De nieuwe generatie staat klaar

Het bedrijf van hun vader of moeder maakt deel uit van het dagelijkse leven van heel wat jongeren. Kijken ze ongeduldig uit naar de dag dat ze de zaak kunnen overnemen of worden ze weerspannig door de impliciete verwachtingen? Voor het eerst peilde een Belgische enquête bij kinderen van familiale ondernemers naar hun opvattingen.

“Bereid uw opvolging goed voor. Denk na over alle mogelijke opties voor de overname.” Familiale ondernemers krijgen voortdurend adviezen en praktische tips over de over- dracht van hun zaak. Maar hun nageslacht krijgt zelden aandacht. De leerstoel ‘Familles en Entreprises’ van de managementschool Ichec-PME wilde inzicht krijgen in de houding van jongeren tegenover het bedrijf van hun ouders en voelde de next gen de voorbije maanden uitvoerig aan de tand. “De peiling was niet opgezet om een of andere theorie te staven”, zegt Valérie Denis, oprichtster en directrice van de leerstoel. “Ik was gewoon benieuwd om te weten hoe de jonge generatie – de zogeheten generatie y – tegen het familiebedrijf aankijkt. Of ze al dan niet in de voetsporen van hun ouders zullen treden.”

Na de antwoorden van maar liefst 277 respondenten te hebben doorploegd en wel vijftig persoonlijke interviews te hebben afgenomen, stelt Denis vast dat er zich geen duidelijke trend aftekent: sommigen willen hun eigen weg gaan, anderen (de meerderheid) zijn van plan om in het familiebedrijf te stappen. “Doorgaans zijn ze vrij volgzaam en nemen ze zich voor om niet alles in vraag te stellen wat hun ouders hebben opgebouwd”, merkt Denis op. “We zien eerder een hang naar continuïteit dan een verlangen om het roer om te gooien.”

Wellicht komt dat deels doordat de meeste jongeren vrezen niet helemaal tegen de taak opgewassen te zijn. “Vooral jongens zijn bang dat ze het minder goed zullen doen dan hun vader”, aldus Denis. Vaak valt dan ook te horen dat ze de zaakvoering op een professioneler niveau willen tillen en over de nodige tools willen beschikken, zoals boordtabellen. Sommigen doen trouwens eerst ervaring op in andere bedrijven, vooral in het buitenland. Denis: “Wie meteen na zijn studie of na een eerste korte werkervaring in het familiebedrijf stapt, is traditioneler in zijn beleid en blijft trouwer aan de bedrijfsmethodes. Wie buitenlandse ervaring heeft opgedaan, is zich bewuster van de globale uitdagingen van zijn rol als bedrijfsleider en heeft het nodige zelfvertrouwen opgedaan om zich in het bedrijf een voornaam te verwerven.”

Een andere belangrijke evolutie is dat de next generation veel belang hecht aan een gedegen hr-beleid. De meesten willen zich niet zo autoritair opstellen als hun ouders en staan meer open voor overleg met alle niveaus van het bedrijf, inclusief de arbeiders.

Ondanks alles blijft de overdracht van het bedrijf nog altijd een zware uitdaging. Wat dat betreft tonen de resultaten van de peiling (die we hierna gedeeltelijk bespreken) dat de jongeren klaarstaan om het bedrijf van hun ouders over te nemen, maar dat ze verwachten dat de huidige generatie het proces in gang zet.

Over het verspreiden van informatie

Een eerste opmerkelijk resultaat van de peiling die het Ichec uitvoerde: 27 procent van de 277 bevraagde jongeren kent de omzet van het familiebedrijf niet en 5 procent weet zelfs niet of hij aandelen in het bedrijf heeft. Deze cijfers moeten weliswaar genuanceerd worden – sommigen werken al in het familiebedrijf, anderen niet – maar ze brengen niettemin een groot pijnpunt aan het licht: de communicatie tussen de generaties.

Philippe Depoorter, algemeen secretaris van de Banque de Luxembourg en partner van de Ichec-leerstoel, is formeel: “Een gebrek aan communicatie met de familie is dé ziekte van heel wat familiebedrijven. Als de overdracht naar de volgende generatie mislukt, is het vaker door te weinig communicatie dan om financiële of organisatorische redenen.” Vreemd is dat niet: een familie is vooral een plaats voor emotionele banden. Als daar een zakelijk element bijkomt, leidt dat tot een verwarring tussen twee registers, waar zowel ouders als kinderen het moeilijk mee hebben. Vaak staat dat een goede en noodzakelijke communicatie in de weg. Geen wonder dat de belangrijkste vraag tijdens opleidingen voor overnemers van familiebedrijven luidt: hoe leg ik contact met mijn vader of moeder? “Communicatie is een proces dat heel vroeg op gang moet worden gebracht – eerst informeel, als de familie op zondagavond rond de tafel zit – en dat vooral duurzaam moet zijn. Want als de communicatie stilvalt, is ze moeilijk weer aan te zwengelen”, zegt Depoorter.

