De nationale onzinindex

Jan Denys Arbeidsmarktdeskundige en woordvoerder van Randstad

De auteur is manager Strategisch Arbeidsmarktbeleid bij Randstad.

Sinds kort wordt wetenschappelijk in kaart gebracht hoe de sociale onzekerheid in ons land evolueert. U mag drie keer raden hoe die sociale-onzekerheidsindex evolueert. Juist, positief. Als we de wetenschappers moeten geloven, evolueert de onzekerheid in onze samenleving parallel met de economische groei. Sinds 1990 is de index systematisch gestegen. Maar nu stevenen we af op een ramp. Tenminste, als we de index mogen geloven. Ik doe dit alvast niet.

De sociale-onzekerheidsindex is het geestesproduct van het Waalse Instituut voor Duurzame Ontwikkeling. Paul-Marie Boulanger, de voorzitter van dit instituut, werkte hiervoor samen met Philippe Defeyt, de gewezen secretaris van Ecolo. “Er bestaan indexen voor zowat alles,” zegt de voorzitter in een gesprek met De Morgen. “Alleen voor de mate van sociale onzekerheid bestond er niets.”

Die stelling is voor betwisting vatbaar. De Nationale Bank publiceert al vele jaren de barometer van het consumentenvertrouwen. Mijn eigen bedrijf laat al twee jaar elke drie maanden het werknemersvertrouwen op de arbeidsmarkt berekenen. Maar goed, er kan altijd een index bij. Als die een meerwaarde oplevert, tenminste.

Willekeurige parameters. Hoe gaan de wetenschappers te werk? De nieuwe index is samengesteld uit vier parameters: de arbeidsmarkt, de salarissen, de schuldenlast en het consumptiepatroon. Dat geheel wordt vervolgens gewogen en op een schaal tussen nul en tien uitgezet. Het resultaat is spectaculair. Sinds 1990 is de index met tien procentpunten gestegen.

De vraag is echter wat de onderzoekers precies meten. Over de salarissen, de schuldenlast en het consumptiepatroon kan ik niet oordelen. Over de arbeidsmarkt wel. Om de onzekerheid te meten, werd rekening gehouden met het aantal werklozen en het aandeel daarin van jongeren, uitzendarbeid en deeltijdse arbeid. Hier valt heel wat op af te dingen. De keuze van de deelparameters en de interpretatie van deze parameters lijken zeer willekeurig en geïnspireerd door politieke voorkeuren.

Waarom nemen ze bijvoorbeeld niet het aantal werkenden in dit land? De totale gesalarieerde werkgelegenheid groeide bijna onafgebroken sinds het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw, van 2.850.000 naar meer dan 3.400.000. Zelfs als we de deeltijdse jobs omrekenen in voltijdse jobs is er sprake van een sterke stijging van 2.750.000 naar 3.150.000. Als we ervan uitgaan dat het hebben van een baan leidt tot minder onzekerheid dan het werkloos zijn, zou dat tot een daling van de onzekerheidsindex moeten leiden. Waarom is er gekozen voor het aandeel van de jongeren in deze werkloosheid? Telt een jonge werkloze zwaarder dan iemand met een zware hypotheek en studerende kinderen?

Uitzendarbeid biedt zekerheid. De vraag is ook waarom de onderzoekers kozen voor de parameter uitzendarbeid. Wellicht gaan de auteurs ervan uit dat een toename van uitzendarbeid betekent dat de onzekerheid op de arbeidsmarkt stijgt. Dat is op zich al voor discussie vatbaar. De doorstroom van uitzendarbeid naar vast werk is op dit ogenblik zo groot, dat zelfs werkenden die van job willen veranderen gebruikmaken van uitzendarbeid. Dat wijst dus zeker niet op onzekerheid. Maar zelfs als we de logica van de auteurs volgen, kunnen we ons afvragen waarom ze niet gewoon tijdelijke arbeid met inbegrip van uitzendarbeid als parameter hebben genomen.

Eigenlijk is daar alle reden voor. Volgens wetenschappelijk onderzoek van de KU Leuven voelen werknemers met een gewoon tijdelijk contract zich namelijk minder zeker dan werknemers met een uitzendcontract. In tegenstelling tot uitzendarbeid groeide tijdelijke arbeid bijna niet in de jaren negentig. Er was een kleine opstoot eind jaren negentig, maar die loopt nu alweer terug. Als tijdelijke arbeid als parameter was beschouwd, zou de index weer een ander resultaat hebben gegeven.

Verborgen agenda. En dan is er nog de deeltijdse arbeid. Waarom de onderzoekers deze parameter in aanmerking hebben genomen, is mij helemaal onduidelijk. In Franstalige kringen, ook academische, heeft men het nog steeds over “precaire arbeid” als over deeltijdse contracten wordt gesproken. Heel vreemd, als je weet dat werknemers in meer dan 80 % van de gevallen vrijwillig kiezen voor deeltijdse arbeid. De overheid subsidieert zelfs deeltijdse arbeid. Wie de toename van deeltijdse arbeid interpreteert als een toename van onzekerheid, kan natuurlijk alles bewijzen.

Ik heb zo’n vermoeden dat de auteurs niet echt de onzekerheid van de Belgische bevolking wilden meten. Ik denk dat ze eerder zochten naar een set parameters die moeten aantonen dat de onzekerheid is gestegen. Het verband dat ze leggen tussen toegenomen onzekerheid en economische groei wijst op een onderliggende agenda. Als de onderzoekers dit verband kunnen aantonen, hebben ze een argument in handen om het concept van de actieve welvaartsstaat onderuit te halen. Deze index is dus een mogelijk wapen in handen van Ecolo, dat net als Groen! zijn aversie voor de actieve welvaartsstaat nooit onder stoelen of banken heeft gestoken.

Maar ik denk niet dat met deze index een wapen is gecreëerd. Daarvoor zijn de gekozen parameters te willekeurig gekozen. Wie andere, minstens even relevante parameters neemt, zoals in het geval van de arbeidsmarkt, komt uit op andere resultaten. Misschien moet een wetenschapper maar eens een onzinindex gaan ontwerpen.

Jan Deyns

Deze index is een mogelijk wapen in handen van Ecolo, dat net als Groen! zijn aversie voor de actieve welvaartsstaat nooit onder stoelen of banken heeft gestoken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content