De man met de hamer

Eind deze maand gaan in Antwerpen Rubens, Van Dyck, Jordaens en co onder de hamer: het moet dé kunstveiling van het (Belgische) seizoen worden. Tijd voor een portret van een ondernemend veilingmeester: Mon Bernaerts.

“H et hoofd van Cyrus naar koningin Tomyris gebracht. Pieter Paul Rubens (1577-1644) & atelier.” Lot nummer 78 moet een van de hoogtepunten worden in de veiling “Oude meesters rond Antoon van Dyck”, op 25 en 26 mei bij Kunstveilingen M. Bernaerts nv in Antwerpen. “Schatting op aanvraag” staat er in de catalogus bij. Dan weet je dat het om een fors miljoenenbedrag moet gaan. Want bij het merendeel van de 394 loten staat wel een prijsvork vermeld. Gaande van 3000 frank voor een kopergravure naar een werk van Antoon Van Dyck, tot 3 miljoen voor een werk van Joris Van Son (1623-1667). Dertien schilderijen van Vlaamse en Hollandse meesters krijgen geen richtprijzen mee, waaruit af te leiden valt dat er méér dan 3 miljoen voor wordt verwacht. Daarbij onder meer nog een tweede, kleinere Rubens, een “Triomf van Bacchus” toegeschreven aan Antoon Van Dyck, een landschap van Hercules Pietersz Seghers… Van dat laatste verwacht veilingmeester – en gedelegeerd bestuurder – Mon Bernaerts (54 j.) trouwens het meest. Maar een bedrag kan of wil hij er niet echt op plakken. Vijf, tien, vijftien, twintig miljoen? “Zou kunnen. Maar pin mij daar niet op vast.” Voor het ‘Hoofd van Cyrus’, geschilderd in Rubens’ atelier en gedeeltelijk door de barokmeester uit Antwerpen zelf afgewerkt, wil hij wel een raming geven: “Tussen 8 en 12 miljoen.” (Ter vergelijking: volledig eigenhandig door Rubens geschilderde topstukken halen 200 miljoen en meer.) “Het is een voorzichtige schatting,” zegt Bernaerts, die lessen heeft getrokken uit zijn veiling van een 60-tal werken uit de collectie van de Antwerpse jezuïeten vorig jaar. “Omdat het topstuk uit die veiling, een Hendrik van Balen (1575-1632), toen maar 6,5 miljoen haalde terwijl ik 8 miljoen als ondergrens van mijn schatting had gezet, focusten de media naderhand op dat ‘mislukte’ lot, terwijl de veiling in haar geheel nochtans een succes was.”

Toeval helpt

Op die collectie van de jezuïeten was Bernaerts heel toevallig gestoten. Iemand die hem een meubelstuk aanbood, vertelde terloops dat de paters enkele schilderijen wilden verkopen. “Geen vijf minuten later stond ik in het klooster… en hoorde dat een paar marchands al enige tijd over de doeken onderhandelden. De prijzen die genoemd werden, leken mij schabouwelijk laag. Na een dagje inventariseren en bestuderen gaf ik de paters mijn schatting, die hen achterover deed vallen. Verrast als ze waren, hebben ze er naderhand nog gereputeerde internationale huizen als Christie’s en Drouot bijgeroepen. Mijn schatting bleek de hoogste, en dus wilden ze met mij in zee – ook al omdat ze beseften dat er bozereacties zouden komen wanneer bekend raakte dat Antwerpse paters hun collectie van in hoofdzaak Antwerpse oude meesters in het buitenland lieten veilen.”

Bernaerts deed

wel iets waar sommige collega’s hem naderhand scheef voor bekeken: hij kocht de schilderijen zélf aan, om ze nadien langs de veiling op de markt te brengen. Dat druist in tegen de traditie die wil dat een veilinghuis geen werken in eigendom neemt, maar een commissie van 15% vraagt op de “hamerprijs” die het voor andermans werken realiseert. Bernaerts had er echter zijn redenen voor: “In het buitenland is het al langer niet ongebruikelijk dat veilinghuizen werken in bezit nemen. Bovendien: de paters vroegen me of ik de voorgespiegelde veilingprijzen kon ‘garanderen’. Dat kon, met die restrictie dat ik misschien bepaalde werken een aantal jaren moest inhouden, tot ik er de beste prijs voor kon krijgen. Mijn tegenvoorstel was dus dat ik de collectie van hen zou kopen voor de geschatte prijs en hen meteen zou betalen, wat ze graag accepteerden.” Bernaerts telde 18 miljoen frank neer. In de roepzaal bracht het zestigtal doeken uiteindelijk 23 à 24 miljoen op. De overige loten tijdens die veiling – waar vooral de gegoede Nederbelgen veel kochten – tilden het totaalcijfer tot boven 70 miljoen. Daarmee leverde het een flinke bijdrage aan de 180 miljoen frank omzet die het 100%-familiebedrijf Bernaerts (waar ook vrouw Imelda en zonen Peter en Christophe werkende vennoten zijn) naar eigen zeggen in 1998 haalde. (De balans en resultatenrekening van dat boekjaar is nog niet neergelegd.)

