De keerzijde van de biotechboom

Roeland Byl redacteur bij Trends

Vorige week kondigden Janssen Pharmaceutica en Solvay Pharma herstructureringen aan. Vijfhonderd onderzoekers dreigen hun baan te verliezen. Is de biotechboom de boosdoener?

Is het toeval dat in een week tijd twee farmaceutische bedrijven met Belgische roots beslisten in hun basisonderzoek te gaan snoeien? Solvay Pharma wil 200 onderzoekers afdanken, Janssen Pharmaceutica spreekt over 250 “afvloeiingen”.

Dat Janssen Pharmaceutica in Beerse onderzoekers op straat zet, is een diepe knauw voor de ziel van het Vlaamse geneesmiddelenonderzoek. Dokter Paul Janssen verkocht weliswaar al in 1961 zijn bedrijf aan de Amerikaanse multinational Johnson & Johnson, maar als dochteronderneming behield het een grote mate van onafhankelijkheid, vooral op het vlak van research. Die era lijkt nu voorbij.

Onderzoekers functioneren niet in een bureaucratie, maar juist wel in kleine creatieve cellen. Dat is de geloofsbelijdenis van de wetenschappers die zich beknot voelen door de bureaucratie die blijkbaar eigen is aan grote farmaconcerns. Paradoxaal genoeg hangt hun succes juist af van onderzoekers die de pijplijn moeten vullen met nieuwe geneesmiddelen.

Een fusie of overname is een remedie tegen een sputterende pijplijn. Een ander antwoord dat aan populariteit wint, is een uitgebouwde licentiepolitiek. Janssen deed dat bijvoorbeeld met het beroemde Epo van de Amerikaanse biotechster Amgen. Hét voorbeeld dat de sector opereert volgens een nieuw paradigma.

Zegt Ruth Devenyns, specialist Life Sciences bij KBC Securities: “Je ziet een verschuiving van het basisonderzoek naar de kleinere biotechbedrijfjes. Dat ligt aan de steeds grotere internationale concurrentie. De competentie van de ‘Big Pharma’ ligt vooral op het vlak van dure klinische trials en de marketing van nieuwe producten.”

Het aantal allianties neemt toe en de kleintjes weten ook steeds betere voorwaarden te bedisselen. Zo berekende KBC dat in Europa het aantal samenwerkingen tussen grote farmagroepen en kleine biotechbedrijven tussen 1995 en 1999 steeg van 216 naar 382. Bovendien nam ook de kwaliteit van de deals toe. Het aantal allianties op voet van gelijkheid (lees: betere royalty’s) bedroeg in 1995 een luttele 16 op 200. In 1999 ging het om 241 op 382.

Bij Fortis zegt farmaspecialist Florent Cespedes echter: “Je ziet dat de grote groepen in tien jaar tijd hun O&O-budgetten juist verdrievoudigden. De kleine externe onderzoeksgroepen zorgen voor een nieuwe dynamiek, maar de grote groepen zullen het onderzoek nooit volkomen uit handen geven.”

Janssen sluit zich daarbij aan. “Natuurlijk zullen we een actieve licentiepolitiek blijven voeren,” zegt Dirk Collier, secretaris-generaal van Janssen Pharmaceutica. “Maar de reorganisatie is niet ingegeven omdat we ons onderzoek steeds meer extern willen organiseren.”

Eigenlijk gaat het om een stroomlijning waarbij Janssen Pharmaceutica zich eindelijk inschakelt in de werelwijde bedrijfsvoering van Johnson & Johnson. Bij Solvay speelt nog wat anders. De Belgische chemiegroep is een kleinere speler in de farmawereld. Het credo was totnogtoe: het aandeel van de farmatak in de winst optrekken. In 2000 zag de groep haar farma-omzet echter stijgen terwijl de rentabiliteit ervan achteruitging. Oorzaak: investeringen in een Amerikaans verkoopteam om nieuwe geneesmiddelen naar de Amerikaanse markt te brengen. Remedie: snoeien in de kost van eigen onderzoek, terwijl de alliantie met het biotechbedrijf Innogenetics overeind blijft. Dus toch de biotechboom?

Roeland Byl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content