De fiscus dankt Bin Laden

De Verenigde Staten trekken ten strijde tegen de financiële netwerken van de Bin Ladens van deze wereld. Voor Europese industrielanden de ultieme gelegenheid om hún oorlog te verbreden: die tegen de vluchtende belastingbetaler.

Naast een aantal regels over de bestrijding van het terrorisme _ onder meer het aanvaarden van de VN-regels terzake _ duwde de FATF er ook een richtlijn door die anonieme geldtransfers wil bestrijden. Paul O’Neill, de US Treasery Secretary (verantwoordelijk voor Financiën), wil dat de maatregelen vóór het einde van februari 2002 internationaal worden toegepast. “Als we terroristen en hun financiële netwerken willen bestrijden, mag er in de hele wereld geen enkel land zijn dat hen een vrijhaven aanbiedt,” betoogt hij. Lees: de bancaire offshorecentra worden verplicht om informatie over criminele netwerken uit te wisselen. Doen ze dat niet, dan komen ze op een zwarte lijst en volgen er eventueel sancties.

Gevaarlijk precedent

Niet iedereen is even enthousiast over deze maatregelen. Nigel Morris-Cotterill, auteur van het World Money Laundering Report, noemt de ingrepen zelfs een gevaarlijk precedent. “Hiermee maakt de VS de weg vrij voor een verregaand financieel interventionisme,” zegt hij. “Het gevaar bestaat dat in het kielzog van de veiligheidsdiensten een andere overheidsautoriteit zal volgen: de fiscus. De geheime rekeningen van Osama Bin Laden geven de regeringen wereldwijd het perfecte excuus om op de zwarte rekeningen van hun landgenoten te jagen.”

De consultant, een gewezen advocaat die ooit zélf financiële hightechconstructies opzette (zie kader: “De VS doet aan economisch terrorisme”), geeft vandaag uitleg over de bestrijding van witwasoperaties. “De VS was sinds de Republikeinse machtswissel zowat het enige westerse land dat weerstand bood tegen de progressieve hetze tegen offshorecentra,” legt hij uit. “De Britse minister van Financiën Gordon Brown tracht die centra al sinds zijn aantreden te bestrijden. De tegenkrachten moesten het onderspit delven.”

Morris-Cotterill wijst erop dat zowat alle organisaties die een beslissende stem in het witwasdebat hebben, worden gedomineerd door antiliberale krachten. “De socialisten of hun progressieve geestesgenoten domineren de Oeso, de FATF, de G7 ( nvdr – de zeven grootste industrielanden) en het Financial Stability Forum, de werkgroep van de industrielanden die de internationale geldmarkten wil sturen,” aldus Morris-Cotterill. “Ze herkauwen elkaars standpunten, maar van een vernieuwende, gezamenlijke politiek is amper sprake.”

De Brit heeft alvast gelijk in zijn betoog dat Amerikaanse conservatieve krachten tot voor kort zowat de enige hindernis vormden om een doorgedreven regelgeving op witwasserij internationaal afdwingbaar te maken. Vooral de lobbygroep Center for Freedom and Prosperity blokkeerde de strikte toepassing van de FATF-regels. Ongeveer dertig landen keurden in 2000 een (onlangs bijgewerkte) lijst goed van negentien “niet-coöperatieve landen en territoria”, die geen efficiënte maatregelen tegen witwaspraktijken nemen. Op de lijst prijken onder meer de Dominicaanse Republiek, Rusland, Israël en Nauru, een minuscuul atol in de Stille Oceaan. De internationale gemeenschap dreigt ermee die gebieden als internationale paria’s te behandelen, en financiële operaties met die landen zo goed als onmogelijk te maken. De administratie onder de vorige president Bill Clinton effende het pad voor de Amerikaanse goedkeuring van deze lijst. Ook werkten O’Neills voorganger aan een know your customer-wetgeving, waarbij bankiers verplicht werden de identiteit van de klant en de bron van zijn inkomsten te controleren.

Na de machtswissel aan de top van de Amerikaanse administratie kreeg de antiwitwaswetgeving ernstige politieke tegenstand. Die kwam vooral uit Texas, waar de lokale bankiers een hoogtechnologische financiële industrie hebben opgezet rond het beheer van geldsommen die gefortuneerde Mexicanen voor de overheid willen verbergen. Het hoeft geen betoog dat de republikeinse campagne van de Texaan George W. Bush flink werd gesteund door de banken.

Blijkbaar met succes. In juni 2001 vertelde Paul O’Neill dat de VS niet meer zou meewerken met de FATF en de Oeso, omdat de verplichte uitwisseling van financiële informatie tussen autoriteiten een inbreuk zou zijn op de soevereiniteit van de landen. Een topman van de conservatieve Hee Foundation stelde deze zomer in de Washington Post vast dat de wereldwijde oorlog tegen de offshorebanken gestorven was, “en gelukkig maar”.

Bocht van 180 graden

Na de septemberterreur maakte de regering-Bush een bocht van 180 graden. Toppolitici als attorney general John Ashcroft en zelfs O’Neill hielden een pleidooi voor een “financiële oorlog” tegen de terroristen.