Op die “jezuïetenveiling” voelde Bernaerts dat er successen te halen waren met ‘oude meesters’, een segment waar bovendien geen enkel Belgisch veilinghuis zich specifiek om bekommerde. Zo rijpte bij hem de idee om aansluitend bij de vieringen van de 400ste verjaardag van Antoon Van Dyck in 1999 opnieuw oude meesters te veilen. Na de bekendmaking van dat voornemen in de internationale vakpers, bij musea, handelaars en collectioneurs, kwam er verrassend snel een verrassend sterk aanbod. Van elk belangrijk werk dat aangemeld werd, profiteerde Bernaerts ook door er zelf wat media-aandacht rond te creëren.

Van pr over curiosa naar kunst

In public relations is Bernaerts altijd al sterk geweest. Niet verwonderlijk: na een korte poging tot architectuurstudies startte hij zijn carrière als pr-verantwoordelijke voor een aannemersvereniging die een gaspijpleiding van Nederland naar Frankrijk aanlegde, dwars door België. Zijn taak: allerhande geschillen oplossen die ontstonden doordat de aannemers de toegewezen strook van 20 meter breed wel eens te buiten gingen. “Het was een tijdelijke, maar vet betaalde job. Nadien zag ik het niet echt zitten om voor de helft van dat loon elders aan de slag te gaan. Dus begon ik als zelfstandige, met een curiosawinkel in Lier.” Maar in de winkel zitten wachten op klanten en intussen niet weg kunnen om nieuwe waar te zoeken, viel hem tegen. Zodat de idee rijpte een veilinghuis te beginnen: dan zat hij maar een keer per maand “vastgekluisterd”. Door veilingen en de speciale sfeer die er hangt, was hij trouwens al van in zijn jeugd begeesterd geraakt, dankzij zijn moeder.

Lier was te klein, en Antwerpen al te sterk bezet. Dus opende Bernaerts in 1974 samen met zijn broer (die er na drie jaar uittrok) een veilingzaal in Mechelen. Halfweg tussen Brussel en Antwerpen leek een goede locatie om publiek uit beide grootsteden aan te trekken voor traditionele burgerveilingen. “Maar dat bleek een misvatting. Brussel en Antwerpen kwamen niet. Enkele jaren later vonden we een oplossing: themaveilingen. Met goede, gerichte reclame konden we daarvoor zelfs liefhebbers lokken uit Nederland en Frankrijk.” Een eroticaveiling (grafiek en schilderijen) en de verkoop van een collectie jukeboxen werden financieel bescheiden succesjes, maar zorgden vooral voor naambekendheid, “ook al lachten de collega’s mij uit om die aanpak”. Het maakte Bernaerts in elk geval bekend bij de media, zodat hij later onder meer gevraagd werd om rechtstreekse tv-veilingshows te leiden voor ‘ Kom op tegen kanker‘. Ook de verkoop van de theaterboot De Ark werd aan hem toevertrouwd.

Het openen van

een bijhuis in Antwerpen in 1984 was geen goede zet. “De concurrentie was er te sterk. En de business in Mechelen leed eronder, omdat men daar – onterecht – dacht dat de beste stukken toch naar de Scheldestad gingen.” Gevolg: Antwerpen weer dicht, en nieuwe pogingen om vanuit Mechelen te groeien. Zolang boom van de kunstmarkt van de late jaren tachtig tot de vroege jaren negentig aanhield, wilde dat wel lukken, maar toen na de Golfoorlog de markt instortte, besefte Bernaerts dat hij met Mechelen als locatie extra benadeeld was.

Deze keer opteerde hij resoluut voor een verhuis naar de sinjorenstad, naar het pand aan de Verlatstraat op het Zuid, waar hij nu nog huist (en waar het Toneelhuis een gedeelte huurt). Bernaerts plant er uitbreidingen: in 1997 kocht hij twee naastliggende panden – een investering van 20 miljoen. Bedoeling is dat het geheel wordt omgebouwd tot een heus “hôtel de ventes” (met een tweede grote verkoopzaal en ruimte voor stockering en previews) waar ook externe veilingmeesters hun verkopen kunnen komen houden.

Kan hij tips geven

over de kunst van het hameren? “Een beetje feeling voor psychologie moet je uiteraard hebben, en een scherp observatievermogen: aan een oogopslag zie je soms of iemand geïnteresseerd is. Je moet ook een golfbeweging in de opbouw van de verkoop steken. Van de eerste tien loten moet je nagenoeg 100% zeker zijn dat er goed rond geboden zal worden, zodat er meteen sfeer in de zaal zit. En de topwerken mag je nooit na elkaar plaatsen: dan hebben de mensen geen tijd om even te ‘bekomen’ van de hoge prijzen. Kennis van de aangeboden waar is natuurlijk onontbeerlijk, en je moet vooral ook op degelijke experts kunnen rekenen. Maar intuïtie komt er ook bij kijken. Mijn zonen lachen me soms vierkant uit: ‘Met wat voor een onding kom jij nu aandraven?’ Waarna vaak blijkt dat het toch een zeer mooie prijs haalt.”

RAF PAUWELS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content