De kleine houdt van voodoo

In volle koude oorlog probeerde Ronald Reagan de bevolking te lijmen met een radicale belastingverlaging. “Voodoo economics!” schreeuwde opponent George Bush Sr. En kijk, twintig jaar later haalt zijn bloedeigen zoon de pop en de speldjes boven. Trends trok naar de Verenigde Staten, waar enkele topeconomen ‘de kleine’ verketteren.

Boston, Washington (Verenigde Staten).

Het kan verkeren. In de jaren 1979-1980 wierp George Bush Sr. zich aanvankelijk op als de grote uitdager van Ronald Reagan voor de republikeinse nominatie voor het presidentsschap. Vader Bush deed Reagans plan voor ingrijpende belastingverlagingen af als “voodoo economics”. Het hielp niet. Ronald Reagan fietste probleemloos naar het Witte Huis, viste Bush Sr. als vice-president op en drukte zijn historische belastingverlaging door. In 1992 verloor vader Bush als zittend president van de democratische uitdager Bill Clinton. De meeste analyses achteraf wezen uit dat de Amerikaanse kiezers het Bush erg kwalijk hadden genomen dat hij, ondanks de beruchte verkiezingsbelofte “Read my lips, no more taxes”, toch de belastingen had verhoogd.

Huidig president George W. Bush zat jarenlang te slapen tijdens de les Engels, maar dat belastingen Amerikanen na aan het electorale hart liggen, die levensles was niet aan hem voorbijgegaan. Zoon Bush joeg de voorbije maanden een Reaganiaanse belastingverlaging door het congres en de senaat. Gespreid over tien jaar zullen de Amerikanen ongeveer 1350 miljard dollar minder belastingen gaan betalen. Bush maakt daarmee een van zijn opvallendste verkiezingsbeloftes waar. Hij kan er maar beter van genieten. Met de overstap van de republikeinse senator Jeff Jeffords naar de democraten verliest hij immers zijn meerderheid in de senaat, en worden toekomstige overwinningen veel moeilijker te realiseren.

Net zoals onder Reagan trekt vooral de vermindering van de hoogste marginale aanslagvoeten de aandacht. Maar ook de lagere aanslagvoeten verminderen, met zelfs retroactief naar het begin van dit jaar een vermindering van het laagste tarief van 15% naar 10%. Dat de belastingverlaging alleen de superrijken ten goede zou komen, lijkt dus niet helemaal correct. Andere belangrijke ingrediënten van Bush’ belastingplan zijn de geleidelijke afschaffing van de immobiliënbelasting en de invoering van bijkomende vrijstellingen voor kinderen en onderwijsuitgaven.

Trends sprak in de VS met drie autoriteiten op het vlak van belastingen en hun impact op de economie: Martin Feldstein, Laurence Kotlikoff en Dale Jorgenson. En jawel, economen verschillen wel eens van mening, zo blijkt ook nu.

“Het is te weinig”

“Eigenlijk doet George W. Bush niet eens genoeg om de belastingverhogingen die onder zijn vader en onder Bill Clinton plaatsvonden, ongedaan te maken. Reagan bracht de hoogste marginale aanslagvoet in de personenbelasting terug tot 28%. Zijn twee opvolgers voerden dat tarief in diverse stapjes tot 42% op, een verhoging met maar liefst 50%. En nu gaan we dus terug naar 33%,” zegt Martin Feldstein, economieprofessor aan Harvard, voorzitter van het National Bureau of Economic Research en tijdens de eerste ambtstermijn van Reagan voorzitter van de Council of Economic Advisors. Feldstein vindt in economische materies een luisterend oor bij vader en zoon Bush.

Volgens Feldstein is het jammer dat politiek Amerika niet doorduwde om het hoogste marginale tarief in de personenbelasting tot de 28% van Reagan terug te brengen. Hij begrijpt niet dat aan de maatschappelijke deugdelijkheid van lagere belastingen kan worden getwijfeld.

