De James Bondeconomie van Israël

Op 26 november onderneemt een Belgische handelsmissie een hoogtechnologische ontdekkingsreis door Israël. Het land raakte uit zijn economische crisis door alles op spitstechnologie te zetten. In de laboratoria van het Israëlische leger worden systemen ontwikkeld die de gadgets van James Bond doen lijken op lomp speelgoed.

Galilea (Israël)

Van alle industrielanden investeert Israël het hoogste bedrag ter wereld in ontwikkeling en onderzoek: 4,7 % van het bruto binnenlands product in 2005 (tegen gemiddeld 3 % in de Oesolanden). Zo wil Israël een van de belangrijkste wereldcentra voor spitstechnologie worden, een soort kruising tussen Silicon Valley en Singapore. Om die ambitie waar te maken, werd gekozen voor een ultramoderne en ultraliberale economie, open en naar buiten gekeerd.

Omdat het Israëlische leger slechts een beperkt aantal soldaten kon mobiliseren, werd het uitgebouwd tot een van de meest hoogtechnologische strijdmachten ter wereld. In de laboratoria en studiebureaus van de Israëlische strijdkrachten worden systemen ontwikkeld die de gadgets van James Bond doen lijken op lomp speelgoed. De drones, kleine onbemande vliegtuigjes die een revolutie hebben teweeggebracht in de moderne oorlogsvoering, peppen de militaire export op. En die knowhow stroomt door naar de civiele sector. “De helft van onze industriële uitvoer – de militaire export niet meegerekend – komt voort uit spitstechnologie,” zegt Shraga Brosh, voorzitter van de Vereniging van Industriëlen.

Het landschap van Galilea herinnert aan Toscane, met glooiende heuvels, olijfbomen en hier en daar een cipres. Op de weg naar het hart van de streek komen we af en toe een bedoeïen tegen die geiten voortdrijft over de okerkleurige rotsbodem. Maar enkele kilometers verder doet het centrum van Yoqneam, tussen Haifa en Nazareth, eerder denken aan Californische hightech dan aan een Bijbels landschap. De heuvels liggen bezaaid met kleine gebouwen in glas en staal, waarop de logo’s van de meest performante ondernemingen van Israël pronken.

Oorlogstechnologie in een pil

Het bedrijf Given Imaging bijvoorbeeld fabriceert een sciencefictioncapsule die zelfs Jules Verne nooit had kunnen bedenken. De PillCam is niet veel groter dan een gewone pil, maar binnenin zit er een camera, een lichtelement, een batterij en een zendertje. Het werd ontworpen om de reis te maken van de slokdarm naar de dikke darm, en maakt dus heel wat pijnlijke en gevaarlijke endoscopieën overbodig.

Toen hij een tiental jaar geleden geleidingssystemen aan het uitwerken was voor de militaire raketspecialist Rafael, kwam officier-ingenieur Gaby Iddan op het idee van een inspectiecapsule voor darmonderzoek. “Als je video’s kan maken in zo’n vijandige omgeving als die van een raket in volle vlucht, dan kan je die technologie ook ‘miniaturiseren’ om een microcamera in te brengen in de darmen,” luidt de bescheiden uitleg van de uitvinder.

Given Imaging werd opgericht in 1998 en staat genoteerd op de beurs van Tel Aviv en de Nasdaq in New York, waar zijn waarde geschat wordt op bijna 1 miljard euro. “We hebben meer dan 300 mensen in dienst,” zegt de trotse chief executive officer, Gavriel Menon. Given Imaging staat zowat symbool voor de spectaculaire wederopstanding van de Israëlische economie, maar ook voor de onzekerheden van de toekomst. Op wereldschaal is het een klein bedrijf en het kijkt met argwaan naar de komst van een Japanse concurrent van gewicht, met name Olympus. De start-up opereert in een onstabiele regio en zag zich verplicht een ‘reservefabriek’ te vestigen in Ierland, voor het geval het in Israël de verkeerde kant zou uitgaan. Want Israël is een broze macht.

Verse aanvoer van genieën

Het land komt uit een zware crisis, een diepe economische recessie die bij de eeuwwende gekenmerkt werd door het uiteenspatten van de internetzeepbel en het geweld van de tweede intifada, de opstand in de bezette Palestijnse gebieden. Omdat het een geïsoleerd en – in omvang en bevolking – klein land is, kan het zich geen economische terugval veroorloven. Telkens weer staat zijn voortbestaan op het spel. Door zijn geschiedenis en zijn broosheid is het gedoemd om te groeien.

De komst van meer dan een miljoen Russische Joden eind jaren tachtig bracht nieuw bloed en werd een nieuwe motor voor de Israëlische economie. Meer dan 40 % heeft een hogere opleiding genoten: dokters, ingenieurs, technici, economen. Maar vooral: een paar honderd onder hen zijn ware genieën op het gebied van nieuwe technologieën. Wie tegenwoordig de weg vraagt in een van de technologiepolen die overal in het land oprijzen, moet niet verwonderd zijn dat hij een antwoord krijgt in het Russisch. Al hebben de immigranten nog lang niet het Hebreeuws onder de knie, ze beheersen wel perfect alles wat informatica, biologie, fysica en wiskunde is.

