De ontgroening van de oliereuzen

De olieproductie is over zijn piek heen. De uitstoot van broeikasgassen moet fors naar beneden. Met de economische crisis passen de oliereuzen hun koers aan. Het gras is groener, maar het ligt wel ergens aan hun overkant.

Van de vijf grootste oliemaatschappijen kondigden er de jongste maanden drie aan hun groene budgetten fors te verminderen. Zo zei Christophe de Margerie, CEO van Total, dat de ontwikkeling van windenergie een zorg is voor anderen. Bij BP, door de vorige roerganger John Browne nog tot Beyond Petroleum herdoopt, is de koerswijziging nog drastischer. De nieuwe topman Tony Hayward sluit een beursgang of gedeeltelijke verkoop van de divisie hernieuwbare energie niet uit. De budgetten voor zonne- en windenergie worden met 35 tot 60 procent teruggeschroefd en BP Solar overweegt fabrieken in Spanje en de VS te sluiten. Vorig jaar was hernieuwbare energie goed voor 1 miljard van de 22,8 miljard euro investeringsuitgaven, dit jaar komt dat bedrag uit op 370 tot 740 miljoen euro. De stap die in onze contreien de meeste deining veroorzaakte, was die van Shell, dat zijn investeringen in wind terugschroefde, nadat eerder ook al zonne-energie en waterkracht op een lager pitje waren gezet.

Bovendien branden de milieubekommernissen bij sommigen sowieso op een waakvlammetje. Chevron is de enige van de grote vijf die actief is in geothermische energie – dankzij een veld dat ruim dertig jaar geleden werd ontdekt in Indonesië – houdt het tussen 2007 en 2009 op 1,85 miljard euro, of zowat 620 miljoen euro per jaar. Helaas horen onder de pot ‘alternatieve energieën’ ook koolmijnen en klassieke elektriciteitscentrales.

Toch is groen niet volledig uit de gratie. Hoewel het in verhouding om slechts enkele procenten van hun investeringsbudget gaat, blijven de sommen van de oliereuzen oplopen tot enkele honderden miljoenen euro. Total en GDF Suez willen de komende vijf jaar 500 miljoen investeren in zonne-energie, onder andere bij Photovoltech in Tienen.

“Uiteindelijk zijn we in de eerste plaats zakenmensen”, vergoelijkt Jeroen van der Veer, de CEO van Shell die in juni afscheid neemt. Als hernieuwbare energie hetzelfde rendement oplevert als onze traditionele activiteiten, dan zullen we daarin investeren. We hebben al jaren verscheidene potjes op het vuur staan en het blijft onze ambitie om minstens één substantiële hernieuwbare activiteit te ontwikkelen.” Van der Veer gaf zijn visie op de Shell Eco Marathon, een wedstrijd die dit jaar 202 teams – waarvan acht Belgische – en 3000 deelnemers lokte naar Lausitz bij Dresden, om er met één liter brandstof zo veel mogelijk kilometers af te leggen. “Maar voor de duidelijkheid: wij behoren in wind nog altijd tot de wereldwijde top 20, hebben – vooral in de VS – nog een pak windturbines en we maken dunnefilmzonnepanelen in Duitsland en Japan.”

JEROEN VAN DER VEER (CEO SHELL). “Ik ben het daar niet mee eens. Wij geloven in duurzaamheid en in de rol die technologie daarbij kan spelen. Waar wij willen pushen, het voortouw nemen, is in biobrandstoffen. Daar kunnen we toegevoegde waarde leveren. We onderzoeken momenteel zes technologieën, onder andere hoe je biobrandstof kunt maken uit algen of op basis van enzymen. Dat is dus geen greenwashing. Maar we zijn tegelijk ook een normaal bedrijf dat de noden van de klant volgt. Wij zijn toevallig goed in liquide brandstoffen, dus spelen we dat ook uit.”

Olie blijft heel belangrijk tot minstens 2030, wellicht 2050, maar op langere termijn zullen we toch veel meer gebruikmaken van hernieuwbare energie. Moet u zich daar dan niet op voorbereiden?

