De kunst van de export

Luc Tuymans, Panamarenko, Guillaume Bijl, Jan Fabre, Wim Delvoye. Allemaal Belgische kunstenaars die wereldwijd worden erkend. In het kielzog van dit handvol toppers trekken onze hedendaagse kunstwerken richting buitenland. Een evolutie die op de prijzen weegt.

Dat de hedendaagse kunstenaars steeds vlotter hun weg banen naar buitenlandse galerijen, tentoonstellingen en verzamelingen is duidelijk. Wat de Zes van Antwerpen voor de Belgische mode deden, gebeurde in de kunstwereld begin jaren negentig door toedoen van de generatie van Wim Delvoye, Panamarenko, Jan Fabre, Luc Tuymans en Guillaume Bijl. De Documenta in Kassel richtte nog meer blikken op deze kunst. “De Belgen waren plots een nieuwigheid in de ogen van de internationale kunstwereld,” zegt Wim Delvoye. “En terecht, buitenlanders die kwamen kijken, kregen ook dingen onder ogen die elders niet werden gecreëerd. De Belgen zorgden voor originele avant-garde, waren gedurfd en enfants-terribles. Wat Guillaume Bijl bijvoorbeeld presteerde, dat kenden ze niet over de grenzen.”

Als er al zoiets als Belgische kunst bestaat, dan is ze in elk geval niet in één stroming of richting onder te brengen. Eigenzinnig, opvallend maar met realistische wortels en materialen vallen hun creaties buiten de “vakjes”. Van de zwaarmoedige schilderijen van Luc Tuymans tot de buitengewone, vaak grappige installaties van Patrick Van Caeckenbergh en de ontroerende, bijna verhalende concepten van Wim Delvoye creëren de “Belgen” een breed gamma eigen stijlen. Een lijn die sinds enkele jaren ook internationaal hoge toppen scheert.

Opgefokte markt.

“Kunst groeide begin jaren negentig ook tot een echt modeverschijnsel uit,” zegt directeur Flor Bex van het MUHKA in Antwerpen. “Een hot item, met een waarde die alleen maar omhoog kon gaan, zo geloofde de buitenwereld. Kopen was de boodschap en dat verschijnsel deed zich niet alleen hier, maar zo’n beetje in alle kunstkringen voor.”

Bex verduidelijkt: “Er gingen waanzinnige bedragen naar kunstwerken. Een Van Gogh of een Picasso haalde honderden miljoenen. Die gigantische winsten lokten investeerders die de kunstmarkt als een winstgevende belegging ontdekten. Ze kochten kunstwerken van beginnende artiesten en joegen de vraag ongelimiteerd de hoogte in. De prijzen maakten uitzinnige sprongen, verdubbelden op zes maanden tijd en waren totaal niet meer in verhouding met de echte waarde. Die enorme bedragen deden andere verzamelaars afhaken. Gevolg was dat die kunstmatig opgefokte markt weer instortte en dat er voor veel kunstenaars weinig anders opzat dan hun prijskaartjes bij te stellen. Het ergste wat een kunstenaar en z’n galerist kan overkomen. Vandaag zien ze er bijna angstvallig op toe om hun eigen marktwaarde in de hand te houden. Een prijsdaling is voor een kunstenaar immers meer dan pijnlijk.”

Die tijdelijke instorting hield de internationale opmars van Belgische artiesten niet tegen. “De jongste tien jaar worden Belgische kunstenaars in het buitenland steeds meer gevraagd,” zegt Bex. “Echt groot is die groep niet, hooguit 20 tot 25 mensen, die geregeld in galerijen en musea opduiken. Dat gaat van Tuymans, Delvoye, Bijl, Jan Vercruysse en Raoul De Keyser tot Patrick Van Caeckenbergh, Panamarenko, Fabre, Denmark en nog een aantal anderen. Er is de reputatie van de Belgen die intussen meespeelt. Ook de visibiliteit is voor een kunstenaar erg belangrijk. Wie een jaar geen tentoonstelling heeft gehad, is vergeten. Dat is de harde wet van deze wereld. De galerijen spelen daarop in en werken samen met buitenlandse collega’s om elkaars kunstenaars aan bod te laten komen.”

Internationaal platform.

“De mogelijkheden om internationaal te gaan, zijn nu meer dan ooit aanwezig,” vult Ann Hoste van de Brusselse galerij Hufkens aan. Het aantal biënnales, groepstentoonstellingen en kunstbeurzen kende een ware explosie. Daardoor is er een veel breder gamma om kunst over de grenzen heen te promoten en debuterende kunstenaars een platform te geven.” Curatoren of galeristen merken een nieuwkomer op en polsen voor een volgende tentoonstelling, zo gaat de bal internationaal aan het rollen.

Ook de Antwerpse galerist Ronny Van de Velde werkt op deze wijze: “We hebben nu bijvoorbeeld vaste afspraken met Italiaanse galerijen om nieuwe stukken van Jan Fabre of Panamarenko een toernee langs verschillende tentoonstellingen te laten maken. Heel wat van die werken raken ginder verkocht. Zowat de helft van Fabres werken is momenteel in buitenlands bezit, van Panamarenko zijn er iets meer stukken nog in eigen land. Die evolutie is ook logisch. De Belgische markt telt dan wel veel gefortuneerde verzamelaars, maar op een gegeven moment is er een verzadiging, zowel bij de privé-kopers als bij de musea en zoeken we uitbreiding over de grenzen. Van een echt massale export is (nog) geen sprake. Het gaat nog altijd om een beperkt aantal kunstenaars, een groepje van uitzonderingen zeg maar, dat in het buitenland erg goed scoort.”