Over de motivatie van de jongere generatie

De resultaten van de peiling over de beweegredenen van de jonge generatie om in het familiebedrijf te werken, brengen meteen een paradox aan het licht. Velen willen er helemaal voor gaan, maar ze ervaren vaak ook een soort verplichting, druk en soms een gelatenheid tegenover de moeilijke taak die hen wacht. “Uit onze gesprekken met jonge familiale ondernemers blijkt vaak dat ze zwaar met zichzelf in de knoop liggen”, aldus Depoorter. “Velen komen er niet toe om zichzelf de cruciale vraag te stellen: wil/kan/moet ik me bij het familiebedrijf voegen? Dat is een moeilijke afweging. Veel jongeren zitten met een dubbel gevoel: ze weten niet altijd of de kans om in het familiebedrijf te werken een zegen of een vloek is.” Depoorter schetst geen louter negatief beeld van de situatie: “Ondanks de onvermijdelijke spanningen geven familiale ondernemers vaak al op jonge leeftijd blijk van maturiteit en inzicht. Het bijzondere kader waarin ze opgroeien, maakt hen sneller volwassen, denk ik.”

Over de overdracht

De overdracht wordt niet altijd op de juiste manier aangepakt, stellen de Ichec-experts vast. “Maak jezelf niet wijs dat een juridische regeling volstaat om de overdracht af te handelen”, zegt Depoorter. “Ik herhaal: communicatie is essentieel. De overdracht brengt een herverdeling van de taken en machtsverhoudingen mee, wat in een familie niet altijd vanzelfsprekend is. Vaak is het kind bang om de ouder te ontgoochelen en vreest de ouder om zijn kind te overbelasten. Op die manier valt alles stil en worden belangrijke thema’s pas aangesneden wanneer het niet anders kan: aan de vooravond van het pensioen.”

Volgens Jozef Lievens, vennoot bij advocatenkantoor Eubelius, specialist in familiebedrijven en auteur van talloze boeken over het onderwerp, moet men bij de overdracht vijf belangrijke vragen beantwoorden.

Waar willen we als familiebedrijf naartoe? Staat de eigenaar van het bedrijf achter de toegepaste strategie? “Als actieve en passieve aandeelhouders bij de overdracht van plaats verwisselen, is de visie van de eigenaar essentieel om de passieve aandeelhouders hun rol correct te laten spelen”, aldus Lievens.

Wie gaat het bedrijf leiden? Voor Lievens moet de bedrijfsleider de volgende competenties hebben: ondernemer zijn, strategisch denken, een goede leider en planner zijn, blijk geven van groeps- en familiegeest.

Welk bestuursmodel gaan we hanteren? Een raad van bestuur? Een familieraad? Alleen maar actieve familiale bestuurders? Of passieve? En externe bestuurders?

Welke rol gaat elk betrokken familielid in het bedrijf spelen?

Hoe gaan we de eigendom van het bedrijf organiseren? Hier komen de financiële en fiscale aspecten op de proppen: gaat de overdracht gepaard met een overname, een schenking of kiest men voor een meer subtiel financieel vehikel? Dat laatste gebeurt meestal in grote bedrijven, als het overnamebedrag onbetaalbaar is voor de jonge generatie.

Hoewel de kwestie gewoon intern kan worden geregeld, geeft Lievens familiale ondernemers de raad om bij de overdracht de hulp van een buitenstaander in te roepen. “Het gaat niet om een korte periode, maar om een proces van lange duur. Daarom is begeleiding vaak nuttig.” Philippe Depoorter is het daarmee eens. Hij vergelijkt een externe raadgever met een VN-blauwhelm: “In zo’n situatie heb je iemand nodig die de slagen kan opvangen en afstand kan nemen van de gesloten familiekring. Die persoon kan ook als klankbord dienen voor de kwesties die de familie onder elkaar moet uitpraten: alleen de familie zelf kan oplossingen aanreiken.”

CHRISTOPHE CHARLOT EN CAMILLE VAN VYVE

“Vaak is de jongere bang om de ouder te ontgoochelen en vreest de ouder om zijn kind te overbelasten. Op die manier valt alles stil”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content