borden in plaats van met het hele gezin uit één kom zoals de aardappeleters van Vincent Van Gogh.

Het concern, een modern woord dat op zijn plaats is, van Petrus Regout telde in 1866 aan de Boschstraat zestig fabrieksgebouwen, sommige vier tot vijf verdiepingen hoog. Tweeduizend werknemers fabriceerden glaswerken en aardewerk in de Boschstraat, waardoor Regout de grootste werkgever was van Nederland en meer volk aan de arbeid zette dan de zestien overige fabrieken in Maastricht.

Twee zwagers stichtten in 1851 de Société Céramique, een concurrerende fabrikant die onder de zonen van Petrus Regout in handen kwam van De Sphinx. De jonge wijk Céramique, op de rechter-Maasoever, waar de schoorstenen dampten van de Société, staat tjokvol aantrekkelijke woonarchitectuur met onder meer flats van de Vlaming Bob Van Reeth. Een buitenlandse acquisitie van De Sphinx, jaren nadat de Regouts er geen zeggenschap meer hadden, was de keramiekfabriek van Hemiksem (het museum kan je bewonderen in de ex-benedictijnenabdij aan de Schelde). Petrus II, zoon van de pionier, stichtte in latere jaren de porseleinfabriek Mosa op de rechteroever. Maastricht was Regout Ville.

Scherp geformuleerd

Petrus Regout was niet alleen ondernemer, hij koesterde vele denkbeelden en publiceerde de ene brochure na de andere. Deels uit legitimatiedrang. Een woord over eenige Maastrichtse belangen, in het Frans en het Nederlands, telde zeventig bladzijden. Hij schreef honderden vellen over Eclairage au gaz, waterwegen, spoorwegen en douanepolitiek. Decennialang had De Sphinx het zwaar door de lage Nederlandse invoerrechten voor zijn waren en de hoge invoerrechten op de buitenlandse markten. Een Nota der inkomende regten op de artikelen aardewerk en glaswerk, getrokken uit de tarieven van Engeland, Frankrijk, Pruisen en België was een heus vertoog met scherpe formuleringen en helder denken over economische feiten en cijfers.

Petrus Regout was lid van de Eerste Kamer (senaat) als eerste ondernemer en om zijn medenijveraars blijvend te verenigen gaf hij de stoot voor de oprichting van de eerste werkgeversvereniging, de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen waarvan hij voorzitter werd.

Petrus Regout stuurde in 1850 een brief naar de minister van Financiën over de bestrijding van de armoede door industrialisering – een eerste versie van zijn brochure Pauperisme en Industrie uit 1858. De tekst is uiteraard negentiende-eeuws, maar eveneens een doordacht werkgelegenheidsprogramma van vijftig bladzijden met berekeningen. Zijn brochure bekritiseerde het verlieslatende project van de nationale Maatschappij van Weldadigheid om in drie noordelijke provincies landbouwkoloniën voor criminelen, bedelaars en werklozen te stichten. Regout pleitte voor een zakelijker aanpak: “De industrie heeft nu juist aan niets meer behoefte dan aan ledige handen, die tegen elken prijs werk zouden kunnen verrrigten. Men vereenige deze beide belangen; men geve de bedelaarsbevolking in de handen van industriëlen en men verkrijgt een productieve kracht, die oneindige voordelen afwerpt.” Alleen die laatste zin is eindeloos herkauwd door zijn belagers. Rondom de nieuwe fabrieken moesten woningen voor werklieden met een moestuintje worden gebouwd, en een compagnie dragonders plus een cellulaire strafgevangenis, zou de orde verzekeren.

Geen sant in het eigen Maastricht

Het negatieve beeld van de familie Regout is een voorbeeld van wat de Franse historicus Pierre Nora een ” lieu de mémoire” of “herinneringsplaats” noemt. Dit omvat niet alleen in de letterlijke zin gebouwen of fysieke plaatsen, want het gaat veeleer om elementen van herinnering: zaken, woorden en begrippen die leiden tot een gemeenschappelijk geschiedbewustzijn.

