De Piet Hein van de alternatieve energie

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Belwind plant het derde windmolenpark op zee in België. Achter dit initiatief schuilt de Nederlandse energiegroep Econcern. Tegen 2010 wil de Piet Hein van de alternatieve energie de kaap van 1 miljard euro omzet overschrijden.

Belwind heeft een milieuvergunning aangevraagd bij de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM). Hiermee zet de dochter van de Nederlandse energiegroep Econcern haar tweede, officiële stap in de bouw van een windmolenpark op zee. Tegen 2010 hopen de initiatiefnemers 330 MW te produceren op de Bligh Bank op 46 km van de kust. Het park zal 345.000 gezinnen van groene stroom voorzien. De kostprijs wordt op 800 miljoen euro geraamd.

Met dit project is Econcern uit Utrecht niet aan zijn proefstuk toe. In windenergie beschikt de groep over een portfolio van 3500 MW, waarvan 1200 MW in zee. In augustus 2006 startte het milieubedrijf samen met Energy Investments Holding en elektriciteitsmaatschappij Eneco de aanleg van Q7: een park van 60 windmolens met een totale capaciteit van 120 MW op 23 km voor de kust van IJmuiden. De totale investering bedraagt 350 miljoen euro, waarvan 60 % gefinancierd door een bankconsortium en verzekerd door Delta Lloyd. Daarnaast heeft Ecoventure, de participatiemaatschappij van de groep, nog de concessie voor een windmolenpark in Engeland (Sheringham Shoal van Scira, een joint venture met Hydro en SLP).

In 2005 realiseerde Econcern met 400 medewerkers een geconsolideerde omzet van 45 miljoen euro met een nettowinst van 6,5 miljoen euro. Dankzij die stijging van respectievelijk 26 % en 56 % behoren de Nederlanders tot de 500 snelst groeiende bedrijven in Europa. Dit jaar mikt Econcern op 191 miljoen euro omzet. Volgens het businessplan zal de groep in 2010 de kaap van 1 miljard euro omzet overschrijden. Tegen die tijd zal het personeelsbestand opgelopen zijn tot 2000 à 2500 medewerkers. Hiermee komt de Piet Hein van de alternatieve energie in het kielzog van de multinationals uit de sector – zoals Suez (Frankrijk), Enel (Italië), Eon/RWE (Duitsland) en Hydro (Noorwegen).

Naast windenergie is de groep ook actief in zonne-energie en biomassa. Zo bouwt dochter Ecostream de grootste zonne-installatie ter wereld in Murcia (Spanje) met een totale capaciteit van 60 MW – goed voor de energiebehoefte van 150.000 gezinnen. In Beltrum verwerkt Groot Zevert Vergisting jaarlijks 36.000 ton mest.

Lijdensweg

In België raakte alternatieve energie moeilijk van de grond. Lange tijd ontbrak het wettelijke kader om offshore-initiatieven te ontwikkelen. Na jarenlange discussie goot de regering de noodzakelijke procedures in KB’s. Maar dat is slechts het begin van de lijdensweg. Uiteindelijk moeten twaalf administraties hun fiat geven. De financiële vooruitzichten zijn wel goed, zeker nu het Kyotoprotocol ons land verplicht tegen 2010 voor 6 % op alternatieve energie over te schakelen. Frank Coenen, directeur van Belwind: “Dankzij het systeem van de groenestroomcertificaten krijgen de producenten van windenergie een vaste minimumprijs gedurende 20 jaar. Bovendien geldt een afnameplicht door de beheerder van het hoogspanningsnet (Elia) gedurende twintig jaar. Zo blijft het marktrisico beperkt.”

Probleem is dat Elia de nieuwe windmolenparken op zee niet zelf op zijn netwerk wil aansluiten. Zijn moedermaatschappij Electrabel, voormalig monopolist van energievoorziening in ons land, zit niet in een van de drie huidige projecten voor windenergie op zee. “Nu onderzoeken wij samen met de andere exploitanten de mogelijkheid om zelf een verbindingskabel te leggen,” maakt Coenen zich sterk. Wel vraagt de directeur van Belwind wie hem marktconforme prijzen voor de geproduceerde elektriciteit zal waarborgen. Coenen: “Met het tegenargument van balancing – het opvangen van grote schommelingen – moeten ze bij ons niet afkomen. De drie Belgische windmolenprojecten op zee beslaan maximaal 876 MW. Het bestaande netwerk is voldoende sterk om dat probleem op te lossen – zeker als je rekening houdt met de onlangs toegenomen transmissiecapaciteit naar de buurlanden.”

