De laatste stuiptrekking

Hoe rijm je sterke groei met een zwakke economie? Die vraag zal op het einde van deze maand worden gesteld. Het antwoord trachten we vandaag al te geven.

“Amerikaanse economie groeit 5%, double dip afgewend.” “Sterke cijfers Amerikaanse groei weerleggen overdreven beleggerspessimisme.” “Beurs toont grootste stijging in twee maanden op sterke Amerikaanse cijfers.”

Ik tracht me even in te beelden hoe de krantenkoppen van 1 november er zullen uitzien. Op 31 oktober wordt immers het groeicijfer van de Amerikaanse economie over het derde kwartaal bekendgemaakt. Die drie maanden werden gekenmerkt door een van de zwaarste beursdalingen ooit. Het hele jaar 2002 is trouwens aardig op weg om in de hitparade van slechtste beursprestaties een prominente plaats in te nemen.

Maar dat zal dus niet blijken uit de cijfers van het bruto binnenlands product (BBP) in de VS. Na een groei van 5% in het eerste kwartaal, 1% in het tweede, zal er opnieuw 5% groei zijn in het derde kwartaal. Een groeisequentie van 5-1-5 is niet echt wat je zou verwachten van een land aan de rand van een recessie.

Groeiparadox. De manier waarop economische groei wordt gemeten, verklaart voor een groot deel deze paradox.

Ten eerste wordt de groei gemeten tussen twee kwartalen. Dat leidt tot belangrijke schommelingen. Een zwak kwartaal wordt dikwijls gevolgd door een sterker. Omdat vervolgens die cijfers worden geannualiseerd, wordt die fluctuatie versterkt. De Amerikaanse economie groeit niet met 5%, maar eigenlijk met 1,2% ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Dat cijfer wordt dan tot de vierde macht verheven of geannualiseerd (alsof die groei een jaar zou hebben geduurd), waardoor fluctuaties worden uitvergroot.

Ten tweede wordt de groei gemeten in reële termen of in volumetermen. Nu de prijzen sterk onder druk staan (door de slechte conjunctuur), trachten Amerikaanse bedrijven met lagere prijzen hun verkopen op te drijven en daardoor hun volume op peil te houden. De autoverkopen zijn daarvan een mooi voorbeeld. In het derde kwartaal werd er opnieuw waanzinnig met kortingen omgesprongen. De grafiek ‘Autoverkopen motor van de groei in de VS’ toont dat die promoties de Amerikanen nog naar de showrooms lokken, en dat dit telkens een boost geeft aan de verkopen. Meer volume betekent meer economische groei. Dat dit gebeurt met een steeds grotere druk op de prijzen, heeft ook een naam: deflatie.

Ten slotte zal een groot deel van de groei te danken zijn aan voorraadeffecten: een voorraadstijging verhoogt het groeicijfer. Die stijging kan er echter ook op wijzen dat producten niet verkocht geraken. Sterke groei kan dus van slechte kwaliteit zijn, maar dat mag op het einde van deze maand de pret niet bederven.

Cheerleading. Anderen hebben ook al een eerste schatting van de groei gemaakt, en konden hun enthousiasme niet verbergen. De Amerikaanse minister van Financiën Paul O’Neill heeft vorige week al het startschot gegeven om de cijfers zo goed mogelijk te mediatiseren. Hij voorspelde uitzonderlijk sterke cijfers die een double dip belachelijk zouden maken.

Ook de Amerikaanse centrale bank ( Federal Reserve, kortweg Fed) verkondigde al dat “ze haar ogen niet kon geloven bij de eerste schattingen over de productiviteit”, een afgeleide van de groei. Dat laatste cijfer is zowat de laatste reddingsboei van Fed-voorzitter Alan Greenspan geworden. De Amerikaanse centrale bank gelooft immers nog steeds dat de nieuwe economie van de jaren negentig de groei structureel op een hoger groeiritme heeft gebracht door technologiegedreven productiviteitswinsten. De vraag blijft echter hoe de 99% overcapaciteit in optische kabel bijdraagt aan het productiviteitsmirakel. Binnen enkele jaren zal eerder blijken dat de hoge productiviteitscijfers van de Fed alles te maken hadden met overinvesteringen.

Berenrally’s. De beurs zit in een dalende trend. Slechts weinigen twijfelen daaraan na een halvering in twee jaar tijd. Maar een berenmarkt of een dalende beurstrend wordt gekenmerkt door perioden van sterk herstel. Na 1929 verloor Wall Street bijna 80% van zijn waarde. Toch waren er zes rally’s tijdens de baisse, die gemiddeld twee maanden duurden en de koersen 30% hoger tilden. Tot nu toe hebben we er al drie gehad, die telkens een goede 25%-stijging lieten noteren tegenover de toenmalige bodem.

Met een schijnbaar spectaculair groeicijfer is een nieuwe rally niet uit te sluiten. Vooral omdat ook het einde van het jaar in zicht komt, en er zal worden gezegd dat het statistisch onmogelijk is om vier opeenvolgende negatieve beursjaren te hebben.

We zouden een beursstijging van 25% (of meer) uiteraard verwelkomen. Maar net zoals ‘ buy on dip‘ in een stijgende markt, geldt het principe ‘ sell on strength‘ in de berenmarkt. Een pessimistische visie op de Amerikaanse economie lijkt ons dus nog steeds gerechtvaardigd. Maar niet op 31 oktober…

Geert Noels [{ssquf}]

De auteur is hoofdeconoom van vermogensbeheerder Petercam.

Sterke groei kan van slechte kwaliteit zijn, maar dat mag op het einde van deze maand de pret niet bederven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content