De dolle-cijferziekte

Het valt niet wiskundig te bewijzen, maar de aanwijzingen zijn talrijk én overtuigend : de Nationale Bank knoeit met de groeistatistieken om de regering moeilijke beslissingen te laten ontlopen. Een verhaal over irreëel cijfergegoochel.

“1 % is het kritische getal : als de reële groei beneden die 1 % zou vallen, gaat de rentesneeuwbal weer aan het rollen. Hierdoor zou een verhoging van de (al hoge) schuld/BBP-ratio ontstaan, waardoor het noodzakelijk zou worden om bijkomende besparingen of nieuwe inkomstenbronnen te zoeken.”

Zo stond er te lezen in de februari-editie van de nieuwsbrief Belgian Economy van beursmakelaar en zakenbank Petercam. De Maastricht-criteria voor de toetreding tot de Europese Monetaire Unie (EMU) eisen een schuldratio van 60 % of althans een die naar dit percentage evolueert. België sloot 1995 af op een schuldratio van rond de 135 %. In 1996 die ratio opnieuw laten toenemen, zou desastreus zijn voor de kansen van ons land om bij de EMU-startgroep te horen.

De boodschap die in de bovenstaande Petercam-zinsnede is vervat, is misschien niet direct bij de regering duidelijk aangekomen, maar wel bij de Nationale Bank van gouverneur Fons Verplaetse. Het onlangs door de NBB gelanceerde cijfer over de groei van ons BBP gedurende het laatste kwartaal van 1995 maakt immers dat het nu al zo goed als vaststaat dat we inderdaad niet onder de fatedieke 1 %-groeidrempel zullen vallen. Na negatieve cijfers in het tweede en het derde kwartaal groeide de Belgische economie volgens de NBB in het laatste kwartaal van 1995 met 1,8 % (uitgedrukt op jaarbasis).

Dit laatste BBP-kwartaalcijfer is van zeer groot belang omdat het geldt als ankerpunt voor de evolutie van het jaar daarop 1996 dus. We kunnen dit het best illustreren met een hypothetisch voorbeeld : in jaar 1 groeit de economie de eerste drie kwartalen telkens met 2 % per kwartaal en in het laatste kwartaal schiet die groei naar 6 % (het gaat telkens om groeicijfers op jaarbasis). Als nu in jaar 2 de economische activiteit elk kwartaal exact op het niveau van het laatste kwartaal van jaar 1 blijft, dan nog zal men op het einde van jaar 2 een reële economische groei van 1,5 % kunnen optekenen.

Tegen de achtergrond van dit voorbeeld kan men de volgende berekening maken. Stel, zeker niet onrealistisch, dat in het eerste kwartaal van dit jaar de economische activiteit vrij vlak bleef ten opzichte van het laatste kwartaal van 1995 en dat we in de laatste drie kwartalen van 1996 een kwartaalgroei krijgen van gemiddeld wederom op jaarbasis 2,5 %.

Door nu het groeicijfer van het laatste kwartaal van vorig jaar vast te leggen op 1,8 % krijgt men in het geschetste scenario een reële economische groei over geheel 1996 van… 1 %.

WERELDVREEMD.

Tot nog toe is er in dit verhaal eigenlijk nog helemaal niks aan de hand, behalve dan dat het door de NBB vastgelegde groeicijfer voor het vierde kwartaal van 1995 totaal onrealistisch lijkt. Hiervoor kunnen drie argumenten worden aangehaald. Ten eerste, met de fameuze 1,8 % gaat ons land compleet in tegen de trend bij onze drie belangrijkste partners, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Zoals de bijgaande grafiek Bizarre Opstoot aangeeft, begon in alle vier de landen de activiteit serieus terug te vallen in de loop van de eerste helft van 1995. In de tweede jaarhelft zette die terugval zich in de drie buurlanden door. Alleen in België kwam er in het laatste kwartaal een bijna spectaculaire heropleving. Dit is zonder meer eigenaardig.

Ten tweede, de bewering gelanceerd door de NBB naar aanleiding van het vierde kwartaalcijfer namelijk, dat het vooral de industrie is die voor de herleving zorgde staat compleet haaks op de gegevens die uit de conjunctuurindicator van diezelfde instelling konden worden gepuurd. Wie vandaag serieuze contacten onderhoudt met de industriële wereld heeft trouwens al die hocus-pocus-statistieken niet nodig om te weten dat het verhaal van een industrieel gedreven heropleving wereldvreemd klinkt. Rekent men met het veel realistischer perspectief van een economische krimp in het vierde kwartaal van 1 %, dan valt de jaargroei in 1996 terug op 0,5 % in het scenario van een vlak eerste kwartaal en een herneming vanaf het tweede kwartaal.

Ten derde, het gegoochel met de vierde-kwartaalcijfers is ons land niet vreemd. In de bijgaande grafiek kan ter zake worden verwezen naar het zeer sterke groeicijfer van het vierde kwartaal van 1994, namelijk 6,3 % op jaarbasis. Ook de drie referentielanden deden het toen meer dan behoorlijk, maar het verschil tussen die landen en België is toch nog aanzienlijk.

Bovendien heeft de NBB dat cijfer ondertussen al naar beneden herzien want aanvankelijk stond daar zelfs 7 %. Ook voor de voorgaande jaren ziet men achteraf telkens een neerwaartse herziening van het vierde kwartaalcijfer.

DOORDACHTE STRATEGIE.

De truc moge duidelijk wezen : trek de economische groei in het vierde jaarkwartaal voldoende op om zodoende in het daaropvolgende jaar een soort van mechanisch groei-effect te scheppen dat niks met de economische realiteit te maken heeft maar alles met cijfergegoochel. Het uitgangspunt is dat van de herzieningen achteraf toch geen hond wakker ligt. De finaliteit van deze zandstrooierij bestaat er gewoon in de regering begrotingsgewijs met een voldoende attractief groeivooruitzicht te laten vertrekken en op die manier moeilijke beslissingen inzake overheidsuitgaven en -inkomsten niet al te scherp te moeten stellen.

Er is ook alle reden om aan te nemen dat het hier niet om een kunst- en vliegwerk-strategie gaat. Menig conjunctuuranalist fronste de wenkbrauwen toen de NBB eerder dit jaar met nogal fors negatieve groeicijfers kwam voor zowel het tweede als het derde kwartaal. Nu het vierde kwartaalcijfer voorligt, is het duidelijk waarom die cijfers in vergelijking met die van de buurlanden eerder ongewoon negatief moesten zijn. Als men ze niet voldoende naar beneden had getrokken, zou, met een fors vierde kwartaal, het globale groeicijfer voor 1995 ridicuul hoog zijn geweest. De Nationale Bank en Fons Verplaetse hadden de waarschuwing van Petercam niet nodig, ze hadden er al op geanticipeerd.

JOHAN VAN OVERTVELDT

FONS VERPLAETSE (NATIONALE BANK) Alles mag, alles kan, als het de regering maar helpt.

NATIONALE BANK VAN BELGIE Het door de NBB vastgelegde groeicijfer voor het vierde kwartaal van 1995 1,8 % is totaal onrealistisch.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content