De las(t)posten van de arbeidsmarkt

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Ouders sturen kinderen liever naar het algemeen secundair dan naar het ‘minderwaardige’ technisch onderwijs. Maar de arbeidsmarkt geeft hen ongelijk. Ondernemingen staan te schreeuwen om technisch gevormden van alle niveaus.

Busbouwer Van Hool werft jaarlijks tachtig tot honderd lassers aan. “Slechts twintig van hen wordt rechtstreeks afgeleverd door het technisch onderwijs. En dat hoeft niet te verbazen: in ons rekruteringsgebied studeren jaarlijks slechts 50 tot 55 lassers af,” zegt Stefaan Verschoren, personeelsmanager van Van Hool. De rest moet Van Hool maar elders zien te vinden, door er bijvoorbeeld veertig tot vijftig zelf op te leiden, al zijn ook dáár moeilijk mensen voor te vinden.

Van Hool is slechts één van de vele bedrijven die koortsachtig op zoek zijn naar technisch geschoolde mensen. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling wijst op een groot tekort aan schoolverlaters uit technische richtingen (zie tabel Knelpuntberoepen). Bedrijven maken niet alleen jacht op informatici of ingenieurs maar ook op lassers, technici, elektriciens, operatoren, tekenaars of machine-operatoren. De tekorten doen de industrie steeds meer pijn. Donald Defoort, personeelsdirecteur van Barco: “Het gebrek aan technisch personeel verplichtte ons al productieprocessen aan te passen.” Ook Wilson De Pril, directeur-generaal van Fabrimetal Vlaanderen maakt zich zorgen: “De krapte remt de groei, wat met het grote aantal werklozen een onzinnige situatie is. Bovendien hangt onze concurrentiepositie steeds meer af van de input van techniek en technologie in onze producten. De vraag naar technisch geschoolden is met andere woorden niet conjunctureel geïnspireerd en zal de komende decennia hand over hand toenemen.”

Terzelfdertijd bloedt het technisch secundair onderwijs (TSO) langzaam doodt. In de eerste graad van het secundair kiest net geen 10% van de leerlingen voor de eerste graad beroepsvoorbereidend. En wanneer in de tweede graad, de keuze gemaakt moet worden tussen algemeen secundair onderwijs (ASO), TSO en beroepssecundair onderwijs (BSO) kiest bijna de helft (43,4%) voor ASO, 31,5% voor TSO en 23,6% voor BSO. Of, liever gezegd, de ouders leggen de keuze vast. Want over het waarom van het gebrek aan belangstelling voor het TSO stellen alle betrokkenen dezelfde diagnose: de maatschappij vindt technische opleidingen maar niks. Ouders sturen hun kinderen bij voorkeur naar richtingen die voorbereiden op verderstuderen: het algemeen secundair onderwijs. Als echter blijkt dat het ‘te hoog gegrepen’ is, fungeert het TSO of het beroepsonderwijs als een vangnet, een minderwaardige, tweede keuze. Zo stapte ruim 10% van de ASO-leerlingen in het schooljaar 1995-1996 over naar de tweede graad van het TSO. Een watervalsysteem dat voor dezelfde doorstroming zorgde naar de derde graad.

“Al te vaak spelen de socio-economische achtergrond van leerlingen een doorslaggevende rol in studie- en beroepskeuzebegeleiding en niet zozeer de interesses of capaciteiten van de leerling,” zegt Isabelle Cortens, onderwijs-adviseur van het Vlaams Economisch Verbond (VEV). Ook het arbeidsuitstotend en milieuvervuilend beeld dat media doorgaans ophangen van de industrie doet het imago van het TSO maar weinig goed. Ons land verschilt daarin sterk van bijvoorbeeld Duitsland, waar technisch geschoold personeel heel wat aanzien geniet.

Vooroordelen

De maatschappelijke vooroordelen maken dat te weinig leerlingen te laat een bovendien negatieve keuze maken voor een technische opleiding. Dat werkt het hoge aantal zittenblijvers en schoolmoeë leerlingen in het TSO en BSO in de hand. In het zesde jaar TSO kampt 47% van de leerlingen met een leerachterstand tegenover 18% in het ASO. Wat ertoe bijdraagt dat een leerling op vijf het secundair onderwijs zonder diploma verlaat.

Hoe is het zover kunnen komen? De keuze van de ouders stoelt om te beginnen niet altijd op de juiste informatie. In de praktijk is het immers zo dat wie een diploma hoger TSO op zak heeft goed gewapend naar de arbeidsmarkt vertrekt. 89,5% van de 25- tot 34-jarigen heeft werk – hetzelfde cijfer vinden we bij de leeftijdsgenoten met een diploma hoger onderwijs (zie tabel). Maar, voor wie de school verlaat met een hoger ASO-diploma bedraagt dat percentage slechts 80,6%. “Wie na het ASO niet verderstudeert, is een vogel voor de kat,” zegt Wilson De Pril, “hij zou beter af zijn met een TSO-diploma.”

