De goudzoeker van Porquerolles

Ter hoogte van de stad Hyères ligt het eiland Porquerolles, paradijs van licht en lucht en zilte zee, ontsnapt aan de vernielende furie van de betonbaronnen ten dienste van het massatoerisme. Weinigen weten dat Porquerolles zijn ontstaan te danken heeft aan de Waalse goudzoeker François-Joseph Fournier, afkomstig uit Clabecq. En dat Georges Simenon er de zomers doorbracht.

TEKST : ALAIN DELAUNOIS / FOTO’S : NLB IMAGES

Het verhaal leest als een roman boordevol intriges, als een onuitgegeven episode uit de reeks Rougon-Macquart van Emile Zola. De donkere, naturalistische taferelen van Zola eindigen hier echter in een sprookje op het paradijselijke eiland dat een arme drommel (intussen miljardair geworden) als huwelijksgeschenk aanbood aan zijn bruid.

Die held was de zoon van een arme Belgische bootsman, geboren in Clabecq in 1857. Ondanks de ellendige levensomstandigheden van het gezin had François-Joseph Fournier geluk : hij leerde lezen en schrijven. Zou hij lijnloper worden langs de kanalen van Charleroi naar Antwerpen, mijnwerker in de Borinage, spoorwegarbeider of cabaretier ? Nee dus : zijn schaars vergaarde ‘wijsheid’ zette hem aan het land te verlaten. Hij werd bediende en daarna laborant in het Musée d’Histoire Naturelle in Parijs, stak de Atlantische Oceaan over en was weldra ploegbaas bij de Canadese spoorwegmaatschappij. Hoe een dubbeltje rollen kan : enige tijd later had onze held een helm op het hoofd en was hij mijnwerker, maar dan wel in Mexico… in een goudmijn. Hij ontdekte een gigantische goudader en was op slag een rijk man. In het begin van deze eeuw stond Fournier aan het hoofd van verscheidene bedrijven en investeerde intensief en toekomstgericht. Rond zijn vijftigste kwam hij terug naar Europa, als een flamboyant captain of industry, maar… ongelukkig in de liefde. Hij stapte nogmaals in het huwelijksbootje in de hoop dat zijn vrouw hem een zoon zou baren. Zijn huwelijksgeschenk was Porquerolles.

We kennen

het fabelachtige verhaal van François-Joseph Fournier nu beter dan in het verleden, dankzij het onderzoek van William Luret, journalist bij Radio Monte Carlo, die er een boeiend boek over schreef (uitgegeven bij JC Lattès). Tijdens een openbare veiling in 1912 werd Fournier eigenaar van het grootste van de drie Hyères-eilanden. Het verhaal wil dat hij daarbij kon rekenen op een ‘duwtje’ vanwege de notaris die nogal onder de indruk was van Fourniers fortuin en zijn relaties met Raymond Poincaré, de toekomstige president van de IIIde Republiek. Maar in de streek deden andere geruchten de ronde. Was die Fournier geen stroman van de Pruisen en was hij niet getrouwd met een vrouw uit het perfide Albion ? En waar had die statenloze die zich verplaatste in buitenmaatse buitenlandse limousines zijn gigantisch fortuin eigenlijk vandaan ?

Het duurde een hele tijd en het vergde veel geduld en veel geld vooraleer Fournier die zich zelfs liet naturaliseren erkend werd als de nieuwe eigenaar van het eiland. Maar Porquerolles is niet vergeten dat het zijn glorie te danken heeft aan les années Fournier. Tot aan zijn dood in 1935 had François-Joseph nog slechts één doel : de metamorfose van Porquerolles. Onder het waakzame oog van Fort Sainte-Agathe bood de kleine haven in de jaren 1910 slechts plaats aan een paar visserssloepen. Vijftien jaar eerder waren bossen en landerijen vernield door een brand. Toen Fournier op het eiland aankwam, groeiden er struiken in plaats van bomen. De wijnranken waren ziek, de aanplantingen chaotisch verspreid over vier braakliggende velden. De gebouwen van een sodafabriek lagen half in ruïne en in de kazerne was geen soldaat meer te bespeuren. De kleine huisjes vertoonden barsten en scheuren en in het Grand Hôtel kwam nauwelijks nog iemand logeren. Op het eerste gezicht had Porquerolles weing te bieden aan een pas gehuwde (!) bejaarde-man-met-veel-geld.