“De internationale markt is ook niet langer beperkt tot de Europese landen en de Verenigde Staten, met als zwaartepunt New York,” vult Wim Delvoye aan. “Ook in het Oosten, Korea, Japan, Singapore, China rijzen initiatieven en biënnales uit de grond. Dat meer Belgische kunstwerken in buitenlandse handen terechtkomen, is in veel gevallen positief voor de kunstenaar. Ik ben er niet rouwig om dat veel stukken in buitenlandse musea zitten. Zij hebben de middelen om er goed voor te zorgen.”

Internationale erkenning is soms ook een voorwaarde om thuis waardering te krijgen. Weinig kunstenaars kunnen zich meteen sant in eigen land noemen. Luc Tuymans en Wim Delvoye braken eerst in de Verenigde Staten potten, voor hun talent ook hier in de kijker liep. Van Delvoyes werken is meer dan 70 % in buitenlands bezit.

“Ook een groot deel van Tuymans’ collectie is in handen van buitenlandse verzamelaars, van het museum van Bern en dat van Frankfurt,” merkt Frank Demaegd van Zeno X, de moedergalerij van Tuymans op. “Zij durfden te kiezen toen Tuymans nog niet doorgebroken was en hebben een grote hoeveelheid werken gekocht. Vandaag heeft Bern een schitterende collectie van 35 werken, die een miljoenenwaarde heeft. Die hadden net zo goed in één van onze musea kunnen zitten. Het verschil is dat de musea hier wat vogelpik spelen en van verschillende kunstenaars één werk kopen, dan is de kans groter dat daar ooit een grote naam zal tussenzitten. De Vlaamse musea verschuilen zich te veel achter hun kleine budget maar dat belet hen toch niet om duidelijke keuzes te maken.”

Prijzenhausse.

Met de internationale waardering en interesse evolueren ook de prijzen van de Belgen in het buitenland pijlsnel. Die link is overduidelijk en maakt een aantal kunstenaars nog moeilijk bereikbaar. Een opvallend voorbeeld is Luc Tuymans. Pakweg tien jaar terug betaalde je zo’n schilderij 20.000 frank (BEF), vandaag kost het tussen 500.000 en 1,5 miljoen BEF. Wim Delvoye en Jan Fabre situeren zich in dezelfde prijscategorie en de monumentale werken van Panamarenko gaan tot 10, zelfs 20 miljoen.

“Ook een aantal jonge kunstenaars kan in het buitenland al gauw 350.000 BEF halen,” zegt Frank Demaegd. “Maar de Belgische kunstenaars zijn in geen geval overprijsd. Deze bedragen zijn peanuts in vergelijking met een aantal buitenlandse kunstenaars. Britse kunstenaars als Garry Hume of Damien Hirst halen makkelijk 5 à 6 miljoen voor een werk.”

“Wij laten de prijzen nu zachtjes stijgen per tentoonstelling, afhankelijk van de vraag van de markt. Te grote prijsschokken zijn op lange termijn voor de kunstenaar niet interessant. Dan zit er speculatie achter die alle kanten uit kan. Je kan eens een geweldige meevaller hebben, maar als je nadien de prijs moet laten zakken, is het afgelopen. Ook veilingen kunnen een hedendaagse kunstenaar kraken of maken.”

Die speculatie resulteert in een soort tweedehandscircuit rond bepaalde kunstenaars die erg gegeerd zijn. “Rond de werken van Tuymans is er zo’n tweedehandsmarkt ontstaan. Een aantal buitenlandse kunsthandelaars of verzamelaars die in de beginperiode werken aan pakweg 60.000 BEF hebben gekocht, verkopen die nu voor 1 miljoen en maken een geweldige winst waarvan de kunstenaar zelf niets ziet. Die mensen trachten de prijzen natuurlijk nog meer op te drijven. Om dat te vermijden, proberen we als galerij vooral met serieuze verzamelaars te werken, mensen die kopen om te houden in plaats van te investeren. In de mate van het mogelijke trekken we de kopers na, om stromannen uit te sluiten.”

Enige compensatie voor de kunstenaars biedt het volgrecht dat veilinghuizen normaal moeten uitbetalen. “Wettelijk is het volgrecht verplicht, in de praktijk blijkt daar een en ander aan te schorten. Kunstenaars wiens werken toch op een veiling terechtkomen, horen daar vaak achteraf niets meer van. Het werk zou dan opeens niet toegewezen zijn maar rechtstreeks verkocht waardoor de artiest naar z’n percentage kan fluiten. Dat soort trucs is blijkbaar moeilijk uit te sluiten,” vult Demaegd aan.

“Kunstwerken zijn vooral op lange termijn interessant als belegging,” weet Wim Delvoye. “Mijn kunst vandaag verkopen is bijna verlieslatend. Hoe langer ik ze zelf kan houden, hoe meer de waarde vanzelf stijgt door die voortdurende prijstoename.”

Kari Van Hoorick

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content