Bovendien is TSO vooral gericht op verder studeren in een technische richting, te veel zelfs naar de zin van de ondernemers die hun vacatures voor TSO-gediplomeerden maar niet opgevuld krijgen. De Pril: “Een opleiding industrieel ingenieur na het TSO vormt een ijzersterke combinatie op de arbeidsmarkt.”

TSO herwaarderen

Om het imago van het technisch onderwijs op te waarderen, werkte het VEV een reeks voorstellen uit. Zo haalt de instelling de idee aan om een technische optie in het ASO in te bouwen. Op die manier moet het maatschappelijk vooroordeel worden omzeild en moeten meer leerlingen vertrouwd raken met techniek en technologie. Een voorstel dat veel weerstand ondervindt in onderwijskringen. Het ASO zou zo de beste elementen van het TSO afsnoepen… een nieuwe klap voor het TSO.

Het VEV kent echter de gevoeligheden, Isabelle Cortens stelt daarom voor: “De technische optie zouden we onderbrengen binnen de richting wiskunde-wetenschappen, met een sterk theoretische onderbouw. Zo wordt het TSO geen concurrentie aangedaan en blijft de kwaliteit in het ASO gegarandeerd.”

Maar de overheid is het hervormen in het onderwijs moe. De (talrijke) hervormingen van de jongste jaren moeten eerst worden uitgewerkt op het terrein, zo klinkt het, pas dan kunnen nieuwe voorstellen worden gelanceerd. Voor het TSO werden bovendien reeds inspanningen geleverd om de lage instroom en de maatschappelijke onderwaardering aan te pakken. De eindtermen moeten bijvoorbeeld het vereiste kwaliteitsniveau garanderen, het schrappen van studierichtingen moet de oriëntatie van leerlingen verbeteren.

Toch wil het VEV de doolhof aan richtingen in het TSO nog een stuk beter bewegwijzeren. Er rest trouwens nog een hele waaier van opleidingen waarvan het soms moeilijk is om in te schatten of ze nu beroepsvoorbereidend zijn dan wel of ze op verdere studies voorbereiden. Daarom wil het VEV binnen het TSO finaliteits- en doorstroomrichtingen groeperen. Voor de beroepsrichtingen stelt het een modularisering voor in de laatste vier jaar, zodat leerlingen afgeronde studiepakketen op eigen tempo kunnen doorlopen zodat ze op hun achttiende niet met lege handen achterblijven.

De inrichtende machten willen van deze opsplitsing niet horen, ze ondergraaft immers de specifieke eigenheid van het technisch onderwijs. Toon Boone, secretaris-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO): “Het specifieke van het TSO is de combinatie van de voorbereiding op een beroep en op een verdere studie. Een verdere opdeling in ‘slimmeriken’ en ‘dommeriken’, wat de duale maatschappij verder versterkt, willen we niet. Eenmaal de apejaren voorbij, kunnen leerlingen immers openbloeien, we moeten voorkomen dat ze op een bepaald moment in een richting gevangen zitten.”

Ook Toon Boone juicht elke poging toe om het TSO te versterken. “Maar het VEV geeft de indruk dat we van vooraf aan moeten herbeginnen. Zo dreigen we naast elkaar te werken.” VEV en VSKO willen de violen op elkaar afstemmen en overleggen nog deze week.

Scholengemeenschappen

Voor de opwaardering van het technisch onderwijs verwacht Toon Boone veel van de creatie van scholengemeenschappen: “Nu oriënteren scholen de leerlingen nog te vaak in functie van het aanbod van de school en niet in functie van de capaciteit van de leerlingen. Daaraan kan het samenvoegen van ASO-, TSO- en beroepsscholen verhelpen.”

Dat de oriëntatie van de leerlingen te wensen over laat, vindt ook het VEV. Techniek en technologie moet daarom in het hele onderwijscurriculum worden ingebouwd. In de eerste plaats betekent dit dat de gebrekkige invulling van het vak technologische opvoeding – vaak bij gebrek aan de nodige infrastructuur en technisch opgeleide leraren – in de eerste graad van het ASO moet worden aangepakt. Samenwerkingsverbanden kunnen op dit vlak soelaas brengen.

Ook in het lager onderwijs, dat te sterk een voorbereiding is op het ASO, wil het VEV de leerlingen laten proeven van techniek en technologie. Positieve ervaringsmomenten moeten de interesse aanscherpen. Net als het praktijkgerichter werken in technische opleidingen, die nu nog vaak theoretisch saai zijn en sterk gericht op het overbrengen van encyclopedische kennis- wat de motivatie van studenten afstompt.

Al is bij de inschrijvingen voor ingenieursstudies een schuchtere opleving merkbaar. Is dat de proloog van een hernieuwde interesse voor technologie en techniek? Een antwoord op de signalen uit de arbeidsmarkt? Misschien. Maar of deze opleving zich doorzet naar het TSO en of de al genomen maatregelen vruchten afwerpen, valt nog te bezien. Toon Boone blijft realistisch: “Het onderwijs volgt de maatschappij eerder dan dat het de samenleving verandert. Een maatschappelijk beeld veranderen vraagt immers veel tijd. Maar in de ontwikkeling van leerlingen, mogen de handen een meer prominente plaats innemen.”

DAAN KILLEMAES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content