Sinds 1991 werden 24 incubators – kweekkassen voor ondernemingen – opgericht. Die hebben intussen al geleid tot de opstart van duizend projecten, waarvan 45 % uitgroeide tot echte spitstechnologiebedrijven. Daarin treffen we niet alleen die Russische genieën aan, maar ook al wat Israël aan uitvinders en zakenlui heeft.

Professor Shlomo Breznitz ziet er twintig jaar jonger uit dan zijn zeventig lentes. Hij is levende reclame voor CogniFit, de start-up die hij in 1999 oprichtte. Vertrekkend van de cognitieve wetenschappen heeft zijn onderneming computertests en -oefeningen uitgewerkt die de hersens stimuleren en een vertragend effect hebben op ziekten als alzheimer en parkinson. In afwachting van de medische toepassing wordt de CogniFitmethode al op een meer bescheiden schaal aangewend: ze wordt verkocht aan autoscholen voor de opleiding en evaluatie van de kandidaten.

Overheidssteun en durfkapitalisme

“Dit avontuur, dat zelfs te bizar was voor de risicokapitalisten, zou nooit mogelijk geweest zijn zonder het steunbeleid van de regering: tien jaar belastingkrediet (omdat de onderneming gevestigd is in Galilea) en een half miljoen dollar die voorgeschoten werd door de incubator Naiot, gespecialiseerd in medische uitrusting,” legt Breznitz uit. Een deel van dat geld wordt geleverd door de regering via het Office of the Chief Scientist, dat elk jaar zo’n 400 miljoen euro subsidies toekent aan vernieuwende ondernemingen. Naiot is de meest performante incubator van het land. Hij heeft 133 miljoen euro samengebracht, waarmee meer dan veertig leefbare ondernemingen werden opgericht.

Biotechnologie en medisch materieel zijn andere sterke sectoren in de Israëlische economie. Het bedrijf Teva, dat 13.000 mensen in dienst heeft, is bijvoorbeeld wereldleider op het gebied van generische geneesmiddelen. “We zijn een land van serieondernemers,” luidt het commentaar van Yahal Zilka, de verantwoordelijke van het Magnum Communications Fund, een van de zestig durfkapitaalbedrijven die opbloeiden in het kielzog van de technologie- boom.

“De mensen hier hebben gevoel voor risiconeming en beweging. Het is de combinatie van technologie, geld, mobiliteit, een gunstig wettelijk systeem, de wil om markten te veroveren – met een duidelijke voorkeur voor de VS – die ons succes verklaren,” zo voegt Yoram Oron eraan toe. Hij heeft Vertex opgericht, een ander risicokapitaalfonds. Israël is, wat risicokapitaal betreft, het tweede belangrijkste land ter wereld, na de VS. Tussen 1992 en 2002 werd 10 miljard dollar bijeengebracht en in 2004 1,5 miljard alleen voor de spitstechnologie. Meer dan honderd ondernemingen staan genoteerd op de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq, wat Israël een derde plaats oplevert, na Amerika en Canada.

De grote Amerikaanse bedrijven hebben al lang het nut ingezien van een vestiging in dit land. Begin jaren zeventig hebben Intel, Motorola, Texas Instruments, IBM, Digital, National Semiconductor en later ook Microsoft hun eerste onderzoekscentra geopend. Aanvankelijk ging het daarbij om enkele tientallen onderzoekers, nu hebben ze er honderden in dienst. Israël kan immers prat gaan op universiteiten en uitmuntendheidscentra, zoals het Weizmanninstituut, de Ben Goerionuniversiteit en het Technion van Haifa, die allemaal uiterst bekwame ingenieurs afleveren.

Het leger als kweekvijver

De evenknie van het Massachusetts Institute of Technology is in de eerste plaats het leger, vooral dan de meest geheime hightechonderdelen daarvan. Iedereen moet in het leger: drie jaar voor de jongens en twee voor de meisjes. Wie toetreedt tot een van de geheime eenheden, tekent doorgaans voor zes jaar. “Op achttien jaar tekent een dergelijke ervaring iemands persoonlijkheid. Dat verklaart deels de wat ruwe kantjes van de jonge Israëli. Goede manieren leert men niet in de kazerne of als men beschoten wordt. Men verwerft er een voortijdige maturiteit, leert snel beslissingen te nemen, verantwoordelijkheid te nemen en risico’s aan te durven. Zoiets vormt mensen die uiterst geschikt zijn om zaken op te starten,” benadrukt Daniel Rouach, professor aan het Technion van Haifa.

Het leger pikt de beste elementen eruit voor zijn onderzoekscentra en zijn elite-eenheden. Geruime tijd was dat geheim, maar tegenwoordig maakt de regering er nog net geen reclame voor. Die moet de buitenlandse investeerders tonen dat het land de stoottroepen van de moderne bedrijfswereld vormt. Gadi Mazor, de CEO van Onset, een onderneming die gespecialiseerd is in stemherkenning, verzwijgt niet dat hij verschillende jaren doorbracht in een uiterst geheime eenheid van het leger. Uit diezelfde ‘universiteit’ van de inlichtingendienst kwamen de oprichters van Nice Systems, gespecialiseerd in de digitalisering van gegevens. De baas van de Mizrahibank, Yacov Perry, is de gewezen chef van de beruchte Shin Bet, de Israëlische binnenlandse staatsveiligheid.