“Hoge belastingen, en dan vooral hoge marginale aanslagvoeten in de personenbelasting, remmen de arbeids- en spaarinspanningen en belemmeren daardoor ook de economische groei, de werkgelegenheid en de inkomenstoename,” aldus Feldstein. “De jaren negentig geven toch aan dat iedereen beter wordt van een langdurige periode van hogere economische groei? Men onderschat de inefficiënties die met hogere belastingvoeten samengaan. Uit berekeningen die ik samen met mijn collega Daniel Feenberg deed, blijkt dat de belastingverlaging van Bush gecumuleerd over tien jaar voor ongeveer 500 miljard dollar aan inefficiënties in de economie zal wegwerken. Bovendien leert het verleden dat bij vermindering van de hoogste marginale aanslagvoeten de rijken uiteindelijk een groter deel van de belastingen voor hun rekening nemen dan voordien.”

Die berekeningen maken de Harvard-econoom ook behoorlijk optimistisch over de budgettaire impact van de belastingverlagingen. Hij rekent het ons even voor. Ongeveer 40% van de verlaging wordt terugverdiend door die vermindering van de inefficiënties in het economische systeem. Er blijft dus een naakte financiële kost van ongeveer 800 miljoen dollar. Het budgetbureau van het congres plant een gecumuleerd begrotingssurplus van 5600 miljard dollar voor de komende tien jaar, waarvan 2600 miljard dollar als surplus in de kassen van de sociale zekerheid zal zitten. Kortom: “Van het resterende surplus van 3 miljard dollar zal nog geen 30% nodig zijn om de reële financiële kost van de belastingverlaging te dekken.” Zo, daar hebben de criticasters niet van terug. Of toch?

“Het is te veel”

Je hoeft nauwelijks een half uurtje te wandelen om van Feldsteins bureau op Harvard University, via één van de majestueuze bruggen over de River Charles, uit te komen bij het optrekje van Laurence Kotlikoff op Boston University. De roemruchte spitsbroeders Harvard en MIT zien met enigszins lede ogen aan hoe de faculteit economie van deze universiteit stilaan aan kwaliteit en aanzien wint. Kotlikoff geldt als een van de grondleggers van de generatieboekhouding, die ook aan de basis ligt van zijn oppositie tegen de belastingverlaging van president Bush.

Een half uurtje wandelen brengt je in een andere economische wereld, want Kotlikoff windt er geen doekjes om: “Ik vind het hele idee van de belastingverlaging van president Bush werkelijk nuts. Men verwijst naar de schatting van een gecumuleerd begrotingssurplus van 5600 miljard dollar voor de komende tien jaar. Maar dan moet je erbij zeggen dat die prognose uitgaat van de hypothese dat de discretionaire uitgaven van de federale overheid – dat is alles behalve de militaire uitgaven en de rente- en loonlasten – alleen maar de inflatie zullen volgen. Dat lijkt me een compleet onrealistisch perspectief, want eigenlijk komt die hypothese erop neer dat men aanvaardt dat het hele Washington-apparaat tot nagenoeg niets zal verschrompelen.”

De argumentatie van Kotlikoff gaat echter veel verder dan de veroordeling van de prognoses die het budgetbureau van het congres opstelde. De Verenigde Staten staat namelijk voor een enorme demografische omslag. In de komende dertig jaar zal het aantal gepensioneerden verdubbelen terwijl het aantal actieven met hooguit 15% zal toenemen. Als de overheid nu niets doet, zullen toekomstige generaties volgens Kotlikoff ontorsbare fiscale lasten op zich moeten nemen. “Mijn berekeningen wijzen uit dat we geen belastingverlaging maar wel een belastingverhoging met 20% tot 30% zouden moeten doorvoeren. Alleen met zo’n ingreep kunnen we de belastingdruk over de komende decennia heen stabiliseren. Wij verorberen nu een copieus diner, maar laten de rekening aan toekomstige generaties.”

