De echte groene les van de industriepolitiek

Het gaat economisch helemaal niet goed. De regering zwoegt aan een regeerakkoord waarin de economische relance een eerste plaats moet worden toebedacht, maar produceert (voorlopig) niets concreets. Durft de nieuwe regering de ontstane ruimte benutten?

De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).

De wereldeconomie is in beweging, maar weliswaar niet altijd op een manier die prettig is of ons goed uitkomt. We nemen deel aan de indu-striële revolutie van de 21ste eeuw. De industriële revolutie van de 19de eeuw werd geprovoceerd door de massa’s goedkope landbouwproducten die Europa tegen spotprijzen vanuit de VS, Rusland en Latijns-Amerika overspoelden. Met de revolutie van vandaag overspoelen de Aziatische landen, en vooral China, het Westen met spotgoedkope industriële producten.

De Verenigde Staten besteedt 350 miljard dollar aan de militair-industriële productie. Voor dat bedrag worden lonen en winsten uitgekeerd waardoor een koopkrachtige vraag naar goederen en diensten ontstaat die bij volle tewerkstelling – zoals tot voor kort het geval was – vanuit het buitenland wordt toegeleverd. Vooral China levert goederen in ruil voor Amerikaanse dollars.

Pikant detail is dat China die dollars in belangrijke mate opspaart om de Chinese voorraad aan reservemunt uit te breiden. Amerika ruilt (dollar)papier voor échte goederen. Het is voor hen een lucratieve gewoonte geworden. Amerikaanse industriëlen en handelaars maken inderdaad op zeer grote schaal gebruik van de mogelijkheden van uitbesteding van hun productie naar het lagelonenland China. Men kan ook vaststellen dat de prijzen van verhandelbare en vooral industriële goederen in de VS (en ook in Europa) nu al een hele tijd aan een dalende tendens onderhevig zijn.

Van China wordt wel eens het beeld opgehangen van het dynamische economische wonder dat als een tweede Japan ons allen weldra voorbij zal stomen. De prozaïscher werkelijkheid is dat de groeiende Chinese economie met interne betalingsmoeilijkheden kampt die vergelijkbaar zijn met die van Rusland onder president Boris Jeltsin. De Chinese regering dwingt de Chinese banken de industriële expansie te financieren en veel van de regeringsprojecten blijken slechte investeringen te zijn met sterk negatieve kasstromen. Nu zoekt China buitenlandse financiering voor haar banken. Daarbij komt dat China politiek helemaal geen democratie is en hoofdzakelijk een geleide economie, wat onder meer blijkt uit het feit dat de wisselkoers niet vrij beweegt. Dat geldt zeker tegenover de Amerikaanse dollar, wat tot de problemen van de VS bijdraagt. Genoeg potentieel voor toekomstige heftige crisissen dus.

Gehuil, gekerm en geweeklaag. Industriële revoluties zijn vooral prachtig achteraf – daarmee bedoelen we: nadat alle aanpas-singen zich hebben voltooid en iedereen rustig kan nagenieten van wat werd bereikt. Maar onderweg naar dat hogere welvaartspeil wordt van iedereen een inspanning verwacht.

De Chinese bevolking verhuist, zonder veel georganiseerd verzet, van het platteland naar de nieuwe steden in een beweging die met vele fricties gepaard gaat. Van grote delen van de Amerikaanse bevolking wordt door het competitief proces afgedwongen dat velen werken tegen lagere lonen om hun jobs te behouden. Belgen, Fransen en andere Europeanen wordt gevraagd dat ze zich evenzeer aanpassen aan de nieuwe industriële werkelijkheid. Oude industrieën (zoals de spoorwegen) moeten inbinden, onhoudbare toestanden (zoals voorbijgestreefde pensioenafspraken) moeten worden bijgespijkerd, industrieën met potentieel moeten expansiemogelijkheden krijgen.

Het Europese gehuil, gekerm en geweeklaag is oorverdovend, en het verzet van alle soorten drukkingsgroepen – ook tegen de lichtste vormen van aanpassing en vernieuwing – is de norm. De groenen waren bij ons de speerpunt van dat verzet. Niet alles is rozengeur en maneschijn in de VS en China, maar het oude Europa komt vermoeid en zelfgenoegzaam over.

In België is het signaal van de groene kiezer bij de jongste federale verkiezingen merkwaardig en echt niet verkeerd te begrijpen. De groene kiezers zijn in vertwijfeling weggelopen van de ideeën van hun voormannen, omdat ze na vier jaar regeren door begonnen te hebben waar dit op zou uitmonden. De volgende voorbeelden komen alleen uit de groeipool Antwerpen:

Eén: de weerstand tegen het Deurganckdok ontnam alle verdere kansen op trafiekexpansie van de haven van Antwerpen.

Twee: pacifisme is heel leuk, maar de afvloei van de Navo-trafieken naar Rotterdam en de verhuizing van het Navo-hoofdkwartier naar Warschau maken het wel een zeer dure optie voor iedereen die daarbij zijn job verliest.

Drie: kernenergie roept de bekende weerstanden en bedenkingen op, maar het vertrek van de scheikundige nijverheid wegens het wegvallen van goedkope energie uit de kerncentrales betekent het einde van de industriepool Antwerpen.

Vier: milieuvervuiling en de Kyoto-normen klinken goed, maar het dichtslibben van het autoverkeer rond Antwerpen, Brussel en elders belasten de toekomst van onze vitale centra; er moeten oplossingen komen.

Vijf: kleine luchthavens blijken overal groeipolen te zijn. Waarom Deurne niet?

Of de groene kiezers zich gelukkiger zullen voelen bij de gratis-partij van Steve Stevaert is nog een andere vraag. NMBS-topman Karel Vinck heeft met zijn spoorwegplan al de weg vooruit getoond. Maar bij de politici blijkt de hoopgevende groene indu-striële boodschap zeker niet doorgedrongen. Het zou spijtig zijn als de voorbije verkiezingen een maat voor niets waren geweest.

Emiel Van Broekhoven

Of de groene kiezers zich gelukkig zullen voelen bij de gratis-partij van Steve Stevaert is nog maar de vraag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content