En nochtans.

Wie vandaag over het met hoge platanen afgezoomde dorpsplein, langs het tegen de rotswand aanleunende kerkje slentert, in de wilde natuur van dit prachtige eiland, tussen wijngaarden, mastiekbomen en palmbomen wandelt… ervaart een rustgevende kalmte. Het is precies die exotische en contrastrijke natuur zo goed als onaangeroerd sedert de Franse regering in 1965 het eiland klasseerde en bijna 80 procent van de gronden aankocht die het eiland zo uniek maakt.

Vanop het schiereiland Presqu’île de Giens maken inderdaad heel wat nieuwsgierigen een dagtrip naar Porquerolles. In juli en augustus komen 5000 bezoekers per dag naar deze 1250 hectare grote voorschoot, waar buiten het seizoen amper 250 mensen wonen. De meesten komen er om te genieten van het dolce farniente op het strand, la Plage d’Argent of op la Courtade. Maar het eiland weerstaat die overrompeling wonderwel. Talrijke kreekjes en verborgen baaien wisselen af met hier en daar een zacht glooiend stukje strand tussen rotspieken en hoge pijnbomen. Oude vestingen, een vuurtoren en een semafoor kijken uit over de prachtige zee.

De hemelsblauwe lucht en de smaragdgroene tot blauwe zee met zilveren schitteringen waarin Porquerolles baadt, doen denken aan een Grieks eiland. Een idyllische plek voor zeilers en diepzeeduikers. Slechts sporadisch hier en daar een auto, maar veel wandelaars en fietsers. Porquerolles is een gedroomde plek voor tweewielers.

In 1912

was het helemaal nog niet “La Perle des Iles d’Or”. François Fournier werd nochtans meteen bekoord door de plek. Hij zag hoe veel er te doen was maar hij zag ook welke mogelijkheden het eiland bood. “Dankzij zijn onmetelijk fortuin,” vertelt William Luret, “kon hij Porquerolles ombouwen tot een idyllische plek, ver van de ellende en onrechtvaardigheid die hij maar al te goed gekend had. In Mexico had hij reeds getracht een sociale hacienda te stichten. Daar was helemaal geen paternalisme mee gemoeid en al evenmin het cynisme van een rijkaard omringd door arme lieden, maar het gevoel van rechtvaardigheid van iemand die zelf de zoon was van een arme bootsman.”

Fournier liet het geld rollen. Hij nodigde honderden mensen uit, vaklui van alle slag : smeden, werktuigkundigen, tuiniers, landarbeiders, een dokter, een onderwijzer, een paar nonnen… Om niet meer afhankelijk te zijn van een hypothetische wekelijkse verbinding met Toulon, liet de nieuwe eigenaar een vloot van schepen aanmeren in de plaatselijke haven, afgeladen vol met provisie, landbouwwerktuigen en ander gereedschap. Het belabberde wegennet werd vernieuwd, nieuwe wegen werden aangelegd en oude waterputten opnieuw in gebruik genomen. Fournier installeerde een dispensarium, een coöperatieve en stelde elk gezin een lapje grond ter beschikking. Loodsen werden omgebouwd tot woonvertrekken. De nonnen hielden zich bezig met de opvoeding van de kinderen. Mannen en vrouwen plantten nieuwe wijnstokken, maakten de velden opnieuw vruchtbaar en plantten nieuwe pijnbomen maar ook exotische bomen op het eiland. In luttele jaren tijd en volgens zijn geliefkoosde principe “Fournier verkoopt nooit, hij koopt.” maakte de Waal van Porquerolles een kleine kolonie, onafhankelijk van het vasteland, waar men discreet en in alle kalmte woonde en werkte. In 1926 kwam een jonge en succesvolle schrijver er voor het eerst de zomer doorbrengen. Hij schreef onder de naam Georges Sim en de figuur Maigret moest nog geboren worden. Hij hield veel van het zuiderse leven en van de vrouwen. Op Porquerolles organiseerde hij memorabele braspartijen, met veel drank en weinig kleren…

