De knuffelkoning van Turkije

De Oost-Vlaamse ondernemer Jeroen Demoen maakt in Turkije poppen en beertjes voor de Belgische, Franse en Engelse markt. Wie weet zijn de knuffels van uw kinderen wel van Turkse afkomst.

Met een jaaromzet van 574.000 euro en een productie van 500.000 beertjes per jaar behoort Nurhay Demoen Konfecties niet tot de grote spelers in de textielsector. Maar het parcours dat Jeroen Demoen heeft afgelegd, is opmerkelijk en als informatiebron is hij voor kmo’s die interesse hebben voor Turkije goud waard. Opgestart in 1999 in een instabiele omgeving knokte hij zich met een zeer beperkt kapitaal door verscheidene economische crisissen.

“Ik ben in Turkije verzeild geraakt via Popart, het bedrijf van mijn moeder,” blikt Jeroen Demoen terug. “Wegens de sterke concurrentie vanuit China is zij midden jaren negentig met haar onderneming van België naar Turkije verhuisd. Toen ze in 1995 iemand zocht om haar te helpen, heb ik die kans gegrepen, want ik kende het land een beetje. Met mijn diploma toerisme op zak had ik de maanden voordien hotelcontroles gedaan in Turkije en ik hoopte opnieuw met open armen te worden ontvangen.”

Beginkapitaal van 625 euro

Maar Demoen belandde al snel met beide voeten op de grond. Door het bedrog van Turkse en Nederlandse partners liep de uitbouw van Popart in Turkije volledig vast. In 1999 besloot de jonge ondernemer dan maar zelf een zaak op te starten.

“In die tijd was je als buitenlander verplicht om met een Turkse partner samen te werken,” legt Demoen uit. “Maar omdat mijn vrouw Turkse was, kon ik dat omzeilen door de zaak op haar naam te zetten. Voor mij waren de risico’s dus minder groot dan voor mijn moeder. En ook de kosten waren kleiner. Mijn vrouw en ik hebben exact 1,2 euro opstartkosten betaald.”

Toch heeft ook Demoen nachten wakker gelegen en gepiekerd. Met slechts één overlockmachine van 200 euro en een beginkapitaal van 625 euro was zijn bedrijfje bijzonder kwetsbaar. “Het begin was heel moeilijk,” weet de Oost-Vlaming. “Turkije kende aanvankelijk de ene crisis na de andere. De laatste was in 2001. Voor ons was dat niet zo erg, omdat de deviezen op korte tijd enorm omhoog gingen, maar het land stond wel volledig op z’n kop. Heel wat leveranciers gingen failliet en dus moesten we weer nieuwe zoeken.”

“In de beginjaren heb ik ook de mentaliteit moeten leren kennen. Je bent continu verplicht om te onderhandelen of je betaalt te veel. Ik maak nu nog altijd ‘ruzie’ met mijn leveranciers. Dat hoort bij het spel. Vroeger discussieerden we vooral over de kostprijs, nu over de betalingstermijnen.”

Na de crisis van 2001 kreeg Nurhay Demoen Konfecties de wind in de zeilen. Door het gunstige economische klimaat en dankzij bijkomende investeringen groeide de minionderneming uit tot een volwaardige kmo. “Voor kleine modellen hebben we nu een productiecapaciteit van 8000 stuks per dag, voor grote modellen zakt dat aantal naar 5000 stuks per week,” cijfert Demoen. “Dat is nog niet veel in vergelijking met onze concurrenten, maar onze omzet stijgt continu. In 1999 zijn we met één overlockmachine begonnen en toen knipten mijn vrouw en ik alles zelf met de hand. Ondertussen hebben we een atelier met moderne machines en 50 werkneemsters.”

Zevenentwintig arbeidsters werken in het bedrijf zelf en 23 werkneemsters worden ingeschakeld via thuisarbeid. “We proberen die twee werkvormen in evenwicht te houden, omdat de sociale lasten op thuiswerk veel lager zijn,” zegt Demoen. “Iemand die in het atelier begint, kost ons 800 Turkse lira of 500 euro: 380 Turkse lira nettoloon en 420 Turkse lira voor de sociale zekerheid, belastingen, eten en vervoer. De mensen die thuis werken, krijgen ook een loon van gemiddeld 380 Turkse lira, maar daar komt slechts 11 % belastingen bij. Zij kosten dus maar de helft van de werkneemsters in het atelier.”

Knuffelbeer op maat

Even heeft Demoen eraan gedacht om een nieuw atelier in Oost-Europa op te starten. Maar die plannen heeft hij snel opgeborgen. “In Roemenië en Bulgarije zijn de lonen veel lager, maar ook de productiviteit ligt er lager,” weet de Vlaamse ondernemer. “Turken zijn goede, snelle werkkrachten en je hebt hier veel leveranciers van stoffen. Ook de bureaucratie en de corruptie in Oost-Europa hebben mij afgeschrikt.”

Naar China verhuizen is volgens Demoen evenmin een optie: “Daar wordt onze kmo levend opgegeten. In China worden wij geconfronteerd met de handicap van onze concurrenten – de exportafstand naar Europa – terwijl zij na een tijdje perfect op de hoogte zullen zijn van onze knowhow. Op dat moment zetten ze je gewoon aan de kant.”

“Een belangrijk voordeel dat wij nu nog hebben, is dat we zelf onze modellen maken,” zegt de bedrijfsleider van Nurhay Demoen Konfecties. “Voor veel klanten is het niet mogelijk om daar iemand voor aan te werven. Dus bezorgen ze ons een tekening en wij maken hun product. Maatwerk en de kwaliteit zijn onze belangrijkste troeven: wij kunnen kleine bestellingen leveren en die wekelijks naar België exporteren. Bij ons kan je 100 beertjes, 200 konijntjes en 70 hondjes bestellen. In China moet je ineens 5000 beertjes afnemen en de leveringstermijn bedraagt meerdere weken.”

Nurhay Demoen Konfecties exporteert ongeveer 50 procent van zijn productie naar België. De andere helft gaat naar Frankrijk en Engeland. Pas heel recent richt het bedrijf zich ook op Turkije zelf. “Geen enkel ander Turks bedrijf maakt een gelijkaardig product,” zegt Demoen. “Dus gaan we nu proberen om onze thuismarkt te bespelen. Onlangs hebben we ons eigen merk gelanceerd en de eerste reacties zijn positief. De opening van twee winkels, één in Sakarya en één in Izmit, is een belangrijke stap vooruit. Binnenkort gaan we ook in Istanbul twee winkels openen. Momenteel kunnen we in verhouding op de binnenlandse markt meer verdienen dan via export.”

Maarten Van Craen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content