De nobele doelen van de deeleconomie

Luc Sels decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de KU Leuven

Mensen delen hun wagen. Ze lenen of huren een bladblazer van iemand in de straat. Ze ruilen de hotelkamer in voor de loft van een particulier. Het zijn voorbeelden van de peer-to-peer-economie. Vooral Uber zet de toon. Ook Airbnb slaat aan. Tijdens conferenties ben ik nog een van de weinige hotelgasten in mijn onderzoeksgroep. De jongere medewerkers zoeken hun kamer via Airbnb. Dat is snel vanzelfsprekend geworden.

Deze markt wordt ook wel de deeleconomie genoemd. De aanbieders delen, al dan niet tegen betaling, hun bezittingen met anderen: een wagen, een kamer, een hamer. De gebruikers zijn niet langer aangewezen op speciaal voorziene infrastructuur zoals een taxi of een hotel. Ze kunnen aankopen uit- of afstellen, want wat ze nodig hebben delen, lenen of huren ze. Waarom die dure heggenschaar aanschaffen als twee snelle snoeibeurten per jaar volstaan?

De deeleconomie wordt vaak als de nieuwe economie voorgesteld. Die omschrijving insinueert dat ze omvangrijk én ontwrichtend is. Ik begrijp dat wel. Tot voor kort dachten we dat het businessmodel van hotels en taxibedrijven onaantastbaar was: bedrijfstakken met moordende interne concurrentie, maar zonder bedreigende substituten. Als dat verandert, krijgt dat veel weerklank. Maar zolang Uber en Airbnb zowat als enige voorbeelden de opiniestukken kleuren, is meer bescheiden taalgebruik aangewezen. Het gaat veeleer om spannende experimenten dan om een nieuwe economie.

De werking van de deeleconomie wordt al te snel als disruptief en zelfs schadelijk omschreven. Vanzelfsprekend is dat de overheersende emotie bij wie zijn job of omzet bedreigd ziet. Maar dat één groep haar positie bedreigd voelt, betekent nog niet dat de peer-to-peer-economie een negatieve impact heeft. Want als een kamerhuur via Airbnb het verblijf in Londen, Parijs of Amsterdam goedkoper maakt, dan kan dit meer burgers tot citytrips aanzetten en dus het toerisme een duw geven. Het kan ook extra euro’s of ponden vrijmaken voor een bistro-, nachtclub- of theaterbezoekje meer. Directe jobdestructie kan zo gepaard gaan met indirecte jobcreatie.

De deeleconomie komt met haar uitdagingen. Zo spoort het model niet altijd met een bestel waarin formele loonarbeid de bron is van belastingen en sociale bijdrage. Op de arbeidsmarkt is er een risico van groeiende ongelijkheid. Ik lees soms dat de deeleconomie kansen creëert voor inactieve vrouwen en behoeftige studenten, of voor wie aan de zijkant balanceert. Maar soms is het tegendeel waar. Om kans te maken in de deeleconomie moet je iets hebben om te delen: een auto, een garage, een kamer, een hamer. Wie dat alles niet heeft, kan het niet delen. Bovendien is er een risico op verdringing. Wie in de deeleconomie bijklust of gereedschap in- en uitleent, zet ook jobs en lonen aan de onderkant van de arbeidsmarkt onder druk.

Er zijn dus risico’s aan sommige vormen van deeleconomie. Maar veeleer dan te veroordelen en te bestrijden, moet werk gemaakt worden van flankerende regelgeving en verkenning van nieuwe mogelijkheden. Daarbij mogen we niet vergeten dat de doelen van de deeleconomie veelal nobel zijn: een vermindering van de overcapaciteit, een lager verbruik van allerlei hulpbronnen en een reductie van de CO2-uitstoot. Ook sociale doelen hebben een plaats: meer vertrouwen tussen gebruikers, brede maatschappelijke participatie en betrokkenheid bij de economie, toegang tot hoogwaardige producten en diensten voor consumenten met lagere inkomens, en een opwaardering van het concept van buurt- en gemeenschapsdiensten.

In die zin hebben de commerciële voorbeelden zoals Uber, TaskRabbit en Airbnb de deeleconomie niet alleen bekendgemaakt. Ze hebben ook de publieke beeldvorming vertekend. We moeten ons zelfs de vraag stellen of bijvoorbeeld Uber een plaats heeft in de deeleconomie. Misschien wel, want we delen onze wagen met anderen. Misschien niet, want in wezen is het een goedkope taxidienst. Wellicht is een initiatief zoals CozyCar een beter voorbeeld. Bij CozyCar gaat het om particulier autodelen. Heb je de wagen niet nodig, dan kan iemand anders ermee op pad. Een verwant voorbeeld is Cambio, de autodeelorganisatie die een eigen wagenpark aanbiedt met modellen gericht op diverse doelen, van familiebezoek tot een kleine verhuis. En met een slogan die de filosofie van de deeleconomie mooi vervat: ‘Ja, ik heb een auto. Maar alleen als ik ermee rij.’

De auteur is decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de KU Leuven.

LUC SELS

Om kans te maken in de deeleconomie moet je iets hebben om te delen: een auto, een garage, een kamer, een hamer. Wie dat alles niet heeft, kan het niet delen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content