VAN DER VEER. “Ik denk dat we al een heel eind raken met energie-efficiëntie. Tegelijk hangt veel af van het vraagstuk van transport en milieu, en de toekomst daarvan. Want de status-quo in de wereld is eenvoudigweg niet aanvaardbaar. We gaan van 6 naar 9 miljard mensen in 2050 en van 1 naar 2 milljard auto’s. Op wat gaan die rijden? Benzine, diesel, iets anders? Transport is goed voor een kwart van de CO2-uitstoot en een derde van ons energieverbruik, maar het enige wat je eigenlijk zeker weet, is dat je het in drie of vier jaar niet volledig kunt ombouwen. De grootte van het systeem alleen al zorgt ervoor dat de verandering gradueel zal zijn. Dus moet je kijken wat de rol zal zijn van de fossiele brandstoffen, van biobrandstoffen, elektriciteit, lpg en misschien waterstof.

“Want het is niet alleen een verdubbeling van het wagenpark, je spreekt ook over een gigantische shift van de ontwikkelde naar de ontwikkelingslanden. We spreken nu over 1,5 miljard Chinezen met een automarkt van 60, 70 miljoen stuks. In 2050 is die markt vele keren groter.”

Komt u er dan met alleen maar meer efficiëntie?

VAN DER VEER. “Nou, als die markt groter wordt, en er komen meer concurrerende brandstoffen, dan mag je ervan uitgaan dat dit resulteert in meer efficiënte en betere diesel- en benzinemotoren. De technologie zal verbeteren en ondanks het huidige prijsniveau zal de prijs van olie en andere grondstoffen wellicht stijgen, dus dat creëert extra druk om er zo zuinig mogelijk mee om te gaan. Zeker tot 2025 verwacht ik nog substantiële verbeteringen, ook op het vlak van CO2-uitstoot en het gewicht van een wagen. Bovendien kan je de CO2-uitstoot op termijn nog verder verlagen door CCS ( carbon capture en storage), het opvangen en opslaan van CO2.

“Mijn eerste wagen was een geitje. Dat woog amper 1000 kilo en reed met 1 liter twintig kilometer. Nu zit een normale dieselwagen aan twaalf tot dertien kilometer omdat hij zoveel zwaarder is geworden. Vergelijk de Amerikaanse met de Europese dieselwagens. Die laatste zijn 40 procent efficiënter, wat ons continent 2,5 miljoen vaten geïmporteerde olie spaart per dag – evenveel als de consumptie van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk samen. De reden? Het belastingregime. In Europa maakt de kosten van de diesel een derde van de prijs uit en de rest zijn taksen. In de VS Staten betaal je niet veel meer dan de prijs van de olie. Als de prijs van benzine en diesel stijgt, rijden mensen niet minder, maar schakelen ze wel sneller over op energiezuinigere modellen.”

Zijn biofuels niet gewoon een beetje meer van hetzelfde? Ze worden nu bijgemengd bij diesel, ze vervangen niet.

VAN DER VEER. “Nu maken ze amper1 procent uit van de brandstof die we besteden aan transport. Wij verwachten dat dit op termijn naar 7 à 10 procent kan gaan, wat niet niks is. Sowieso heb je dan al winst, want ze zijn minder CO2-intensief. Bovendien rijden in Brazilië auto’s die volledig op biodiesel rijden. Extra voordeel: biobrandstoffen kunnen worden verspreid via het bestaande distributienetwerk.

“Het probleem is dat je goede en minder goede biobrandstoffen hebt. Om te voldoen aan de wensen van de Amerikaanse overheid, verkopen wij daar ook de ethanol op basis van maïs. Maar de CO2-winst daarvan is klein tot onbestaande, dus eigenlijk is het vooral nuttig voor de Amerikaanse boeren. Terwijl de ethanol op basis van suikerriet in Brazilië – die wordt geproduceerd op 3000 kilometer van het regenwoud – een vermindering in CO2-uitstoot oplevert van minstens 80 procent.”

