De napijn moet nog komen

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Op 10 mei 1996 wordt de Texaanse patholoog Beck Weathers voor dood achtergelaten op de hoogste flanken van de Mount Everest. Weathers is een onvoorstelbare egoïst. Hij is patholoog geworden omdat hij dan geen patiënten moet zien. Hij beoefent zijn hobby bergbeklimmen als een echte fanaat, traint zich te pletter, verlegt zijn pijngrens en heeft geen enkele emotionele relatie met zijn vrouw en dochters. Bij zijn terugkeer zullen overigens de scheidingspapieren klaarliggen. Blind geworden, wacht hij uren in de bitterste koude op de terugkeer van zijn expeditieleider, die echter verongelukt in een sneeuwstorm. Weathers verliest een handschoen, waardoor zijn rechterhand bevriest. Hij valt in een diepe coma en kan niet meer gered worden.

Op die hoogte is de natuur onverbiddelijk. Wie zelf niet kan lopen, kan onmogelijk geholpen worden en is reddeloos verloren. Tot twee keer toe wordt hij door andere klimmers voor dood achtergelaten. Maar hij ontwaakt uit zijn coma en vindt op eigen kracht het hoogste kamp terug. Hij verliest zijn rechterhand, een deel van zijn linkerhand, zijn neus en verscheidene tenen aan bevriezingsverschijnselen. Bij zijn terugkeer in Dallas stelt zijn vrouw hem voor een duidelijke keuze: ze zal hem verder verzorgen, maar als hij niet bewijst dat hij een andere man is geworden, vindt de scheiding toch plaats. Weathers beschrijft dit allemaal in zijn boek ‘Left for Dead’ met de objectieve afstandelijkheid van de echte patholoog. Het lijkt wel over een andere persoon te gaan: geen woord zelfbeklag, geen verwijten, geen klachten over de vreselijke ontberingen, wel begrip voor de houding van zijn vrouw. Hij had het gewoon allemaal aan zichzelf te danken.

In het tweede deel van het boek verandert de toon. Weathers beschrijft de helse pijnen die het herstel na de amputaties en de huidtransplantaties met zich brengen. Dit is onmenselijk lijden. De man die de dood onder ogen had gezien op de flanken van de Danali in Alaska en voor dood werd achtergelaten op Everest, beschrijft een hel op aarde. Er zijn zelfs sporen van zelfbeklag.

Het verhaal van Beck Weathers doet denken aan het horen van de aankondiging van het einde van de crisis. ‘Aan zichzelf te danken’. ‘Op het nippertje aan het allerergste ontsnapt’. Tot daar het goede nieuws. Maar de ergste pijnen moeten nog komen. De crisis is tot op heden vooral spectaculair geweest. De amputaties zijn gelukt. De chirurgen kunnen hopelijk weldra naar huis. Maar de patiënt moet nog herstellen. Wat moeten we ons bij ‘herstel’ voorstellen? Ik ontleen enkele cijfers en beschouwingen aan de bekende managementdeskundige, Jeffrey Pfeffer, keynotespreker op de recentste Europese conferentie over management.

Het sterftecijfer van mensen die hun job verliezen ligt 17 procent hoger dan bij mensen die hun job kunnen houden. Werklozen zijn twee keer meer depressief dan werkenden en ze vertonen twee keer meer cardiovasculaire problemen. Wie ontslagen wordt, zal zes keer meer betrokken worden bij geweld. Wie niet ontslagen wordt, zal harder moeten werken, maar opgelegde langere werkuren brengen meer conflicten mee tussen werk en gezin en deze conflicten zijn de belangrijkste oorzaak (vooral bij vrouwen) van negatieve stress. En chronische stress ondermijnt het immuunsysteem.

Negatief denken lost geen problemen op. En optimisme is een morele plicht. Maar je moet ook de brutale feiten onder ogen zien. De toekomst oogt echt niet goed. Het duurzame economische herstel zal heel veel pijn doen. Alleen al de torenhoge staatsschuld afbetalen, zal diep snijden in onze persoonlijke welvaart.

Is er dan geen sprankeltje hoop? In ‘Left for Dead’ staan enkele pagina’s van een ontroerende emotionaliteit. De ongevoelige, keiharde Weathers verandert wel degelijk. En de beschrijving van zijn bezoek aan zijn lieve tante die op sterven ligt in Chicago, is aangrijpender dan alle heldenverhalen over de spectaculaire reddingen op de Everest. Hopelijk vindt onze economie ook de juiste prioriteiten met de nodige aandacht voor wat echt belangrijk is. We waren immers vergeten dat een huis dient om in te wonen. Dochter Tine zou zeggen: ‘een huis moet een ziel hebben’. Want we dachten dat huizen vooral elementen waren in een gespreide beleggingsportefeuille. We waren vergeten dat een werknemer een mens is die komt werken voor de zinvolheid van het werk en de correcte vergoeding. Werknemers waren ‘human resources’ geworden waarvan je best zo snel mogelijk de kosten drukt als het nodig is. En we waren vergeten dat bedrijven er zijn om economische meerwaarde te bieden voor alle partijen en geen object van aandeelhoudersmaximalisering. We waren even blind als Beck Weathers op de flanken van de Everest. Verblind door het verlangen om het spel vooral ‘slim te spelen’. Als onze ogen weer opengaan, zien we hopelijk nog beter hoe gevaarlijk die spelletjes waren. (T)

DE AUTEUR IS HOOFDDOCENT AAN DE UNIVERSITEIT GENT EN PARTNER VAN DE VLERICK LEUVEN GENT MANAGEMENT SCHOOL.

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content