De index zegt nog maar weinig

Talrijke wijzigingen aan de berekeningsmethode en allerlei manipulaties hebben ervoor gezorgd dat de index van de consumptieprijzen niet echt meer de evolutie van de prijzen weergeeft. Die index, die geacht wordt ons te beschermen tegen de inflatie, is nochtans de belangrijkste statistiek in ons dagelijkse leven.

De indexering werd in 1920 ingevoerd om de Belgen te beschermen tegen de opflakkering van de prijzen na de Eerste Wereldoorlog. Maar is de index nog betrouwbaar? Dat is een cruciale vraag. De index van de consumptieprijzen (en zijn afgeleiden, zoals de gezondheidsindex) is de economische statistiek die ons dagelijkse leven het meest beïnvloedt. Hij bepaalt niet alleen de evolutie van de lonen, maar ook die van de belastingen (de indexering van de fiscale barema’s), de huurprijzen, de pensioenen, de werkloosheidsvergoedingen, het kindergeld enzovoort. Hij werkt bovendien in op ons gedrag als consument en spaarder. Als de inflatie bijvoorbeeld laag is, zijn we meer geneigd lagere intresten op ons spaarboekje te aanvaarden.

Een slechte berekening kan belangrijke gevolgen hebben. Zo verwijst het belastingwetboek naar de officiële index, maar maakt de fiscus gebruik van een andere index om de barema’s aan te passen. VUB-hoogleraar Michel Maus schat dat de fiscus zo 3 tot 25 euro per jaar en per aangifte meer kan innen. Er zijn 7 miljoen belastingplichtigen, en als we weten dat dit al meer dan tien jaar aan de gang is, dan hebben we het over honderden miljoenen die de staat te veel inpikt. Dat de fiscus gebruikmaakt van een afgezwakte index, kan ook gunstig zijn voor de belastingbetaler, want die heeft ook een invloed op de berekening van de onroerende voorheffing. Dat is in het voordeel van de eigenaars.

Heimelijke hervormingen

Sinds 1939 heeft de berekening van de inflatie negen belangrijke hervormingen en een heleboel tussenliggende minihervormingen ondergaan. “Om het behoud van de indexering af te dwingen, werden toegevingen gedaan in de methodologie, want de meeste mensen begrijpen er niets van”, merkt econoom en voorzitter van het OCMW van Namen Philippe Defeyt op.

De index is namelijk ook een politieke constructie. Naast experts van de Algemene Directie Statistiek van de federale overheidsdienst Economie en van het Prijzenobservatorium, die de opbouw van de index aansturen, is er ook nog een Indexcommissie, waarin de sociale partners zitten. Die commissie heeft enkel een adviesbevoegdheid, maar zonder invloed is ze niet.

Om dat te zien, hoeven we niet zo heel ver terug in de tijd. In 2013 werden bij de zoveelste wijziging de koopjes toegevoegd aan de korf van producten die als basis dient voor de berekening van de index. Maar er werd bewust nagelaten een correctiemechanisme in te voeren voor de vergelijking met de voorgaande jaren. De prijzen van 2012 zonder koopjes werden dus vergeleken met de prijzen met koopjes van 2013. “Het was een snuggere manier om een indexsprong door te voeren zonder de vakbonden op straat te jagen”, zegt Vincent Bodart, directeur van het IRES in Louvain-la-Neuve.

Een soortgelijk probleem dreigt te ontstaan rond de scanning. Vanaf dit jaar noteren de enquêteurs een groot deel van de prijzen niet langer met potlood en papier, maar gaan ze delven in de scanninggegevens van de belangrijkste ketens. Dat betekent dat nu rekening wordt gehouden met de reële prijs die aan de kassa wordt betaald en dus ook met de kortingsbonnen die vaak bij een product horen. Maar deze keer wordt wel een correctie toegepast.

