De nieuwe vlaggenschepen van de Limburgse auto-industrie

Vandaag, 18 december, rolt de laatste wagen van de band bij Ford Genk. 9400 directe en indirecte banen sneuvelen. Maar de auto-industrie in de provincie is niet dood. Meer nog, onder de zichtbare laag van de assemblage bloeien en groeien sterke, innovatieve, internationale toeleveraars.

Limburg lijkt wel het mekka van de nieuwe wonderwagens uit China en Maleisië, of toch het bedrijventerrein van Punch Powertrain in Sint-Truiden. De parking bulkt van de modellen van CMC (Taiwan), FAW, Geely en Great Wall uit China, of Proton, de marktleider in Maleisië. “Die wagens worden almaar beter. Je kent de boutade”, gekscheert CEO Cor van Otterloo, terwijl hij in de druilregen langs de Aziatische modellen loopt. “De Japanners deden er twintig jaar over om het West-Europese niveau te bereiken. De Zuid-Koreanen vijftien jaar. En bij de Chinezen zal het vijf jaar duren.”

Natuurlijk kan Punch Powertrain het leed van de gesloten Ford-fabriek in Genk niet doen verdwijnen. Maar het is wel een voorbeeld van hoe de autosector in Limburg nog altijd kan bloeien en groeien. Al maanden werkt op zaterdag een extra ploeg — op basis van vrijwilligheid — om de binnenstromende orders te verwerken. Het aantal werknemers in Sint-Truiden klimt volgend jaar van 390 naar 470. De omzet steeg van geen 43 miljoen euro in 2007 (met 188 werknemers), naar 139 miljoen euro vorig jaar.

Hoogtechnologische Belgen

En nochtans heeft Punch Powertrain een fabriek in het Chinese Nanjing, waar de assemblage gebeurt van de specialiteit van het bedrijf: automatische versnellingsbakken. “Het nadeel van deze onderneming in het verleden was dat ze te sterk afhankelijk was van slechts één klant: achtereenvolgens Volvo, Rover en BMW Mini”, meldt Cor van Otterloo. De Nederlander kwam in 2007 aan boord, na een carrière van 23 jaar bij Philips. “De eerste prioriteit in 2007 was nieuwe klanten. De Europese auto-industrie kende toen slechts een kleine groei, de Noord-Amerikaanse stond op nul. Azië boomde, China was hongerig naar westerse technologie. Vandaar onze fabriek in Nanjing. Je moet Chinees zijn onder de Chinezen, en in hun taal praten. Maar essentieel is dat we onze sleutelonderdelen hier in Sint-Truiden maken. Ook O&O gebeurt hier. Ik wil niet dat de Chinezen dat kunstje ook onder de knie hebben.”

In Nanjing gebeurt enkel de assemblage, maar wel voor de lokale Aziatische markten. Punch Powertrain legde de focus op versnellingsbakken voor kleinere wagens. Vandaag is de klantenportefeuille aanzienlijk uitgebreid tot 22, al staat Proton uit Maleisië nog altijd voor de helft van de omzet. “We zijn de voorbije jaren bewust niet naar de West-Europese en Noord-Amerikaanse markt gegaan. Niet alleen door de conjunctuur. We waren te duur, we hadden niet de goede producten. Vandaag wel. Sinds kort praten we ook met Amerikaanse en Europese producenten. En dat zal ook lukken.”

Want Punch Powertrain heeft de wind in de zeilen. Begin dit jaar nam het Chinese investeringsfonds New Horizon een 30 procentbelang in het bedrijf. Bestaande aandeelhouders, zoals Gimv en LRM, verkochten bij die operatie een deel van hun aandelen met een fikse meerwaarde. “Voor New Horizon is het de eerste buitenlandse investering. Als witneus word ik nu geregeld voor een publiek van Aziatische investeerders gezet”, lacht Van Otterloo. “De auto-industrie in Limburg heeft wel degelijk nog een grote toekomst. Onze jongens en meisjes op de afdeling O&O zijn razend slim. Ze komen niet alleen uit België, er werken ook mensen uit Engeland, Finland, Spanje. En ja, de Belgische lonen zijn uiteraard hoog. Maar onze mensen zijn ontzettend gemotiveerd. De productie van transmissiesets in onze vestiging in Sint-Truiden verhoogde van 550 naar 850 per dag, in vijf jaar. En dat met hetzelfde aantal werknemers. Dat compenseert ruimschoots de loonsverhoging door de index van amper 3 procent per jaar. Ik heb in België niet te klagen over het ondernemersklimaat.”

Onderzoek in het Kattenbos

Cor van Otterloo heeft enkel “wat moeite met de politiek”, en dan vooral met het gebrek aan standvastigheid. “Eindhoven heeft een automotivecampus. Die is van wereldniveau. Maar Nederland heeft daar vijftien jaar consistent in geïnvesteerd. Weet België eigenlijk wat het wil? Elke nieuwe regering doet het weer helemaal anders. Vroeger had je Flanders’ Drive. Vandaag is het Flanders’ Make, met alweer andere klemtonen.”

Flanders’ Make ligt ver weg, in het uiterste westen van de provincie Limburg, in het Kattenbos in Lommel. De Nederlandse grens ligt op een steenworp, het onderzoekscentrum ligt naast de testbaan van Ford. Half oktober werd Flanders’ Make officieel boven de doopvont gehouden. ‘Het strategische onderzoeks-centrum voor de Maakindustrie’ titelt de website. In de raad van bestuur vinden we kleppers als Urbain Vandeurzen, Herman De Bode, Martine Reynaers of Geert Bruyneel. Flanders’ Make werkt dit jaar met 15 miljoen euro van de Vlaamse overheid. In 2018 zou dat groeien naar 25 miljoen euro. “En de bedoeling is dat we nog eens evenveel ophalen via privémiddelen en andere subsidiebronnen”, zegt Dirk Torfs, sinds half september de algemeen directeur. De doctor in de ingenieurswetenschappen liet een carrière bij de Zweeds-Zwitserse technologiereus ABB vallen voor de taak bij Flanders’ Make. In 2018 zouden er liefst 300 onderzoekers moeten werken aan “een gemeenschappelijke industriële onderzoeksagenda”.