Is de toekomst van de auto er niet eerder een met elektriciteit dan met biobrandstoffen?

VAN DER VEER. “Het aantal plug-in- hybrides, volledig elektrische wagens en brandstofcelwagens neemt de komende decennia zeker toe. Ik kan me inbeelden dat je op termijn in een Shell-station naast het tanken van olieproducten ook je batterij kan vervangen of herladen. Maar de sleutel zit in de batterijtechnologie. Momenteel zijn batterijen te duur, is het bereik te gering en moet je een oplossing vinden om ze op een vlotte en efficiënte manier te herladen of te vervangen. Liefst niet té snel, want we verdienen ook nog behoorlijk wat geld met de verkoop van broodjes en drank in onze stations. (lacht)

“Bovendien is er nog de kwestie van de elektriciteit zelf. Als je die moet opwekken in steenkoolcentrales, dan weet ik niet of je dan vanuit CO2-standpunt echt beter af bent. De overheden zouden wellicht beter de focus leggen op de globale CO2-intensiteit, from well-to-wheel. Dat lijkt me verstandiger dan één energiebron te promoten in plaats van de andere.

“En dan kan Shell wél een rol spelen in dit verhaal. Hoe kan je ervoor zorgen dat we die CO2-emissies kunnen doen dalen? Door de CO2 op te vangen en ondergronds op te slaan, bijvoorbeeld in uitgeputte olie- en gasvelden. In Canada en Nederland zijn we daarover druk in gesprek, al moeten er nog heel wat zaken worden uitgeklaard. Wat doe je er als een lek ontstaat? Wie heeft de verantwoordelijkheid? In de VS wordt CO2 al gebruikt om olie gemakkelijker te ontginnen. Ik vind de aanpak van de Europese Commissie trouwens prima, met de aanduiding van tien grootschalige demonstratieprojecten, aangevuld met enkele kleinere.”

Hoe kijkt u terug op vijf jaar aan de top bij Shell?

JEROEN VAN DER VEER. “Bij voorkeur niet. (lacht) Weet u, twintig jaar geleden werkte ik voor Shell in de VS. Op een bepaald moment kreeg ik van mijn baas een managementboek. Nou, dat las ik dan maar omdat je toch dacht dat als de baas dat belangrijk vond… Maar zes weken later kwam er weer zo’n boek, met een volkomen tegengestelde theorie. Toen ben ik gestopt met die boeken.

“In de moderne wereld gaat het om deliveren: het resultaat moet goed zijn. Dat proberen wij te bereiken via ESSA: Eliminatie, Simplificatie, Standaardisatie en Automatisatie. Je hebt globale processen nodig voor financiën, hr, technologische ontwikkeling, noem maar op. Indien die niet eenvoudig genoeg zijn, ga je fouten maken. Maar de kunst zit hem vooral in het elimineren, je telkens weer afvragen: hebben we dit nodig, moeten we dit doen? Dat elimineren kan je niet overlaten aan een ingenieur in een of andere divisie, dat is een top-down-proces.”

U gelooft niet in een leider als facilitator, als teamcoach?

VAN DER VEER. “Ik ben geen voorstander van een autocratisch model. Je moet luisteren, maar uiteindelijk is het mijn job te zeggen welke richting we uitgaan. Dat is misschien nog eens zo belangrijk in een economische crisis. In een wereld waar veel onzekerheid is, heb je nood aan een sterke leider. In moeilijke tijden zie je leiders opstaan met duidelijke ideeën en andere die je misschien eerder op het voorplan zou verwachten, verdwijnen van het toneel.

“Ik vind dat leiders moeten leiden, en dat kan alleen als je weet wat je winnende concepten zijn. Voor Shell is dat technologie, en het kunnen aanpakken van grootschalige projecten in moeilijke omstandigheden. En wat we doen, doen we goed. Uiteindelijk is dat het beste visitekaartje, de garantie dat je iets beter doet dan je concurrenten. Dan komen de klanten graag naar je toe.” (T)

Door Luc Huysmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content