DE POOLSE BRUID

Op zoek naar eten kom ik alleen hamburgerrestaurants tegen, links en rechts, steeds hetzelfde rood-gele hamburgerlogo. Ik zoek iets Pools, zonder te weten wat het precies inhoudt. Ik sta midden op het grote plein in het centrum, tegenover het lelijkste gebouw van Warschau, het protserige Cultuurpaleis, een ongewenst cadeau van Stalin. De Polen kregen het ‘oh-wat-leuk’ niet uit hun strot. Maar dat is verleden tijd. In het Cultuurpaleis zit nu een casino en eromheen bloeit het grote en het kleine kapitalisme. Aan de rand van het plein zie ik Ikea, Panasonic, de Nationale Nederlanden en nog meer fastfoodketens. Op het plein een explosie van Poolse zaakjes. In piepkleine semi-permanente hokjes worden dameskleding, fruit, een snelle hap en seksartikelen aangeboden. Onder het plein, in de wirwar van halfverlichte passages en tunnels, tientallen soortgelijke winkeltjes. Op de hoek van het plein Warszawa Centralna, het centraal station. Midden in de stationshal, een slonzig kampement waar zwervers, alcoholisten en bedelaars slapen, koken en kinderen krijgen. Dit grote plein is het symbool van Polen in de overgang. Dit grote plein is het vagevuur.

Hier wordt de Poolse economie gezuiverd van de zonden van zijn communistisch leven om toegelaten te worden tot de kapitalistische hemel. In een zijstraat vind ik een Bulgaars restaurant.

MAGERE JAREN.

De eerste jaren van de overgang, 1989-1992, waren ongelofelijk slecht. Polen verwachtte de hemel en kreeg de hel. De productie daalde met een vijfde en de prijzen stegen met honderden procenten. De koopkracht van het gemiddelde Poolse gezin ging in een vrije val. In december 1989 waren er in Warschau vijf werklozen, drie jaar later waren 3 miljoen Polen werkloos. De rekening van vijftig jaar economisch wanbeleid werd in die eerste jaren in een keer afgeschreven. Toen de deur naar de rest van de wereld openging, bleken grote delen van wat Polen produceerde waardeloos. Het was alsof het land door een natuurramp getroffen werd. Maar Polen herpakte zich. Vanaf 1992 was er weer groei en die is sindsdien alleen maar toegenomen. Staatsbedrijven gingen over de kop. Maar de privé-sector bloeide, het midden- en kleinbedrijf groeide en buitenlandse investeringen vloeiden Polen binnen.

Zestig procent van de werkgelegenheid vinden we nu in de particuliere sector. De werkloosheid is de laatste jaren fors gedaald. De prijzen zijn onder controle. Polen doet het relatief goed. Veel beter dan andere landen in de overgang. Zeker vergeleken met Rusland en de Oekraïne. De gestegen welvaart is duidelijk te zien op het grote plein van Warschau. De Poolse middenstand doet goede zaken.

GROTE ONGELIJKHEID.

Maar niet iedereen deelt gelijkelijk in de gestegen welvaart. De ongelijkheid is groter geworden. De oudere Polen zeggen dat onder het communisme iedereen gelijk was. Toch schreef George Orwell al in Animal Farm: alle dieren zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk dan andere. De verschillen zijn nu ontegensprekelijk groot. Dat blijkt uit inkomensstatistieken en werkloosheidscijfers. De werkloosheid is hoog onder de jongeren en vrouwen en in sommige arme regio’s. Er zijn grote verschillen tussen stad en platteland. In de auto op weg naar Lodz koop ik langs de kant van de weg een kilogram vers geplukte frambozen voor twee zloty (ongeveer dertig frank) van een oud mannetje dat heel stout kijkt omdat hij mij als vreemdeling waarschijnlijk het dubbele heeft gerekend. In Warschau kost een kilo frambozen zes zloty bij een norse groenteboer die vindt dat hij ze mij cadeau doet. Het meest schrijnend zijn de verschillen op het grote plein in Warschau. Rijke Polen parkeren glimmende BMW‘s ongegeneerd dwars over de stoep. In het doolhof onder het plein bedelen hele jonge kinderen.

Er is geen transitie zonder tranen. De overgang van het communisme naar het kapitalisme is een loterij met grote winnaars maar ook grote verliezers.

Wie vroeger boven lag, komt nu vaak onderaan. Mijnwerkers werden gekoesterd onder het communistische regime. Zij waren de eredivisie van het proletariaat. Maar dat kan niet langer meer zo. Er is nauwelijks werk voor hen.

De vraag naar kolen is veel minder in de wereldeconomie dan vroeger in het Oostblok met al zijn zware industrie die nu grotendeels failliet is. De Poolse regering moet mijnen sluiten en machtige Poolse mijnwerkers moeten fors inleveren.

In het park aan de hoek van het grote plein zie ik een Poolse bruid. Ze laat zich fotograferen onder de prachtige bomen. Eén en al pracht en praal. De hele familie chic gekleed. Dezelfde luxe als bij ons. De genodigden allemaal in auto’s. Het gaat goed met dit land. Maar het zijn geen grote auto’s zoals bij ons. Het zijn hele kleine autootjes. Want het gaat nog maar een klein beetje goed. Hele mooie bruiden in hele kleine autootjes. Fiat Polski heten ze (de auto’s). Ze worden vast veel groter.

Prof. dr. Jules Theeuwes is Vlaming en hoogleraar economie aan de Universiteit Amsterdam.

JULES THEEUWES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content