Met 60 bedrijven, waarvan 10 uit de eigen provincie, wordt al nauw samengewerkt. “We willen inderdaad ook de Limburgse economie aanzwengelen.” Met de schokdemperproducent Tenneco uit Sint-Truiden wordt mee getimmerd aan een geluidsarme schokdemper. Ook de tandwielproducent VCST uit Sint-Truiden ontwikkelt nieuwigheden samen met Lommel.

Ook de versnellingstechnologie van Punch Powertrain en de elektromotoren van de Gentse kmo Inverto staan in de kijker. Letterlijk, want in de onderzoeks-hallen pronkt een Range Rover Evoque. Voor het Britse premiummerk wordt een elektrische aandrijving gedemonstreerd. “Op die manier brengen we de technologie van een kleine kmo in de aandacht bij een grote autoproducent”, zegt Dirk Torfs. Met de busbouwers VDL en Van Hool wordt gesleuteld aan groene en slimme bussen. Samen met Volvo Car wordt bekeken hoe de productie in de fabriek in Gent kan worden verbeterd.

Elders in het gebouw staat een voordeur van Ford C-Max uit 20 procent lichter materiaal. Het is een samenwerking tussen Lommel en bedrijven zoals ArcelorMittal, Bekaert en Recticel. Want Flanders’ Make zet in op een zo breed mogelijke samenwerking met de Vlaamse industrie. Acht accountmanagers prospecteren intensief de bedrijven, brengen de kennis en kunde van Lommel naar de bedrijven. Uit die kruisbestuiving moet nog meer moois groeien. “Het is de eerste keer dat er in Vlaanderen zo’n intensieve interactie is met de industrie”, duidt Dirk Torfs. “De Vlaamse industrie heeft een belangrijke stem in onze werking.” Rolmodellen in eigen land zijn onder meer imec, VIB of VITO. In het buitenland zijn dat het Duitse Fraunhofer Institut of het Britse innovatiecentrum Catapult.

Genk wint wat Frankrijk verliest

Autoneum uit Genk is een onderneming die nog ontbreekt op de lijst van Flanders’ Make. Nochtans mogen de diversificatie en overlevingsdrang van het filiaal van de gelijknamige Zwitserse beursgenoteerde onderneming gezien worden. Jarenlang leverde Autoneum vloerbekleding, binnenbekleding, isolerende kofferpanelen en bekledingen van de motorruimte van personenwagens aan Ford Genk. De machtige buur betekende ruim de helft van de omzet.

En toch moet Autoneum de deuren niet sluiten, samen met Ford. Niet alleen mag Autoneum vanuit Genk blijven leveren aan Ford in het Spaanse Valencia, waar voortaan de Mondeo wordt gebouwd. De onderneming diversifieert bovendien haar productie naar de bouw van panelen uit kunststof, in plaats van textiel. Daarvoor kreeg het 1,9 miljoen euro subsidies van de Vlaamse overheid. En dan was er nog de sluiting van de Autoneum-fabriek in het Franse Dieppe. De één zijn dood, is de ander zijn brood: een deel van de Franse productie verschoof naar Genk, dat nu nieuwe klanten telt zoals Renault, PSA Peugeot Citroën, Volvo Trucks. Niet moeilijk dat de fabriek in Genk en zijn algemeen directeur Mireille Mertens op twee kleurenpagina’s pronken in het jongste jaarverslag van Autoneum — alleen jammer dat het bedrijf alle communicatie weigert.

Limburg is wakker

De voertuigenindustrie is dus niet ten dode opgeschreven. Wilson De Pril, directeur-generaal van Agoria Vlaanderen, houdt de moed erin op het hoofdkantoor van de industrie- en technologievereniging. “Auto-industrie is meer dan assemblage. Onder die zichtbare laag zitten topbedrijven. Limburg heeft de vlaggenschepen Punch Powertrain, Tenneco of VCST. Het zijn globale spelers, sterk in innovatie. Met goede ingenieurs die ontwerpen, systemen bedenken en op die manier weer werk geven aan geschoolde technici — dat blijven overigens knelpuntberoepen.”

Limburg staat nog voor 52 bedrijven in de voertuigindustrie, en 12.000 banen (op een totaal van 85.000 voor de voertuigindustrie in het land). “De echte impact van Ford Genk wordt pas duidelijk vanaf deze week. In totaal ging het om 9400 directe en indirecte banen. Maar misschien wordt het achteraf bekeken wel een goede zaak voor Limburg. Na de sluiting van de mijnen wou Limburg minder afhankelijk zijn van een monocultuur. Die kwam er weer met Ford Genk. Nu is Limburg echt wel wakker geschud.”

WOLFGANG RIEPL, FOTOGRAFIE DEBBY TERMONIA

“Uiteraard zijn de Belgische lonen hoog. Maar onze mensen zijn ontzettend gemotiveerd” Cor van Otterloo, Punch Powertrain

“Na de sluiting van de mijnen wou Limburg minder afhankelijk zijn van een monocultuur. Die kwam er weer met Ford Genk. Nu is Limburg echt wel wakker geschud” Wilson De Pril, Agoria Vlaanderen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content