Uiteindelijk heeft de sector veel te danken aan de paarse regering en ex-minister Johan Vande Lanotte (SP.A), indertijd verantwoordelijk voor de Noordzee. Coenen: “Vandaag bestaat een compensatie voor het eigenhandig aanleggen van het hoogspanningsnet op zee. Maar dit bedrag beslaat slechts een vierde tot een achtste van de totale kostprijs. Bovendien slaagt de netwerkbeheerder er maar niet in de KB’s om te zetten in duidelijke contracten.”

Naast Belwind plant Econcern nog andere duurzame-energieprojecten in België en aangrenzende gebieden voor een totale waarde van 2 miljard euro, gespreid over vijf jaar. Voorlopig laat directeur Coenen nog niets los over die initiatieven.

Geen geitenwollensokkentypes

Aan de wieg van Econcern ligt Ecofys. Dat studiebureau – opgericht in 1983 door zes natuurkundigen – specialiseerde zich in hernieuwbare energie. Onder leiding van professor Kornelis Blok, lid van de raad van commissarissen binnen Econcern, begon de spin-off van de universiteit van Utrecht met de bouw van zonnepanelen voor koeienstallen. De ingenieurs zijn geen geitenwollensokkentypes, maar idealisten met technische achtergrond én koopmanszin. Geleidelijk aan groeide hun vriendenclubje tot een coöperatieve vennootschap van 25 medewerkers.

“Midden jaren negentig vond de grote doorbraak plaats,” vertelt Dirk Berkhout, bestuurder van Econcern en verantwoordelijk voor de energieprojecten. “Enerzijds blijven de olieprijzen stijgen, anderzijds dringt bij het grote publiek het besef door dat er een klimaatsverandering plaatsvindt. De politiek anticipeert op beide fenomenen door eindelijk de kaart van hernieuwbare energie te trekken. Ad van Wijk, gedelegeerd bestuurder, besloot zijn veilige baan aan de universiteit te verlaten en zich voltijds op het ondernemerschap te gooien. Zo nam hij een patent op de seriematige montage van zonnepanelen.”

Naast adviesopdrachten voor de Europese Commissie en overheden pakte Ecofys ook de concrete uitwerking van duurzame projecten aan. Zo startte de onderneming met de verkoop van zelfgemaakte zonnepanelen in Nederland, Duitsland en Luxemburg. Snel steeg de omzet tot 1 miljoen euro. Om expansie mogelijk te maken, richtten de vennoten begin 2000 de holding Econcern op. Triodos Bank nam een participatie van 27 %. Met de steun van de antroposofische financier verzamelde de nieuwe groep 4 miljoen euro om te investeren in alternatieve energie. Eind 2001 stapte Dirk Berkhout mee in de boot. Als voormalig directeur voor de bouw van energiecentrales bij Philipp Holzman en de Hollandse Betongroep brengt hij aannemerservaring in de groep.

Berkhout: “Vrij snel kwamen we erachter dat niet de klanten, maar de leveranciers in onze sector op lange termijn het grootste probleem vormen. De producenten van componenten in de alternatieve energiesfeer kunnen het aantal bestellingen niet aan. Bovendien wijzen alle rapporten van analisten – zoals JP Morgan, Goldman Sachs en Barclays – op een wereldwijde groei in het gebruik van duurzame bronnen met jaarlijks 50 %. Dat zet een enorme druk op de constructiebedrijven. Zij zitten echter te veel opgesloten in eigen technologie en besteden amper nog aandacht aan onderzoek & ontwikkeling. Daarom besloten we te investeren in heel de keten van het productieproces om onze aanvoer van onderdelen veilig te stellen. Wat zonne-energie betreft, namen we achtereenvolgens participaties in Silicium de Provence (silicium), Solland (cellen) en Ubbink Solar (panelen). Al die activiteiten zitten in onze dochter Ecostream. Daarnaast kocht onze participatiemaatschappij Ecoventures aandelen in windmolenproducent DarwinD (51 %) en projectontwikkelaar WinWind (100 %).

Eind 2006 start Econcern de bouw van een nieuw hoofdkantoor in Nieuwegein. Als primeur gaat het energiebedrijf zijn voorgevel bedekken met een speciale deklaag van eigen makelij, zodat de hele wand één groot zonnepaneel wordt om de vestiging van energie te voorzien.

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content