Huisvesting op Porquerolles viel onder het beheer van Sylvia, de echtgenote van Fournier. Simenon huurde van haar een klein huis met minaret, Les Tamaris. In één van zijn novelles, Le Grand Langoustier, beschreef hij de weelderige natuur van Porquerolles : “Het eiland dat uit de zee opduikt, met bomen die tot in de hemel reiken, hier en daar een trosje witte huisjes met rode daken rond een intieme haven. In die haven liggen vredige visserssloepen…”

Simenon en Fournier

hebben elkaar wellicht ontmoet, maar toch heeft de auteur niets over zijn landgenoot neergeschreven. Zelfs niet in Le cercle des Mahé, een verhaal dat zich op het eiland afspeelt.

“Fournier heeft zijn roots zorgvuldig verzwegen. Zijn dochters waren zeer verbaasd over mijn ontdekkingen,” zegt William Luret. “Hij had hen verteld dat hij een doodgeboren tweelingbroer had. In feite staat in de Belgische registers van de burgerlijke stand dat hij een natuurlijke halfbroer had het zorgenkind van zijn vader een zus en nog twee andere broers. Wat is er van hen geworden ? Zijn reizen naar België moeten een goede reden gehad hebben, maar hij heeft er nooit aan iemand iets over gezegd. Zijn familie heeft geen enkel spoor over banden met zijn geboorteland.”

Sébastien Le Ber, de kleinzoon van François-Joseph, kan dat bevestigen. De afstammelingen van de goudzoeker zijn op het eiland gebleven, ook na enkele strubbelingen bij de dood van de patriarch. Floria, één van de dochters van François-Joseph, beheert de 50 hectare land van de Ferme Notre Dame. Lélia, een andere dochter en moeder van Sébastien, leidt het Hôtel Sainte-Anne op de Place d’Armes en woont in de kleurrijke Villa Fournier die uitkomt op de haven. De zus van Sébastien heeft de Mas du Langoustier overgenomen, een prima hotel-restaurant aan zee (één Michelin-ster). Broer Yves heeft een ander restaurant aan de Plage d’Argent. En Sébastien Le Ber houdt de naam en de faam van Fournier hoog met de wijngaarden Domaine de l’Ile de Porquerolles, een van de zeldzame Côtes de Provence A.O.C. die niet op het vasteland geproduceerd worden.

“Na de aankoop door de staat en de aanleg van het Parc Domanial om de site te vrijwaren bleef er nog landbouwgrond over. Mijn vader had 19 hectare aangeplant, in 1987 plantte ik er nog 40 hectare bij en ik wacht op de exploitatievergunning voor nog 20 hectare. Terloops gezegd, ik zoek naar een invoerder in België.” De roséwijn heeft een lekkere fruitige smaak, wordt fris gedronken op elk moment van de dag, op de terrassen van de Place d’Armes of ‘s avonds bij een partijtje pétanque, wanneer de dagjestoeristen het eiland verlaten hebben en het er opnieuw rustig is geworden. De oudste bewoners van het eiland herinneren zich nog goed de oude goudzoeker.

De haven van Porquerolles in 1912, toen Fournier ze aankocht.

François-Joseph Fournier (in het midden met pet), goudzoeker en ingenieur in Mexico in het begin van de eeuw.

De baai van Porquerolles, een vredig oord voor zeilers.

De Place d’Armes en de kerk hebben nog altijd hun charme van weleer.

Domaine de l’Ile, waar een Côtes de Provence A.O.C. geproduceerd wordt.

Villa Fournier, mediterrane architectuur.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content