Opstootjes

Die drang om de cijfers te vervalsen heeft al tot heel wat beruchte opstootjes geleid, onder meer in de zomer van 1962, toen de minister van Economische Zaken de enquêteurs verbood rekening te houden met de verhoging van de prijzen van de sociale abonnementen voor het openbaar vervoer. In 1965 besloot de regering de prijs van de pistolets te blokkeren, het enige bakkersproduct in de indexkorf, terwijl alle andere bakkerijproducten, die niet in de korf zaten, konden blijven stijgen. Ook de merkloze producten lokten een memorabele woordenwisseling uit in de Indexcommissie. In 1978 vroeg de minister van Economische Zaken de enquêteurs voor een reeks producten de prijs van de witte producten te nemen in plaats van die van de klassieke artikelen. De vakbonden steigerden. Er werd toen een Belgisch compromis gevonden: er werd voor de helft rekening gehouden met de prijs van de witte producten en voor de andere helft met de prijs van de merkproducten.

Tussen de officiële prijzen en de perceptie die de mensen van de prijsstijging hebben, is er een groot verschil. Om dat te verklaren worden heel wat redenen aangehaald: is het omdat de mensen almaar meer abonnementen nemen of per domiciliëring betalen en dus minder beschikbare cash overhouden? Is het omdat de meest in het oog springende producten — levensmiddelen, restaurants enzovoort — het sterkst gestegen zijn?

Armen minder beschermd

Er is nog een andere uitleg: “De index is een vervormende spiegel”, poneert Jean Hindriks, hoogleraar aan de UCL en lid van het Prijzenobservatorium. Het boodschappenmandje dat als basis dient, wordt samengesteld vanuit een schatting van het verbruik van een doorsnee Belgisch gezin. Er wordt gekeken naar de totale besteding van de gezinnen en het aantal gezinnen en er wordt nagegaan hoeveel gemiddeld voor het ene of het andere product wordt uitgegeven. Maar die manier van werken geeft uiteraard meer gewicht aan een rijk gezin, dat meer uitgeeft en het gemiddelde meer beïnvloedt.

Jean Hindriks en Vincent Bodart hebben berekend hoeveel de inflatie bedroeg zoals huishoudens met verschillende inkomsten of van uiteenlopende leeftijdscategorieën die aanvoelden. Het resultaat is verrassend: “Tussen 2001 en 2011 bedroeg de gecumuleerde inflatie ongeveer 32 procent voor de 10 procent armste huisgezinnen, tegenover 26 procent voor de rijkste 10 procent”, zeggen ze. “Ze bedraagt 32 procent voor de 70-plussers, 26 procent voor de jongeren tussen 25 en 29 jaar.” In dezelfde periode bedroeg de officiële inflatie slechts 24 procent. “Dat komt overeen met een potentieel verlies aan koopkracht van 9 procent in tien jaar tijd voor de armste gezinnen en de 70-plussers. Ons indexsysteem beschermt dus de kwetsbaarste gezinnen minder goed”, besluiten ze.

De reden is dat de armste gezinnen een groter deel van hun inkomen aan verwarming en huisvesting besteden. Van vastgoed en energie zijn de prijzen sneller gestegen dan van de andere producten. “Door de stijging van de energie- en de huurprijzen hebben de armen jarenlang meer koopkracht verloren dan de gemiddelde bevolking”, zegt Defeyt. “Omgekeerd is het met de huidige stagnatie van de huurprijzen en de daling van de energieprijzen niet uitgesloten dat de gezinnen met een klein inkomen weer wat aan koopkracht winnen.”

“Bij de berekening van de index wordt ook geen rekening gehouden met substitutie-effecten”, stelt Hindriks vast. Als een product duur wordt, hebben de meer bemiddelden meer de mogelijkheid om het te vervangen door een product waarvan de prijs kalmer evolueert. Het typevoorbeeld daarvan is de stookolieketel. De rijkste gezinnen kunnen die vervangen door een gasketel, die veel economischer is in het gebruik. De armsten niet.