En het argument van de economische groei dan? Doen belastingverlagingen de totale koek niet groeien, zodat de belastinginkomsten uiteindelijk ook toenemen? “Economische groei helpt uiteraard,” geeft Kotlikoff toe, “maar vergeet niet dat veel uitkeringen in de sociale zekerheid min of meer gebonden zijn aan de evolutie van de reële lonen. Op die manier verdwijnt een stuk van het effect van hogere economische groei. Bovendien, en meer fundamenteel, trek ik de logica van ‘minder belastingen, meer groei’ sterk in twijfel. Economische groei vloeit op de eerste plaats voort uit technologische innovatie, en die gebeurt zowel bij hoge als bij lage belastingvoeten.”

Tussendoor wijst Laurence Kotlikoff erop dat de generatieboekhouding van Europa nog meer uit de haak hangt dan die van de Verenigde Staten. Volgens hem zien de demografische perspectieven én de budgettaire uitgangspositie er voor de landen van de Europese Unie nog beroerder uit dan voor de VS. De EU-landen moeten nu allereerst ernstig ingrijpen in hun uitgavemechanismen en het gedoe over belastingverlagingen achterwege laten.

“Doen ze dat niet, dan zie ik op termijn ook de Economische en Monetaire Unie en de eenheidsmunt zwaar in de problemen komen. Want als de druk van de uitgaven ondraaglijk wordt, zullen sommige landen de geldpers willen laten draaien. Wat gaat de Europese Centrale Bank dan doen? Maar ik maak me weinig illusies. De gezichtseinder van politici is te kort om veel hoop te koesteren.” Klinkt al een stuk deprimerender dan het betoog van Feldstein…

“Het is niet het belangrijkste”

Op Harvard koestert Dale Jorgenson al even weinig hoop. Jorgenson is een econoom van wie je mag verwachten dat hij in de komende vijf jaar de Nobelprijs voor economie zal krijgen. Hij kant zich niet bepaald tegen het project van president Bush, of tegen belastingverlagingen in het algemeen. Maar zijn basisargument is dat zowel de VS als de Europese landen veel meer behoefte hebben aan een fundamentele belastinghervorming dan aan een belastingverlaging. Eerstdaags verschijnt daarover zijn boek Lifting the Burden.

Jorgenson staat op dezelfde lijn als zijn Harvard-kompaan Martin Feldstein als het op de nefaste impact van een sterke progressiviteit in de personenbelasting aankomt. Zijn voorstel heeft drie pijlers. Ten eerste: voer in de personenbelasting één tarief in dat geldt voor álle inkomsten, de zogenaamde flat tax. Ten tweede: hef elke vorm van belasting op investeringen op. En ten derde: voer een veralgemeende consumptie- of verbruikersbelasting in. Daarbij is het erg belangrijk dat die verbruikerstaks ook op woningen geldt. Residentiële woningen maken 25% van de kapitaalvoorraad van de VS uit en worden vandaag veel minder belast dan bedrijfsinvesteringen.

De voordelen van zo’n pakket zijn volgens Jorgenson enorm. “Mijn berekeningen wijzen uit dat het sociaal-economische voordeel op ongeveer de helft van ons jaarlijkse bruto binnenlands product (BBP) mag worden geschat. Rond de 5000 miljard dollar dus, wat veel meer is dan de positieve impact die ik van het plan-Bush verwacht. Uiteraard manifesteert dit voordeel zich over verschillende jaren.”

En dat plan valt volgens de man makkelijk naar Europa te transponeren. “Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit voordeel voor Europa relatief gezien niet even groot zou uitvallen. Door de grotere progressiviteit in de personenbelasting zullen de baten zelfs veel groter zijn.” Alleen ligt het wegnemen van die progressiviteit uit de personenbelasting politiek ontzettend moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk. Jorgenson: “Nochtans kun je via de uitgavenzijde die progressiviteit ten voordele van de meest behoeftigen perfect weer inbouwen.”

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content