De beveiligingsbusiness floreert. Na de zelfmoordaanslagen tijdens de tweede intifada zijn controles alomtegenwoordig: aan de ingang van elke openbare plaats staat een wacht die de tassen inspecteert. Waakzaamheid is al langer een business. Israël exporteert zijn bewakingssystemen: camera’s, scanners, identificatiesystemen, springstofdetectoren. Video-installaties bewaken gevoelige straten en sporen met speciale software alles op wat maar enigszins lijkt op verdacht gedrag. Big Brother waakt, en haast niemand beklaagt zich erover.

Wat vooral belangrijk is, is dat het land koppig weigert toe te geven aan de angst. Het nachtleven in Tel Aviv is nooit stilgevallen. In de zakenwijk liggen, aan de voet van immense glazen torens die een knipoog werpen naar Manhattan, ontelbare chique, Japanse of Franse restaurants. Ondanks de terroristische dreiging kan men in die straten, die iets weg hebben van downtown New York, over de koppen lopen.

Overwicht van openbare sector

In 2003 stelde de toenmalige minister van Financiën, Benjamin Netanyahu, het overwicht van de openbare sector (55 % van de economie) aan de kaak. Hij kondigde een heleboel privatiseringen aan. Dat is nu al gedane zaak voor het grootste deel van de banksector, de havens, de luchtvaartmaatschappij El Al, het grootste deel van de coöperatieve sector, en binnenkort ook voor de telecom en een aantal onderdelen van de militaire sector.

Het begrotingstekort van Israël werd bij wet beperkt tot 4 % en de openbare uitgaven mogen slechts met 1 % per jaar toenemen. De pensioenleeftijd werd opgetrokken van 65 naar 67 jaar voor de mannen en van 60 naar 65 voor de vrouwen. De bedragen van de sociale uitkeringen en de salarissen van de ambtenaren werden verlaagd. De legendarische vakbondscentrale Histradout moest bakzeil halen en het bezuinigingsplan aanvaarden. De opstand van de Palestijnen in de bezette gebieden, de Palestijnse kamikazes en de noodtoestand die de facto geschapen werd door het terrorisme, hebben er allemaal toe bijgedragen dat een aantal bittere pillen doorgeslikt moesten worden.

Toen afgelopen zomer de oorlog met Libanon uitbrak, hadden liberalisme, openheid naar de buitenwereld, aanmoediging van investeringen en privatiseringen de economie weer op de sporen gezet. De groei zat weer in de lift (meer dan 5 % in 2005), de beurs was op twee jaar tijd met 100 % gestegen en het toerisme leek zich te herpakken. De Tel Aviv 25-index viel echter terug op zijn laagste niveau (780 punten, de gemiddelde score bij politieke spanningen) en is sindsdien blijven hangen rond 825 punten. Niettemin verwacht de gouverneur van de Bank van Israël dat het effect van de oorlog op de economische groei in 2006 minder dan 1 % zal zijn.

Land met twee snelheden

Sinds de liberaliseringen van 2003 is Israël echter ook een land met twee snelheden. Naast de prinsen van de nieuwe economie leeft nog altijd 20 % van de bevolking onder de armoedegrens. “Sommige jonge soldaten zouden zelfs hun verlof niet opnemen om te profiteren van de maaltijden in de kazerne. Een op vier mannen, 10 % van de arbeiders en 600.000 kinderen zijn arm,” weet Efraim Zilony, die bij de vakbond Histradout verantwoordelijk is voor de economische sector. “Elk jaar neemt de ongelijkheid nog toe.” Zelfs de patron van de patrons, Shraga Brosh, geeft toe dat “een zo geïsoleerd land als Israël het zich niet kan veroorloven 10 % werklozen te hebben”.

Het is allemaal erg vreemd voor mevrouw Chavale. Op haar 72ste dwaalt deze kibboetsnik (lid van een klassieke gemeenschapsboerderij) van het eerste uur weemoedig door de gemeenschappelijke en nu uitgestorven barakken van de kibboets Nasholim ten zuiden van Haifa. Een deel van de gebouwen is intussen omgebouwd tot luxemotel. Kibboetsniks geven er tegenwoordig de voorkeur aan om te wonen in aparte huizen en aan de slag te gaan buiten de cooperatie. Op de velden hebben Thaise immigranten de Pakistani’s vervangen. Officieel zijn er 60.000 gastarbeiders in Israël, ze komen vooral uit Azië.

Chavale geeft met droefheid toe dat het egalitaire ideaal van de kibboets “misschien een illusie was”. Wat ze nog niet weet, is dat Shamir Optical, de hightechonderneming van een andere kibboets, zijn intrede heeft gedaan op de Nasdaq.

Copyright: L’Expansion Bewerking: Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content