Een aantal verregaande maatregelen ligt op tafel. Buitenlandse tegoeden, die via bancaire relaties in het Amerikaanse systeem terechtkomen, moeten worden geïdentificeerd. De autoriteiten die witwasactiviteiten moeten opsporen, krijgen eindelijk voldoende middelen om een vuist te maken. (Vroeger duurde het negen dagen voordat ‘verdachte’ geldbewegingen konden worden gecontroleerd). De uitbreiding van de FATF-bevoegdheden, twee weken geleden, is een logisch verlengde van die maatregelen.

De VS breidt de militaire oorlog uit naar landen die weigeren informatie te geven over geldstromen van mogelijke terroristen. Die landen zou de toegang tot de Amerikaanse financiële structuren eenvoudig worden ontzegd. Het een en ander doet Charles Intriago, de auteur van de nieuwsbrief Money Laundering Alert in het weekblad Time besluiten: “We elemineren deze landen zo van de financiële kaart. Deze wetgeving is het ultieme bloedloze wapen, even dodelijk als alles wat we op Afghanistan laten vallen.”

De financiële lobby reageert ontstemd op de gewijzigde houding van de Amerikaanse regering. Volgens Dan Mitchell, senior fellow van de conservatieve denktank Hee Foundation “wordt de agenda van de Oeso niet bepaald door de wil om terroristen te identificeren en te vangen, maar wél door de landen met een hoge fiscale druk om hun belastingregime op te dringen aan landen met lage belastingen”. Volgens hem wordt de tragedie van de WTC-aanslagen uitgebuit door degenen die er politieke voordelen uit willen halen.

Volgens professor Michael Levi, professor criminologie aan de universiteit van Cardiff, gaat die redenering niet op. Deze witwasspecialist van de Verenigde Naties en topmedewerker van Transparancy International (de organisatie die de internationale corruptie in kaart brengt) erkent dat er wel degelijk landen zijn die de witwaswetgeving willen gebruiken als een fiscale hefboom. Maar die landen haalden hun slag niet thuis. “Als de politieke agenda van de FATF werd bepaald door pogingen om belastingontwijking te vermijden, hoe komt het dan dat daarvan nergens sprake is in de documenten,” antwoordt hij aan Trends. “Het is duidelijk dat hierover geen consensus bestaat; niet bij de offshorelanden en evenmin bij sommige onshorelidstaten.”

Toch stelt hij in het algemeen vast dat de niet-transparante wereld van de financiële diensten ontegensprekelijk aan het krimpen is. Levi: “Privaatbankieren wordt een stuk minder privé.”

Werken de duimschroeven?

De financiële duimschroeven van de FATF zijn volgens Dan Mitchell van de Heritage Foundation niet werkbaar. Hij wijst erop dat het netwerk van Osama Bin Laden zich uitstrekt over Soedan, Kenia, Maleisië, Hongkong en het Verenigd Koninkrijk. “Niet één van die landen staat op de FATF-lijst,” redeneert hij terecht.

Morris-Cotterill verwijst in dit verband naar de relatieve efficiëntie van de Amerikaanse overheid, die een lijst opstelde van circa dertig organisaties en particulieren die van banden met terroristen worden verdacht. De internationale financiële gemeenschap zou de tegoeden moeten blokkeren én de transacties controleren. “Mathematisch is dat onmogelijk,” redeneert de Britse consultant. “Stel dat je vijf rekeningen hebt op naam van die personen, die acht keer een transactie uitvoerden naar een rekening en die operatie acht keer herhaalden op verschillende rekeningen. Dat brengt het totaal op 83 miljoen transacties. Wie kan dat controleren?”

Professor Levi geeft grif toe dat de aanslagen in de VS moeilijk hadden kunnen worden vermeden met strengere wetten tegen witwasserij. Hij wijst erop dat de hele operatie van de septemberterreur zo’n 200.000 dollar heeft gekost. “Dergelijke transacties hoeven trouwens niet via geheime rekeningen te gebeuren,” redeneert hij. “Zo’n geldtransport kan evengoed fysiek gebeuren of via informele circuits, zoals Hawalla ( nvdr – het interne systeem voor geldverkeer dat Pakistani internationaal hanteren).”

Toch heeft een strengere witwaswetgeving voordelen, meent de professor. Volgens hem kostte een typische witwasoperatie in het begin van de jaren tachtig zo’n 6% tot 8% van de getransfereerde bedragen. In het midden van de jaren negentig steeg die kost tot 20% per transactie.

“Het is minder makkelijk om terroristische of criminele bedragen heen en weer te schuiven,” redeneert hij. “Maar het zou te optimistisch zijn om te denken dat je een operatie van 200.000 dollar kan ontdekken, als je weet dat Citibank New York op één dag 3000 miljard dollar verhandelt.”

Hans Brockmans

“Bin Ladens geheime rekeningen geven de regeringen wereldwijd een excuus om op de zwarte rekeningen van hun landgenoten te jagen.”

“De nieuwe wetgeving op witwassen is het ultieme bloedloze wapen, even dodelijk als alles wat we op Afghanistan laten vallen.”

“De niet-transparante wereld van de financiële diensten is aan het krimpen. Privaatbankieren wordt een stuk minder privé.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content