De huidige index bevoordeelt bovendien de inwoners in het noorden van het land. Een studie van Marie Romano en Christophe Ernaelsteen van de universiteit van Namen toont aan dat de Waalse gezinnen tussen 2000 en 2011 een inflatie van 30 procent ondervonden, tegenover 28,5 procent in Vlaanderen en 27,4 procent in Brussel.

Die verschillen zijn niet alleen toe te schrijven aan het feit dat de Vlaamse gezinnen gemiddeld rijker zijn. “De verschillen in consumptiegewoonten zijn opmerkelijk.” De Waal verbruikt meer producten waarvan de prijzen sneller stijgen. “Hij rookt meer, eet meer vlees en geeft een groter deel van zijn inkomen uit aan huisvesting”, preciseert de Naamse econoom.

Manipulatie van de huurprijzen

Weerspiegelt de index wel behoorlijk de evolutie van de woningprijzen? Nee, antwoordt Defeyt, want wat het kost om eigenaar te zijn — de terugbetaling van een hypotheeklening — wordt niet meegerekend. Enkel met de huurprijzen wordt rekening gehouden.

Maar de evolutie van de huurprijzen wordt niet correct weerspiegeld. “Tijdens het eerste decennium van de eeuw vertoonde het huishoudbudgetonderzoek (HBO), dat als basis dient voor de berekening van de inflatie, een evolutie van de privéhuurprijzen die in de lijn lag van de gezondheidsindex”, legt Defeyt uit. “Tegelijkertijd bevestigen verschillende studies dat de privéhuurprijzen in die periode sneller gestegen zijn.” De huurprijzen stonden onder spanning en dat resulteerde in een stijging bij de vernieuwing van de huurcontracten, die niet werd opgenomen in de statistische enquête, gewoon omdat bijna de helft van de ondervraagde gezinnen geen antwoord gaf.

Een laatste kritiek gaat over de moeilijkheid om rekening te houden met de technologische evolutie bij de berekening van de inflatie. “Ik heb het gevoel”, zegt Sylviane Delcuve, econome bij BNP Paribas Fortis, “dat we sinds de invoering van de euro allemaal inspanningen hebben geleverd om de druk van de inflatie te verminderen en dat elementen die we niet wilden zien, werden weggenomen. Wie koopt een gsm en betaalt minder dan voor de vorige? Niemand”, zegt ze. De producent zal zeggen dat het nieuwe mobieltje over een meer geavanceerde technologie beschikt, maar de consument heeft eigenlijk geen keuze: de fabrikant zal weldra de updates stopzetten, de techniek evolueert en het gebruik van oudere modellen wordt almaar ingewikkelder.

Verwarring

Door de veranderingen in de methode, het verschijnen en weer verdwijnen van producten en de evolutie van de verbruiksgewoonten “is het onmogelijk om sinds de Tweede Wereldoorlog een nauwkeurig idee te hebben van de evolutie van de prijzen”, vat Delcuve samen.

Verwarring is er ook als het over de samenstelling van de index gaat. “Ik denk dat er misschien 25 mensen zijn die het mechanisme van de opbouw van de index in België beheersen”, schat Defeyt. Dat is weinig.

Ten slotte is de index ook een politiek beest. “Toen de euro werd ingevoerd, wilde men zich per se schikken naar de wensen van Duitsland, dat nog altijd getraumatiseerd was door wat in de jaren twintig is gebeurd”, duidt Delcuve. “Men heeft er dus voor gezorgd dat de prijzen omlaag werden gedrukt. Maar, eerlijk gezegd, wie trekt zich nog iets aan van wat in 1923 is gebeurd?”

Pierre-Henri Thomas

“Ons indexsysteem beschermt de kwetsbaarste gezinnen minder goed”

“In België beheersen misschien 25 mensen het mechanisme van de opbouw van de index”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content