De motor voor verandering

De economische omgeving verandert voortdurend en bedrijven moeten mee evolueren. Maar veranderen is meestal niet comfortabel. Angst voor het onbekende is veelal een rem op verandering. De motor van verandering is onvrede met de bestaande situatie. Ondernemers en managers zetten veranderingen vaak al in nog voor iedereen de echte noodzaak ervan inziet. Zo vermijden ze frustraties en houden ze alles onder controle. Uiteraard is het veel moeilijker de dingen al in beweging te brengen wanneer alles nog ogenschijnlijk goed loopt. Precies op dat moment kunnen openheid en transparantie helpen om tot duurzame verandering te komen.

Wanneer alle medewerkers inzage hebben in de trends en de economische resultaten van de onderneming wordt het een stuk eenvoudiger dan wanneer al die gegevens verborgen blijven. Dat ondernemingen die data en gegevens vaak achterhouden, komt wellicht voort uit de vrees dat goede resultaten aanleiding zouden geven tot hogere looneisen. Maar deels variabele en resultaatsgebonden lonen kunnen de binding met het bedrijf ook versterken. Hoe meer inzage en inzicht werknemers krijgen, hoe beter ze begrijpen en aanvoelen dat de businessomgeving verandert en dat aanpassingen zich opdringen.

Transparantie en eerlijke communicatie kunnen het pad effenen voor noodzakelijke veranderingen. Niets doen, oogt op korte termijn zeker aantrekkelijk. Maar uiteindelijk lopen ondernemingen zo het risico dat ze door de feiten worden ingehaald en dat medewerkers hun werk verliezen.

Hetzelfde kan worden gezegd over onze staatshuishouding. Al te lang is de realiteit verdoezeld en werd verwoed gepoogd alles bij het oude te laten. Waar openheid ontbreekt, wordt de leemte vaak ingevuld met oneigenlijke retoriek. Wie de economische realiteit in Wallonië met cijfers en feiten wou benoemen en de grote transfers vanuit Vlaanderen wou duiden, werd al snel verwezen naar het morele verdomhoekje van een gebrek aan solidariteit. Terwijl juist het wazige karakter van vele uit de hand gelopen overheidsuitgaven aan de basis ligt van de grote staatsschuld en van het almaar toenemende overheidsbeslag op onder meer de lonen en de energie.

Finaal ondermijnt dat onze competitiviteit. Velen vragen zich terecht af waarom Opel in Antwerpen en Ford in Genk moesten verdwijnen, terwijl de autobedrijven in Duitsland floreren en er in Nederland en in Engeland zelfs nieuwe autoassemblagefabrieken bij komen. De hoge belastingen op de lonen hebben in dit land een ware economische ravage aangericht.

En wie beweert dat het nu wel zal veranderen omdat het zwaartepunt met de zesde staatshervorming bij de deelstaten komt te liggen, neemt opnieuw een loopje met de waarheid. Bijna alle economische hefbomen blijven federaal. Daar zetten diegenen die baat hebben bij de huidige constellatie een rem op verandering. Bovendien ontbreekt een krachtige motor voor verandering. De OESO en de Nationale Bank hebben het nogmaals benadrukt: niet het individuele pensioen maar de totale pensioenlast ligt te hoog. We moeten langer werken. Niet de individuele werkloosheidsuitkering, maar wel de totale som aan uitkeringen is te hoog. We moeten meer activeren.

Door een gebrek aan consequente wil tot verandering hebben de traditionele politieke stromingen en hun zuilen in Vlaanderen veel van hun relevantie verloren. Je kan het confederalisme niet eerst omarmen en het dan een paar jaar later weer afvoeren. Je kan geen moderne, sociale democratie opbouwen in een sfeer van klassenstrijd uit een vorige eeuw. En je kan zeker niet blijven warm en koud blazen, om dan telkens toch weer toe te geven aan een achterhaald staatsmodel waarin én Vlaanderen én Wallonië gedoemd zijn te verarmen.

Het blijft ook onthutsend vast te stellen dat meerdere Franstalige politici weigeren lessen te trekken uit de economische realiteit in hun eigen regio en het steeds weer hebben over het zogenaamde herstel van het vertrouwen, waarmee ze eigenlijk vooral bedoelen dat de geldtransfers vanuit Vlaanderen gegarandeerd moeten blijven.

Er zullen nog heel wat meer openheid en transparantie nodig zijn om die arrogantie terug te dringen, om de reële problemen te benoemen en om het draagvlak te creëren voor de hoe dan ook noodzakelijke veranderingen.

De auteur is expert in bestuur van vennootschappen en gasthoogleraar aan de KU Leuven.

JOHN DEJAEGER

Al te lang is de realiteit verdoezeld en werd verwoed gepoogd alles bij het oude te laten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content