De goudstandaard is een slecht idee

Peter De Keyzer Econoom, ondernemer en columnist

Aan wie vertrouw je het best het bestuur van de economie toe? Menselijke politici en centrale bankiers of een onkreukbaar en amoreel edelmetaal? Wie hoort te beslissen over de groei, de inflatie en de hoeveelheid geld in omloop? Ben Bernanke, Mario Draghi en Mervyn King? Of goudmijnbedrijven als Barrick Gold, Goldcorp en Anglogold Ashanti?

De Amerikaanse Republikeinen kondigden aan dat ze een terugkeer naar de goudstandaard willen onderzoeken. De laatste keer dat de Verenigde Staten hun munt koppelden aan het edelmetaal, was tijdens het Bretton-Woods-stelsel. Toen was de dollar tegen een vaste verhouding inwisselbaar tegen goud. Omdat heel wat andere landen hun munt tegelijk koppelden aan de dollar, kwam dat systeem dicht bij een moderne goudstandaard. Toen de oorlog in Vietnam aan het einde van de jaren zestig een gigantische krater sloeg in de Amerikaanse overheidsbegroting, kwam de inwisselbaarheid onder druk. Er werden veel meer dollars in omloop gebracht dan er goud beschikbaar was, en mensen stelden zich vragen over de houdbaarheid van de koppeling. Uiteindelijk gaf president Richard Nixon aan het begin van de jaren zeventig de convertibiliteit op.

Vanwaar komt die hedendaagse goudkoorts? Onze moderne betaalmiddelen worden ook wel ‘fiat-geld’ genoemd. Het kan alleen maar bestaan omdat de gebruikers vertrouwen dat het iets waard is én iets waard zal blijven. Waarom anders zouden ze bereid zijn een met inkt bedrukt stuk papier te aanvaarden als betaalmiddel of bij te houden als ‘ store of value‘? Het belangrijkste argument van de bepleiters van een goudstandaard is dan ook dat politici en centrale bankiers inherent onbetrouwbaar zijn. Zij zullen geen enkele kans laten liggen om de hoeveelheid ‘bedrukte papiertjes’ op te drijven om op die manier hun herverkiezing of lievelingsprojecten te realiseren. Zo ontwaarden ze echter het spaargeld en het vermogen van alle andere burgers. Door de hoeveelheid geld in omloop te verbinden aan een niet-manipuleerbare hoeveelheid goud, zou de onuitputtelijke bestedingsdrang van politici aan banden kunnen worden gelegd.

Het idee dat politici, centrale bankiers of nationale leiders zich ‘automatisch’ in een gouden keurslijf zouden laten dwingen en bijgevolg oorlogen of onverantwoord grote overheidsuitgaven onmogelijk worden, is een illusie. Zodra overheden merken dat de nood echt hoog wordt, kiezen ze voor financiële repressie of veranderen ze de spelregels onderweg. Toen de koers van de Amerikaanse dollar tegenover het goud onder druk stond door de Vietnam-geïnspireerde overheidstekorten, moest Nixon kiezen tussen het einde van de vijandelijkheden of het einde van de goudstandaard. Hij koos voor het laatste.

In de huidige periode van zwakke groei en toenemend wantrouwen van consumenten, bedrijven en banken zou een goudstandaard in het Westen zeker leiden tot een nieuwe Grote Depressie. Ook in de jaren dertig heeft het vasthouden aan de goudstandaard het lijden van de Amerikaanse bevolking verlengd. Toen de Federal Reserve moest kiezen tussen een renteverlaging om de economie aan te zwengelen of een renteverhoging om de dollarkoppeling aan het goud te verdedigen, koos ze voor het laatste. De extra klap voor de al zwakke economie en de honderdduizenden extra werklozen waren de bluts met de buil. Of met andere woorden: de toekomst van honderdduizenden Amerikanen en de Amerikaanse economie werd geofferd op het gouden altaar dat ons zou moeten beschermen tegen feilbare politici.

De Verenigde Staten hebben vandaag overigens nog altijd een reusachtig tekort op de lopende rekening én de begroting, in combinatie met een hoge werkloosheid en ondermaatse groei. Door te pleiten voor een goudstandaard geven de Republikeinen eigenlijk toe dat centrale bankiers en politici, inclusief zijzelf, niet in staat zijn de interne en externe onevenwichten van het land op te lossen. Volgens hen kan schijnbaar alleen de koppeling aan een blinkend relikwie de Amerikaanse politiek de nodige discipline bijbrengen.

We leven echter niet meer in een wereld waarin de centrale bank gewoon maar een bijhuis is van het ministerie van Financiën en plooit naar de wensen van de politiek. Vandaag beschikken we over onafhankelijke centrale bankiers in wier doelstellingen lage en stabiele inflatie expliciet staat opgenomen. Een onafhankelijke centrale bank is de huidige goudstandaard.

De auteur is hoofdeconoom bij BNP Paribas Fortis.

PETER DE KEYZER

Door te pleiten voor een goudstandaard geven de Republikeinen eigenlijk toe dat centrale bankiers en politici, inclusief zijzelf, niet in staat zijn om de interne en externe onevenwichten op te lossen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content