Tussen Maastricht en zijn eerste industrieel boterde het niet. De grootste werkgever van de stad was verbitterd door de tegenkanting die werd aangevoerd door zeepzieder W. H. Pijls, op en af burgemeester en schepen gedurende een halve eeuw, en een coterie van liberaal-katholieken. De herensociëteit Momus weigerde hem als lid tot 1865. Deftige Maastrichtenaren, onderling converserend in het Frans, beschouwden Regout als een parvenu. Petrus schreef en sprak vloeiend Frans, echter werd treiterend buiten hun kring gehouden. Bizar, want de elite van de Maasstad was geënt op de Waals-Franse levensstijl.

In Maastricht zou het lang duren voordat de oriëntatie op de adel en Wallonië verdween. De stad leek in industrieel en cultureel opzicht lang op Luik, Charleroi en Verviers. Het enige Limburgse dagblad, de liberale Le Courrier de la Meuse hetzte tegen Regout, en die financierde van de weeromstuit de katholieke l’Ami des intérêts Limbourgeois.

Protserige pracht

Petrus Regout was niet geliefd in het eigen Maastricht. Hij wilde daar niet in berusten en op hogere leeftijd groeide de drang om zich te tonen. Hij liet voor tienduizenden gulden kleurenlitho’s van zijn bezittingen maken – je kan ze bewonderen in het stadsarchief -, zowel van zijn tientallen fabrieken als van zijn kastelen. In de tuin van Groot Vaeshartelt, slechts één van zijn châteaus, dreef een luide stoommachine zestig fonteinen en watervallen aan. Dat was geen pocherij, volgens de brandpolissen heeft die protserige praal tot in de details bestaan. Op zuilen bij de entree van Groot Vaeshartelt stonden steigerende paarden, bij andere ingangen kolossale herten en leeuwen. Sommige tuinbeelden waren zo groot dat er bedienden woonden in het voetstuk.

Die protserige pracht is er vandaag niet meer. Binnen niet en ook buiten niet. Wel is duidelijk, onder meer in een zeer luxueus fumoir met arcadische wandschilderingen en gelukte restauratie, hoe deftig en rijkelijk het was anderhalve eeuw geleden.

Vriend van de paus

Bij zijn zeventigste verjaardag verscheen het geïllustreerde album Carrière de Monsieur Pierre Regout, een loflied op zijn weldadigheid. Zijn vriendschap met de paus en vorstenhuizen werd vermeld (Regout schreef onder meer aan de kerkvorst dat hij bij een volgende verbanning uit Rome volledig kon beschikken over Groot Vaeshartelt), de onderscheidingen staan op foto, een lijst van schenkingen van communiebanken en koperen lichtkronen met de inscriptie “uit dankbaarheid voor Gods zegen” volgde.

Son amour à faire bien, zo staat het er, leidde tot genegenheid voor de kinderen van het weeshuis en het armenhuis en opgehaald door de wagens van Regout werden zij jaarlijks vergast op feestelijke dagen. In het huldeschrift werd het klagen niet gestopt: “Gedurende vele jaren heeft men M. Regout alleen maar tegengewerkt, bij alle mogelijke gelegenheden. De commissaris van de koningin M. de Willebois en de ex-burgemeester van Maastricht M. Pijls hebben er zich altijd op toegelegd om de grote industrieel in zijn projecten en verzoeken te hinderen.” Vermoedens bestaan dat Pierke de tekst zelf heeft geschreven.

De Regouts waren paternalisten, dat staat buiten kijf, maar de aanvaarding van deze vaderlijke, standbewuste stijl hangt deels samen met de wijze waarop de arbeid bij De Sphinx georganiseerd was. Namelijk in teams die het werk in onderaanneming uitvoerden en waarin gezinsleden vaak als hulpkrachten werden ingeschakeld. De meester-aardewerker was een soort onderaannemer en hij liet zich bijstaan door zijn eigen kinderen, en betaalde ook hun loon uit tot in 1887. Dezelfde patriarchale traditie gold ook lang in de Potteries rond Stoke-on-Trent in Engeland. De geschiedenis van de fabriek liep samen met de sage van de familiale eigenaars. Geen toeval is het dat in de dynastie Regout een kenmerkende nummering bestond van vaders en zoons Petrus I, II en III.

KASTEEL VAESHARTELT: WEERT 9, 6222 PG MAASTRICHT, www.vaeshartelt.nl

y Door Frans Crols

Petrus Regout liet een handelsnetwerk na dat tot de koninklijke en adellijke families van Japan, Frankrijk en Den Haag reikte.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content